Kindervoorzieningen in de wijk Zielhorst: een overzicht van kinderopvang en educatieve aanbod
juli 19, 2025
In Nederland is de rol van kinderopvang en voorschoolse voorzieningen zoals peuterspeelzalen van groet belang voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Deze instellingen zorgen niet alleen voor verzorging en opvoeding, maar ook voor vroegtijdige signalering van ontwikkelingsachterstanden en het stimuleren van een positieve groei. In de afgelopen jaren zijn er verschillende initiatieven en onderzoeken gestart om deze kwaliteit van kinderopvang te versterken. Een van de opvallende ontwikkelingen is de samenwerking tussen peuterspeelzalen en wetenschappelijke instellingen zoals het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Deze samenwerking richt zich op het onderzoek naar kinderontwikkeling en het testen van innovatieve pedagogische methoden.
Peuterspeelzalen en kinderopvangcentra spelen een essentiële rol in de vroege jeugd zorg. Ze zijn niet alleen een opvangoplossing voor jonge kinderen, maar ook een belangrijk onderdeel van het bredere zorgnetwerk voor kinderen en jongeren. In de context van de Wet Onderwijs Kansen en Educatie (Wet OKE), is het doel van deze instellingen om kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling, zowel emotioneel als cognitief. Daarnaast is het een doel om vroegtijdige signalering van ontwikkelingsachterstanden mogelijk te maken, zodat deze op tijd kunnen worden aangepakt.
Een van de opmerkelijke ontwikkelingen is de samenwerking tussen peuterspeelzalen en wetenschappelijke onderzoeksinstituten. In dit artikel wordt ingegaan op de samenwerking tussen de peuterspeelzalen en het UMCG, waarbij de methode Floortime centraal staat. Deze methode wordt momenteel onderzocht op haar geschiktheid voor de voorschoolse opvangsector.
De Stichting Peuterspeelzalen wil onderzoeken of de methode Floortime, die momenteel wordt toegepast door NOVO Jeugd, ook geschikt is voor de peuterspeelzalen. Deze methode is gericht op het stimuleren van de eigen ontwikkelkracht van het kind. Hierbij wordt een extra rijke ervaringsomgeving aangeboden, waarin kinderen via speels begeleiden kunnen groeien. Leidsters van de peuterspeelzalen worden getraind en begeleid in het werken met deze methode.
Het onderzoek, dat wordt uitgevoerd in samenwerking met het UMCG (afdeling Keel, Neus en Oorheelkunde), de Rijks Universiteit Groningen (RUG) en NOVO Jeugd, is van wetenschappelijke aard en heeft als doel om te bepalen of Floortime een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van peuters. De pilotfase van het onderzoek loopt minimaal een jaar, en wordt opgestart in één of meerdere speelzalen in de gemeente. Voor deelname aan het project zullen de peuterspeelzalen ontheffing vragen voor het uitvoeren van een VVE-programma bij het ministerie van OCW.
De methode Floortime is ontwikkeld door het NOVO Jeugd programma en richt zich op het stimuleren van de emotionele, sociale en cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen. In tegenstelling tot traditionele pedagogische methoden, waarbij de begeleider de leiding heeft, is Floortime een kindgerichte aanpak. Hierbij wordt de leidster of begeleider actief betrokken bij de spelactiviteiten van het kind, waarbij de kinderen bepalen welke activiteiten worden uitgevoerd. Deze methode streeft ernaar om de intrinsieke motivatie van het kind te benutten om de eigen ontwikkeling te stimuleren.
De methode is al in gebruik bij NOVO Jeugd en heeft zich bewezen als een effectieve aanpak voor kinderen met ontwikkelingsachterstanden. Door de samenwerking met peuterspeelzalen wil men onderzoeken of deze methode ook geschikt is voor de bredere groep van peuters in voorschoolse opvang. In het kader van het onderzoek zullen leidsters van de peuterspeelzalen getraind worden in het werken met Floortime.
De methode Floortime is gericht op de doelgroep van Vroeg Voortijdig Educatieve (VVE) programma’s. Deze doelgroep bestaat uit kinderen die vroegtijdig signalen vertonen van ontwikkelingsachterstanden. In de peuterspeelzalen wordt gebruikgemaakt van het kindvolgsysteem Pravoo, waarmee ontwikkelingsachterstanden vroegtijdig in beeld kunnen worden gebracht. Deze systemen spelen een belangrijke rol in de monitoring en signalering van ontwikkelingsachterstanden.
De peuterspeelzalen werken nauw samen met het ZorgAdviesTeam, dat een signaleringsfunctie vervult op casusniveau en een coördinatiefunctie heeft ten aanzien van de hulpverlenende instanties rondom een kind of gezin. Binnen deze structuur is er een intern begeleider (ib-er) aangesteld, die leidsters kan ondersteunen bij het werken met kinderen met ontwikkelingsachterstanden. Deze ib-er is ook het aanspreekpunt voor externe zorgstructuren en helpt bij de overdracht naar de juiste zorginstanties.
De kwaliteit van kinderopvang is een belangrijk onderwerp in de huidige beleidsontwikkelingen. De gemeente streeft naar voorschoolse voorzieningen die voldoen aan de landelijke wet- en regelgeving, zoals omschreven in de Wet OKE. De Wet OKE bevat kwaliteitsartikelen over pedagogisch beleid, pedagogische praktijk, veiligheid, gezondheid, medezeggenschap van ouders en taalgebruik. Daarnaast zijn er kwaliteitsvoorschriften voor het aantal kinderen per leidster en de opleidingseisen voor beroepskrachten.
Binnen de gemeente is er ook aandacht voor de spreiding en bereikbaarheid van kinderopvanglocaties. Het doel is om zowel peuterspeelzalen als kinderopvangcentra verspreid over de gemeente aan te bieden, zodat kinderen van 2 tot 4 jaar een toegankelijke opvangmogelijkheid hebben. De gemeente hanteert ambitieniveaus voor de uitvoering van peuterspeelzaalwerk, zoals omschreven in de handreiking van de VNG.
Peuterspeelzalen en kinderopvangcentra zijn aangemeld bij de Verwijsindex Zorg voor Jeugd Groningen. Hierdoor kunnen signalen over kinderen die gebruik maken van deze voorzieningen snel en doelgericht binnenkomen bij de juiste instanties. Deze coördinatie is van belang om kinderen met ontwikkelingsachterstanden op tijd te kunnen ondersteunen.
Binnen de gemeente is een werkgroep gestart met ib-ers en het basisonderwijs, op initiatief van de peuterspeelzalen. Deze groep zorgt voor een betere samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs. In sommige gemeenten wordt gewerkt aan de realisatie van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), waarbij peuterspeelzalen en kinderopvang een belangrijke rol spelen. Deze voorzieningen zijn belangrijke vindplaatsen voor kinderen en gezinnen en zullen in de toekomst verder betrokken worden bij de ontwikkelingen rondom CJG’s.
Hoewel de samenwerking tussen peuterspeelzalen en wetenschappelijke instellingen veelbelovend is, zijn er ook uitdagingen. De peuterspeelzalen hebben de afgelopen jaren te maken met een terugloop in het aantal groepen, onder andere door krimpende bevolkingsaantallen en het feit dat meer ouders kiezen voor kinderopvang in plaats van peuterspeelzalen. De gemeente streeft naar een goede spreiding van voorzieningen en wil zorg dragen voor de toegankelijkheid en leefbaarheid in de gemeente.
Daarnaast is er een kwaliteitsbeleid opgesteld dat gericht is op het behouden en verhogen van het ambitiesniveau van de peuterspeelzalen. Dit ambitiesniveau, zoals omschreven in de handreiking van de VNG, stelt eisen aan het pedagogisch beleid, de organisatie en het functioneren van de instellingen.
De samenwerking tussen peuterspeelzalen en wetenschappelijke instellingen zoals het UMCG is een belangrijke stap in de versterking van de kwaliteit van kinderopvang. Het onderzoek naar de methode Floortime biedt de mogelijkheid om nieuwe inzichten te verkrijgen over de effectiviteit van kindgerichte pedagogische aanpakken in de voorschoolse opvangsector. Deze samenwerking kan leiden tot betere ondersteuning van kinderen met ontwikkelingsachterstanden en een versterking van de vroege signalering en monitoring.
Buiten deze onderzoeksinitiatieven is het ook belangrijk om rekening te houden met de uitdagingen rondom krimp en spreiding van voorzieningen. De gemeente streeft naar een duurzame en toegankelijke kinderopvangstructuur, die aansluit bij de landelijke beleidslijnen en wetgeving. Door samenwerking met zorgstructuren, onderwijsinstellingen en wetenschappelijke onderzoeksinstituten kan de kwaliteit van kinderopvang blijven verbeteren en de ontwikkeling van jonge kinderen positief worden beïnvloed.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet