Het minimumloon in de kinderopvang in 2023: Salarisontwikkelingen en CAO-regelingen
juli 20, 2025
Kinderopvanginstellingen spelen een essentiële rol in de ontwikkeling van jonge kinderen. Het is van groot belang dat deze instellingen zowel hygiënisch als veilig zijn, zodat kinderen zich kunnen ontwikkelen in een gezonde en aangename omgeving. In dit artikel worden de richtlijnen en aanbevelingen voor hygiëne en veiligheid in kinderopvanginstellingen in kaart gebracht, met aandacht voor de specifieke regelgeving en praktijkrichtsnoeren die voor deze instellingen gelden. Het artikel is gebaseerd op de meest actuele en betrouwbare informatie uit de beschikbare bronnen.
De hygiënerichtlijn voor kinderopvang, die voor het laatst volledig herzien is in 2025, bevat richtsnoeren en aanbevelingen voor het voorkomen van de overdracht en verspreiding van infectieziektes binnen kinderopvanginstellingen. Hygiëne in dit context is synoniem met infectiepreventie, wat inhoudt dat ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen, parasieten en schimmels zo min mogelijk verspreid moeten worden.
Een kernaspect van de hygiënerichtlijn is persoonlijke hygiëne. Medewerkers en kinderen moeten bijvoorbeeld regelmatig hun handen wassen, vooral na het gebruik van de wc, voor het bereiden van eten en na het spelen of contact met dieren. Dit helpt om de verspreiding van ziekten te beperken. De richtlijn bevat ook instructies voor het uitvoeren van deze hygiënemaatregelen, inclusief voorbeelden van schoonmaakschema's die kunnen worden gebruikt om een overzichtelijk en consistente hygiënepraktijk te garanderen.
Naast persoonlijke hygiëne is het ook belangrijk dat de fysieke omgeving van een kinderopvanginstelling goed onderhouden wordt. De richtlijn stelt eisen aan schoonmaakpraktijken en omvat een normenlijst die als checklist of rapportageinstrument kan worden gebruikt. Deze richtlijnen zijn bedoeld voor zowel kinderdagopvang als buitenschoolse opvang.
Naast hygiëne is veiligheid een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van kinderopvang. De Verordening peuterspeelzaalwerk Haarlem, die geldend was van 2006 tot 2012, legde uitgebreide regels vast rondom de veiligheid van kinderen in peuterspeelzalen. Deze regels zijn grotendeels gebaseerd op de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en de Wet Kinderopvang (Wk), en zijn opgesteld om het welzijn van jonge kinderen te waarborgen.
Volgens de verordening moet voor elk kind minimaal 3,5 vierkante meter binnenspeelruimte beschikbaar zijn. Ook moet de buitenspeelruimte minimaal 4 vierkante meter per kind bieden. Als de buitenspeelruimte beperkt is, mag de houder een buitenspeelschema opstellen, mits dit gebeurt na overleg en met instemming van de toezichthouder. Dit helpt bij het voorkomen van overbevolking en het garanderen van een aangename speelomgeving voor de kinderen.
De verordening bepaalt dat kinderen in vaste groepen opgevangen moeten worden, met een maximum van vijftien kinderen per groep. In elke groep moeten ten minste één beroepskracht en één begeleider aanwezig zijn. Dit zorgt voor een voldoende niveau van zorg en begeleiding, wat essentieel is voor de veiligheid en het welzijn van de kinderen.
Buitenspeelruimtes moeten zodanig beveiligd zijn dat kinderen niet ongemerkt de speelruimte kunnen verlaten. Buitendeuren en vensters moeten zorgvuldig beveiligd zijn, zowel om te voorkomen dat kinderen onverwacht verdwijnen als om te zorgen dat onbevoegden niet ongemerkt de peuterspeelzaal kunnen betreden. Ruiten beneden de 1,20 meter moeten ook beveiligd zijn om het breken van ruiten en mogelijke verwondingen te voorkomen.
In de context van peuterspeelzalen wordt er regelmatig gewerkt aan een risico-inventarisatie en -beheer. Het doel is om gezondheids- en veiligheidsrisico's op te sporen en deze tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Deze methoden zijn ontwikkeld in samenwerking met diverse organisaties, waaronder het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV), en zijn bedoeld om een consistente aanpak te garanderen binnen de kinderopvangsector.
Hoewel gemeenten niet verplicht zijn om kwaliteitsregels op te stellen, wordt in veel gevallen gewenst dat er aandacht is voor kwaliteit in kinderopvang. Dit is te begrijpen gezien de kwetsbaarheid van jonge kinderen en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van gemeenten. In Haarlem is bijvoorbeeld vastgesteld dat het wenselijk is om regels te stellen ten aanzien van de kwaliteit van peuterspeelzalen.
De Verordening peuterspeelzaalwerk Haarlem is een voorbeeld van een lokale regeling die gericht is op de kwaliteit van peuterspeelzalen. Deze regeling is ontworpen om de gezondheid en veiligheid van kinderen te waarborgen en is opgesteld in overleg met diverse betrokken partijen. In 2007 werd deze regeling verstuurd aan alle Nederlandse peuterspeelzalen, gemeenten en GGD’s, en is zij ook beschikbaar via internet.
De regeling was geldig van 2006 tot 2012 en werd vervangen door de nieuwe landelijke harmonisatie. In het kader van deze harmonisatie is een streefdatum genoemd van 1 januari 2010, waarop de regeling verplicht zou worden. Deze aanpak zorgt voor een uniforme kwaliteitseis op nationaal niveau.
Een specifieke vorm van kinderopvang is de agrarische kinderopvang, waarin kinderen regelmatig contact hebben met dieren. Deze opvangvorm brengt met zich mee dat kinderen en medewerkers een groter risico lopen op infectieziektes. Om dit risico te beperken zijn er specifieke hygiënemaatregelen nodig.
Contact met dieren kan zowel direct als indirect plaatsvinden. Direct contact, zoals het knuffelen of verzorgen van dieren, en indirect contact, zoals via mest of stallingsplaatsen, kunnen leiden tot de verspreiding van ziekteverwekkers. Daarom zijn hygiënemaatregelen van groot belang.
Om het risico op zoönosen (ziektes die van dieren op mensen kunnen overgaan) te beperken, is het keurmerk Zoönosen van het GD Gezondheidsdienst voor Dieren een aanbevolen maatregel. Dit keurmerk is bedoeld voor alle dierhouders waarbij dieren contact hebben met mensen, zoals agrarische kinderopvangen, kinderboerderijen en maneges. Het keurmerk garandeert dat er een bepaalde hygiëne- en veiligheidsnorm is nageleefd.
In de kinderopvangsector is kwaliteitsborging een belangrijk aspect. De modelverordening van de VNG sluit aan bij nationale wetten en richtlijnen en biedt een kader voor het uitvoeren van kwaliteitsvolle kinderopvang. Deze verordening is een voorbeeld van hoe lokale regelgeving kan worden opgesteld in overleg met landelijke normen.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de hygiënerichtlijn ligt bij de werkgever, die direct verantwoordelijk is voor een goede hygiëne binnen de organisatie. De praktische uitvoering ligt echter vooral bij de medewerkers en de facilitaire dienst. Dit betekent dat zowel leidinggevenden als medewerkers een rol spelen in het garanderen van een hygiënische en veilige omgeving.
Om de kwaliteit van de hygiëne en veiligheid te controleren, kunnen medewerkers gebruikmaken van een checklist of rapportageinstrument. Deze tools helpen bij het identificeren van mogelijke verbeterpunten en het waarborgen van een consistente aanpak.
Kinderopvanginstellingen moeten zorgen voor een hygiënische, veilige en kwalitatief goede omgeving voor jonge kinderen. Hygiëne en veiligheid zijn kernaspecten van de kwaliteit van kinderopvang en vormen de basis voor een positieve ontwikkeling van kinderen in de voorschoolse leeftijd. Richtlijnen en regelgeving, zoals de hygiënerichtlijn voor kinderopvang en de Verordening peuterspeelzaalwerk, stellen duidelijke eisen en aanbevelingen voor het uitvoeren van kinderopvang. Het is van belang dat zowel werkgevers als medewerkers zich bewust zijn van deze eisen en deze in de praktijk toepassen. Door een consistente aanpak van hygiëne, veiligheid en kwaliteitsborging kan worden bijgedragen aan het welzijn van kinderen en het vertrouwen van ouders in de kinderopvangsector.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet