Gelovige opvoeding en indoctrinatie: Wat betekent dit voor kinderen?
juli 6, 2025
Lichamelijke opvoeding, ook wel bewegingsonderwijs genoemd, speelt een cruciale rol in het onderwijs van jonge kinderen. Het is een vak dat gericht is op het ontwikkelen van fysieke vaardigheden, het stimuleren van gezondheid en het leren samenwerken. In Nederland is lichamelijke opvoeding verplicht in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, maar niet in het volwassenonderwijs. Het doel van lichamelijke opvoeding is om leerlingen een bredere kijk te geven op beweging en sport, zodat ze zich beter kunnen oriënteren in de bewegingscultuur en hun eigen bewegingsmogelijkheden kunnen inschatten.
Het hoofddoel van lichamelijke opvoeding is om leerlingen te leren bewegen en hun fysieke vaardigheden te ontwikkelen. Hierbij staat zowel de kwaliteit van bewegen als het realiseren van kerndoelen centraal. In het primair onderwijs is het doel om kinderen beter te leren bewegen, zodat ze zich op een veilige en gezonde manier kunnen ontwikkelen. In het voortgezet onderwijs wordt het doel uitgebreider: leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deel te nemen, afspraken te maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden in te schatten en daarmee bij activiteiten rekening te houden.
Lichamelijke opvoeding heeft niet alleen invloed op de lichamelijke gezondheid, maar ook op cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele vaardigheden. Er komt steeds meer wetenschappelijk bewijs dat fysieke activiteit ook het cognitief functioneren en de schoolprestaties positief kan beïnvloeden. Bewegen is goed voor meer dan enkel een gezond lichaam en veel plezier. Daarnaast is het belangrijk om te weten dat regelmatige beweging een positieve invloed heeft op de fysieke ontwikkeling, zelfvertrouwen en het gedrag van kinderen.
Kinderen die regelmatig bewegen, gaan effectiever met informatie om. Ze kunnen deze informatie makkelijker filteren, zijn beter in staat snel te wisselen tussen taken en kunnen gemakkelijker beslissingen nemen. Daarbij gaat het ze makkelijker af om prioriteiten te stellen aan taken en zich op één specifieke taak te richten. Na het sporten zijn de hersenen namelijk actiever dan wanneer je de hele dag stil zit. Actieve kinderen halen op de lange termijn bovendien hogere cijfers op school en zijn beter in taal en rekenen. Niet zo gek, want hun geheugen verbetert na enkele maanden regelmatig bewegen.
Om lichamelijke opvoeding te mogen geven, is het belangrijk om de juiste bevoegdheden en opleidingen te hebben. In het primair onderwijs is een pabo-diploma nodig, waarmee leerkrachten in het primair onderwijs bevoegd zijn om bewegingsonderwijs te geven. Voor leerlingen vanaf zeven jaar geldt een speciale opleiding, namelijk de leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs. Deze opleiding richt zich op ambitieuze afgestudeerde Pabo leerkrachten in het primair onderwijs die een veilige, belevingsvolle en betekenisvolle invulling willen geven aan het bewegingsonderwijs binnen hun eigen organisatie.
In het voortgezet onderwijs is een leerkracht ook bevoegd bij het in bezit zijn van een akte J of een MO-P akte. Deze akten geven bevoegdheid voor het geven van lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs, speciaal onderwijs en vmbo. Een mbo-getuigschrift Sport en Bewegen geeft geen bevoegdheid tot het geven van bewegingsonderwijs, maar wel bevoegdheid tot bijvoorbeeld lerarenondersteuner in het bewegingsonderwijs.
In het basisonderwijs wordt er op de meeste scholen twee uur per week lichamelijke opvoeding gegeven. Op de middelbare school verschilt het aantal uur lichamelijke opvoeding per niveau. Volgens de Onderwijsinspectie moet een leerling in het vmbo 2,5 uur per week lichamelijke opvoeding krijgen. Op de havo is dit 2,2 uur en op het vwo is dit 2 uur. Om dit mooi in het lesrooster te krijgen wordt er iets met deze aantallen gespeeld. Zo kan een leerling in het vmbo in het ene jaar meer uren lichamelijke opvoeding hebben dan in het andere. Op deze manier blijft het gemiddelde behouden.
Sinds 2023-2024 zijn basisscholen verplicht om 2 lesuren bewegingsonderwijs te geven. Dit is een belangrijke maatregel om ervoor te zorgen dat kinderen voldoende bewegen en hun lichaamsgewrichten, spieren en conditie ontwikkelen.
Bewegingsonderwijs speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de fysieke vaardigheden van kinderen. Het lichaam is opgebouwd uit verschillende gewrichten, waaronder de heupen, knieën, polsen en enkels. Deze gewrichten zorgen voor beweging en flexibiliteit. Door regelmatig te bewegen, wordt de bewegingsvaardigheid van kinderen gestimuleerd en ontwikkelen ze hun motorische vaardigheden.
Kinderen leren in het bewegingsonderwijs verschillende bewegingen uitvoeren, zoals balanceren, klimmen, zwaaien, over de kop gaan, springen, hardlopen, mikken, jongleren, doelspelen, tikspelen, stoeispelen en bewegen op muziek. Deze activiteiten helpen bij het ontwikkelen van coördinatie, evenwicht, kracht en snelheid.
Bewegingsonderwijs is ook gericht op het leren samenwerken en het ontwikkelen van sociaal-emotionele vaardigheden. Tijdens gymlessen speelt samenwerking een grote rol. Sportief en eerlijk spelen wordt gestimuleerd. Kinderen leren om met elkaar om te gaan, afspraken te maken en hun eigen bewegingsmogelijkheden in te schatten.
Bij het leren bewegen, leren kinderen ook om te werken in groepjes, taken te verdelen en te wisselen. Ze leren hulpverlenen bij een activiteit en reflecteren over hun eigen handelen. Dit helpt bij het opbouwen van verantwoordelijkheid, respect en samenwerking.
Voor lichamelijke opvoeding bestaan vaak kledingvoorschriften of schooluniformen. Dit zorgt ervoor dat alle leerlingen veilig en goed kunnen sporten. Gymkleding moeten door de ouders van de leerling worden aangeschaft. Ook moeten zij deze thuis wassen. Dit bestaat meestal uit:
Het sporten in de normale kleding is meestal niet toegestaan. Voor en na de gymles is er tijd of om te kleden.
Om lichamelijke opvoeding te mogen geven, is het belangrijk om de juiste bevoegdheden en opleidingen te hebben. In het primair onderwijs is een pabo-diploma nodig, waarmee leerkrachten in het primair onderwijs bevoegd zijn om bewegingsonderwijs te geven. Voor leerlingen vanaf zeven jaar geldt een speciale opleiding, namelijk de leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs. Deze opleiding richt zich op ambitieuze afgestudeerde Pabo leerkrachten in het primair onderwijs die een veilige, belevingsvolle en betekenisvolle invulling willen geven aan het bewegingsonderwijs binnen hun eigen organisatie.
In het voortgezet onderwijs is een leerkracht ook bevoegd bij het in bezit zijn van een akte J of een MO-P akte. Deze akten geven bevoegdheid voor het geven van lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs, speciaal onderwijs en vmbo. Een mbo-getuigschrift Sport en Bewegen geeft geen bevoegdheid tot het geven van bewegingsonderwijs, maar wel bevoegdheid tot bijvoorbeeld lerarenondersteuner in het bewegingsonderwijs.
Lichamelijke opvoeding is een belangrijk onderdeel van het onderwijs en speelt een cruciale rol in het ontwikkelen van de fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden van kinderen. Het doel van lichamelijke opvoeding is om leerlingen te leren bewegen en hun fysieke vaardigheden te ontwikkelen. Daarnaast is het belangrijk om te weten dat regelmatige beweging een positieve invloed heeft op de fysieke ontwikkeling, zelfvertrouwen en het gedrag van kinderen. Door de juiste bevoegdheden en opleidingen te hebben, kunnen leerkrachten ervoor zorgen dat kinderen voldoende bewegen en hun lichaamsgewrichten, spieren en conditie ontwikkelen. Het is daarom belangrijk dat scholen, ouders en de samenleving samenwerken om een gezonde leefstijl te stimuleren en kinderen te ondersteunen bij hun ontwikkeling.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet