Kinderopvang in Hengelo (Gld): Vormen, Aanbod en Beschikbaarheid
juli 18, 2025
Het faillissement van Estro, de grootste kinderopvangorganisatie in Nederland, heeft een brede echo gewekt in de maatschappij. De instorting van een dergelijke marktleider roept vragen op over de toekomst van kinderopvang in Nederland, de betrouwbaarheid van investeerders en het beleid rondom kinderopvang. In dit artikel worden de feiten, gevolgen en reacties op het faillissement van Estro besproken, op basis van de beschikbare informatie uit betrouwbare bronnen.
Estro, vroeger bekend onder de namen Catalpa en Smallsteps, is in juli 2014 failliet gegaan. Het bedrijf had op dat moment ongeveer 380 vestigingen en was verantwoordelijk voor de opvang van duizenden kinderen. Na het faillissement werd bekendgemaakt dat een Brits investeerdersfonds, H.I.G. Capital, twee derde van de vestigingen zou overnemen en een doorstart zou maken onder de naam Smallsteps. De overige 130 locaties en 1000 medewerkers bleven in onzekerheid.
Tot 31 juli 2014 was de opvang van kinderen nog gegarandeerd. Daarna was de toekomst voor deze locaties en medewerkers onduidelijk. Voor ouders betekende dit een plotselinge verandering in de opvangsituatie, terwijl voor medewerkers de vraag opkwam of hun baan nog veilig was.
Een belangrijke factor die bijgedragen heeft aan het faillissement was het wanbeleid bij de overname van Catalpa in 2010 door een Amerikaans investeringsfonds. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam concludeerde in 2014 dat er sprake was geweest van wanbeleid bij deze overname. Dit betekent dat er fouten zijn gemaakt in de manier waarop het bedrijf werd geleid en beheerd na de overname.
Daarnaast ontving de top van Estro, kort voor het faillissement, aanzienlijke bonussen. Bestuursvoorzitter Jean-Pierre Bienfait ontving in april 2013 een bonus van ruim 41.000 euro over 2013, en financieel directeur Kris Geysels kreeg een bonus van ruim 33.000 euro. Ook andere leden van de top ontvingen bonussen. Deze actie kreeg veel kritiek vanuit de maatschappij en vakorganisaties, die vonden dat de prioriteit moest liggen bij het behouden van banen en de opvang van kinderen, niet bij het uitkeren van beloningen aan directeuren.
Het faillissement had directe gevolgen voor de betrokken kinderen en ouders. Velen stonden plotseling voor de vraag of ze hun kind op een andere locatie moesten inschrijven. Voor ouders was dit een ongemakkelijke situatie, vooral in tijden van hoge druk in de kinderopvangsector. Stichting Boink, een belangenvereniging van ouders in de kinderopvang, meldde dat er veel teleurstelling en ongerustheid waren bij ouders die gebruikmaakten van Estro. De organisatie vroeg aan de overheid om bezuinigingen op de kinderopvang terug te draaien om zo de sector te stabiliseren.
Voor de medewerkers was het faillissement ook een schok. Veel van hen werkten jarenlang bij Estro en hadden vertrouwen in de organisatie. Het feit dat de top van Estro toch nog bonussen ontving, terwijl medewerkers bang waren voor hun baan, versterkte het gevoel van onrechtvaardigheid. Volgens Abvakabo FNV was dit voor ouders en kinderen "een grote klap", die niet alleen emotioneel, maar ook praktisch gevolgen had.
De overnamegeschiedenis van Estro illustreert ook de rol van private equity in de Nederlandse kinderopvangsector. Estro is eerst overgenomen door buitenlandse investeerders in 2010, waarna Catalpa veranderde in Estro. Later kwam H.I.G. Capital in beeld en Onex, een ander private equity-fonds, kreeg de controle over het bedrijf. Deze geschiedenis werd door media zoals De Telegraaf als "dubieus" beschouwd. De schommeling van eigenaars en de focus op winstgevendheid in plaats van op het welzijn van kinderen en medewerkers, zorgde voor veel kritiek.
De rol van private equity in de kinderopvangsector werd ook aan de kaak gesteld in de media. Volgens kritische analyses kan het streven naar winstleidend bestuur leiden tot bezuinigingen op personeel, kwaliteit van de opvang en infrastructuur. In het geval van Estro leidde dit mogelijk tot instabiliteit en uiteindelijk tot het faillissement.
Na het faillissement bleef de toekomst van de kinderopvangsector in het gedrang. Volgens brancheorganisatie Kinderopvang was de sector in die tijd nog steeds in crisis. Lex Staal, directeur van Kinderopvang, merkte op dat het niet waar was dat de crisis voorbij was, zoals minister van Financiën destijds had aangekondigd. De vraag naar kinderopvang was gedaald, en ouders hielden hun kinderen vaker thuis, wat extra druk veroorzaakte op de beschikbare opvangplekken.
De sector stond ook voor een belangrijke keuze: moest men kiezen voor een kindcentra-achtige aanpak, waarbij de focus ligt op kinderwens en betrokken ouders, of moest men verder investeren in commerciële oplossingen? Volgens kritische stemmen was er behoefte aan een nieuw stelsel dat beter aansloot bij de behoeften van kinderen en ouders.
Het faillissement van Estro was meer dan alleen een bedrijfskwestie. Het was een reflectie van de brede problemen binnen de Nederlandse kinderopvangsector, van het beleid tot de rol van private equity en de vraag naar kwaliteit en toegankelijkheid. Het geval van Estro benadrukte de noodzaak voor een herwaardering van het beleid rondom kinderopvang, met een sterke focus op duurzaamheid, kwaliteit en de belangen van kinderen en ouders. De gebeurtenis roept vragen op over de toekomst van de sector en de noodzaak om een stelsel te ontwikkelen dat beter aansluit bij de maatschappelijke verwachtingen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet