Ongevallenregistratie in de kinderopvang: Verantwoordelijkheden, protocollen en betekenis
juli 20, 2025
De rol van de mentor in de kinderopvang is sinds de invoering van de Wet Kinderopvang (Wet IKK) een verplichte en centrale component binnen de zorg voor jonge kinderen in Nederland. Deze mentor is niet alleen verantwoordelijk voor het toezicht op het welzijn en de ontwikkeling van het kind, maar fungeert ook als belangrijk aanspreekpunt voor ouders. In dit artikel bespreken we de verantwoordelijkheden, de structuur en de praktische toepassing van het mentorschap binnen de kinderopvang, zoals die in de huidige regelgeving en praktijk zijn ingevuld.
Elk kind dat zich in een kinderdagverblijf (KDV) of buitenschoolse opvang (BSO) bevindt, ontvangt een mentor toegewezen. Deze mentor is een pedagogisch medewerker die werkt in de groep van het kind. De mentor is verantwoordelijk voor het volgen en stimuleren van de ontwikkeling van het kind, en voor het signaleren van eventuele ontwikkelingsproblemen of achterstanden. De mentor is bovendien het aanspreekpunt voor ouders als zij vragen hebben over de ontwikkeling of het welzijn van hun kind.
Het is belangrijk om te weten dat de mentor niet per se een van de vaste gezichten van het kind hoeft te zijn. Hij of zij werkt op de groep van het kind, wat betekent dat de mentor het kind goed moet leren kennen, maar niet automatisch dagelijks betrokken hoeft te zijn bij de verzorging van het kind. Dit maakt het mogelijk dat een mentor meerdere kinderen tegelijk begeleidt, zonder dat dit wettelijk beperkt is. Er is namelijk geen maximum aantal kinderen per mentor vastgesteld in de regelgeving.
De mentor is verantwoordelijk voor het volgen van de ontwikkeling van het kind. In de dagopvang moet de mentor periodiek met de ouders bespreken hoe het kind zich ontwikkelt en hoe het zich gedraagt. Deze besprekingen kunnen bijvoorbeeld helpen bij het vroegtijdig herkennen van ontwikkelingsachterstanden of andere problemen. De exacte frequentie van deze besprekingen is niet wettelijk vastgelegd. Ouders kunnen zelf ook een gesprek aanvragen als ze vragen of zorgen hebben.
In de buitenschoolse opvang (BSO) geldt dat de mentor de ontwikkeling van het kind alleen bespreekt met de ouders als dat nodig is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de mentor zorgen heeft over de ontwikkeling of als de ouders expliciet vragen stellen. In de BSO is de mentor bovendien ook het aanspreekpunt voor het kind zelf, wat betekent dat kinderen in deze omgeving met de mentor kunnen praten over hun zorgen, gedrag of ontwikkeling.
De mentor is een belangrijk contactpunt voor ouders. Zij of hij kan vragen beantwoorden over het welzijn en de ontwikkeling van het kind. In de dagopvang is het verplicht dat de mentor regelmatig met de ouders overlegt. In de BSO is dit overleg alleen verplicht bij specifieke aanvragen van de ouders.
De manier waarop de mentor de ontwikkeling van het kind volgt en documenteert, is niet wettelijk vastgelegd. In plaats daarvan is dit afhankelijk van het pedagogisch beleidsplan van de kinderopvangorganisatie. Dit beleidsplan beschrijft hoe de organisatie de ontwikkeling van kinderen volgt, hoe bijzonderheden worden opgemerkt en hoe ouders worden betrokken bij het proces. Het plan kan ook aangeven hoe kinderen worden doorverwezen naar externe instanties, zoals een kinderarts of een psycholoog, als er sprake is van zorgwekkende ontwikkelingen.
De mentor wordt toegewezen aan een kind op basis van de groep waarin het kind zich bevindt. Als een kind in meerdere groepen zit, bijvoorbeeld in de flexibele opvang, dan is de stamgroep of basisgroep leidend voor de toewijzing van de mentor. Dit betekent dat het kind een mentor krijgt binnen de groep waar het het meeste zit. Het is niet verplicht dat de mentor een van de vaste verzorgers van het kind is, zoals eerder vermeld.
Het is de verantwoordelijkheid van de kinderopvang om aan de ouders te melden wie de mentor van hun kind is. Deze toewijzing is een wettelijke plicht van de organisatie, en ouders hebben het recht om deze informatie te ontvangen. De mentor is dus geen willekeurige medewerker, maar een specifiek toegewezen medewerker die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het kind en het contact met de ouders.
Het mentorschap in de kinderopvang is ingevoerd om de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. Dit is sinds 2018 een verplichting volgens de Wet IKK. De mentorfunctie is ontworpen als een ondersteunende rol, waarin de mentor zowel kind als ouders ondersteunt in het proces van ontwikkeling en opvoeding.
Hoewel er geen wettelijk maximum aantal kinderen per mentor is vastgelegd, is het wel belangrijk dat de mentor het kind goed kent en in staat is om de ontwikkeling te volgen. Daarom is het cruciaal dat kinderopvangorganisaties ervoor zorgen dat mentors voldoende tijd en middelen hebben om hun taken goed uit te voeren.
Er is een duidelijk verschil in de rol van de mentor tussen de dagopvang en de buitenschoolse opvang (BSO). In de dagopvang is het verplicht dat de mentor regelmatig met de ouders overlegt over de ontwikkeling van het kind. In de BSO is dit alleen verplicht bij aanvraag van de ouders of bij wens van de mentor. In de BSO fungeert de mentor bovendien als aanspreekpunt voor het kind zelf, wat een extra ondersteunende functie inhoudt.
In de BSO kan het dus gebeuren dat ouders minder contact hebben met de mentor dan in de dagopvang. Dit betekent echter niet dat de mentor minder belangrijk is. De mentor blijft verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het kind en kan eventueel signalen geven die nodig zijn voor verdere hulp of begeleiding.
In de praktijk wordt het mentorschap op verschillende manieren ingevuld, afhankelijk van de kinderopvangorganisatie. Sommige organisaties kiezen ervoor dat de mentor ook een van de vaste verzorgers van het kind is, terwijl andere kiezen voor een meer algemene aanpak waarin de mentor meerdere kinderen tegelijk begeleidt.
Het is belangrijk dat de mentor niet alleen de ontwikkeling van het kind volgt, maar ook in staat is om eventuele problemen of bijzonderheden op te merken. Als dat het geval is, moet de mentor in overleg treden met de ouders en eventueel hulp zoeken bij externe specialisten.
Het is ook de taak van de mentor om de ouders in te lichten over de manier waarop de kinderopvang de ontwikkeling van het kind volgt. Deze informatie is beschreven in het pedagogisch beleidsplan van de organisatie, en ouders kunnen dit plan indien gewenst inzien. Het beleidsplan geeft aan hoe bijzondere situaties worden behandeld, hoe ouders betrokken worden en hoe hulpverlening wordt geregeld als dat nodig is.
De mentor in de kinderopvang speelt een centrale rol in de zorg voor jonge kinderen. Hij of zij is verantwoordelijk voor het volgen van de ontwikkeling van het kind, het signaleren van eventuele problemen en het functioneren als aanspreekpunt voor ouders. In de dagopvang is het verplicht dat de mentor regelmatig met de ouders overlegt, terwijl in de buitenschoolse opvang dit alleen gebeurt bij aanvraag of wens. De mentor hoeft niet per se een van de vaste verzorgers van het kind te zijn, maar moet wel op de groep van het kind werken om het kind goed te kunnen leren kennen.
Het mentorschap is sinds 2018 verplicht volgens de Wet IKK en is bedoeld om de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. De manier waarop het mentorschap wordt ingevuld, is afhankelijk van de kinderopvangorganisatie en wordt beschreven in het pedagogisch beleidsplan. Het is belangrijk dat ouders weten wie de mentor van hun kind is en dat ze deze mentor kunnen benaderen met vragen of zorgen over de ontwikkeling van hun kind.
Het mentorschap is dus niet alleen een wettelijke verplichting, maar ook een waardevolle ondersteuning voor kinderen en ouders in de kinderopvang.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet