Geloof, opvoeding en de Verlichting: Een overzicht van de invloed op de jeugd
juli 6, 2025
In de gymles is het belangrijk dat iedere leerling op zijn of haar eigen niveau kan werken. Dit noemt men differentiatie. Differentiatie houdt in dat de leerkracht het onderwijs aanpast aan de verschillen tussen leerlingen. Dit kan op verschillende manieren. In dit artikel worden de belangrijkste vormen van differentiatie in de gymles besproken, met name de methoden van differentiëren op klassikaal niveau, op individueel niveau en het gebruik van impliciete leermethoden. Ook wordt er aandacht besteed aan het handboek “Iedereen Sport op Maat” en aan de rol van de leerkracht bij het differentiëren.
Bij differentiatie op klassikaal niveau gaat het erom dat de leerkracht ervoor zorgt dat alle leerlingen plezier kunnen ervaren tijdens de gymles. Hierbij is het belangrijk dat de docent aansluit bij de vaardigheden van de leerlingen. Ondanks het feit dat er grote verschillen zijn in vaardigheden tussen verschillende klassen, is het mogelijk om dezelfde oefeningen of thema’s te gebruiken. De docent past de instructies en oefeningen aan, zodat iedereen mee kan doen.
Voorbeelden van tips zijn: gebruik bij kinderen met een laag cognitief niveau een korte uitleg met aanvullend een voorbeeld. Veel informatie in één keer komt vaak niet goed binnen. Voeg extra elementen aan een spel toe wanneer de hele klas hier aan toe is. Impliciet leren is vaak beter te begrijpen en makkelijker toe te passen voor de leerlingen dan een lange expliciete uitleg. Dit betekent dat kinderen vooral door te doen leren, in plaats van veel uitleg te krijgen.
Bijvoorbeeld: als de klas er nog niet aan toe is om een volleybalspel te spelen met een echte volleybal, kunnen de verschillende manieren om de bal te spelen ook met een ballon of ballonbal worden geoefend. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat iedereen mee kan doen, ongeacht hun niveau.
Naast grote verschillen tussen klassen zijn er ook vaak binnen klassen grote verschillen in het motorische en cognitieve niveau van de leerlingen te zien. Bijvoorbeeld: gymlessen waar leerlingen zonder grote motorische problemen samen gymmen met leerlingen die afhankelijk zijn van een elektrische rolstoel. Ook in deze situatie moeten gymdocenten ervoor zorgen dat iedereen met plezier en succes kan deelnemen aan de les.
Tips om dit te bereiken zijn: geef bij één activiteit op verschillende manieren aanwijzingen, zodat bijna iedereen er wel iets uit oppikt. Zorg dat er verschillende materialen beschikbaar zijn om de oefening mee uit te voeren, zodat leerlingen zelf kunnen kiezen en ervaren waar ze het beste mee uit de voeten kunnen. Voorbeeld van verschillende routes om rolstoelvaardigheden te oefenen. Deze oefening is terug te vinden in onze mediakaarten.
Bij impliciete leermethoden leren kinderen voornamelijk door te doen en is de kennis die ze opbouwen of krijgen over de beweging minimaal. De nadruk ligt veel minder op de ideale bewegingsuitvoering, maar veel meer op het idee dat iedereen een oefening of beweging op zijn of haar eigen manier kan uitvoeren.
In het handboek “Iedereen Sport op Maat” worden vier vormen van impliciet leren gebruikt. Deze zijn: foutloos leren, differentieel leren, analogie en externe focus van aandacht.
Bij foutloos leren wordt de oefening zo ingericht dat het voor ieder kind mogelijk is om succes te behalen. Naast deze succeservaring zorgt het minimaliseren van het aantal fouten er ook voor dat je minder hoeft te corrigeren en dus minder kennis hoeft op te bouwen.
Bij differentieel leren wordt de leerling aangemoedigd om met verschillende soorten materialen te oefenen of een beweging of oefening op verschillende manieren uit te voeren. Hiermee leren leerlingen wat bij hun past om het doel te behalen.
Bij analogie wordt een beweging of oefening uitgelegd aan de hand van een metafoor. Doordat de beeldspraak goed aansluit bij de kinderen is dit makkelijker te onthouden dan alle losse stappen waar een beweging uit bestaat.
Bij externe focus van aandacht is de instructie gericht op het doel van een beweging in plaats van op de bewegingen van het lichaam zelf. Hiermee zijn kinderen niet bezig met hoe ze precies iets moeten doen, maar meer met het resultaat.
Het handboek “Iedereen Sport op Maat” is ontwikkeld in het onderzoekprogramma Meedoen met Sport, met dank aan FNO. Het handboek bevat dertien sporten en algemene beweegvaardigheden waarvoor oefeningen en spellen zijn beschreven. Het handboek is bedoeld voor de gymdocent en helpt bij het differentiëren in de gymles. De voorbeelden voor de verschillende impliciete instructiemethodes kunnen direct worden ingezet of worden gebruikt ter inspiratie, om op verschillende manieren aanwijzingen te geven. De tips voor foutloos leren kunnen worden toegepast om een oefening van makkelijk naar moeilijk op te bouwen. Tips voor differentieel leren kunnen juist worden gebruikt om leerlingen een beweging of oefening op hun eigen manier te laten uitvoeren.
De leerkracht speelt een cruciale rol bij het differentiëren in de gymles. Ze moet ervoor zorgen dat iedere leerling op zijn of haar eigen niveau kan werken. Dit kan op verschillende manieren. De leerkracht moet bijvoorbeeld de instructie aanpassen, materialen beschikbaar stellen of de opdrachten veranderen. Ook is het belangrijk dat de leerkracht in de gaten houdt of de differentiatie per leerling nog passend is.
De leerkracht moet ook rekening houden met de verschillen in niveau en onderwijsbehoeften van de leerlingen. Dit kan op verschillende manieren. De leerkracht kan bijvoorbeeld kiezen voor convergente of divergente differentiatie. Bij convergente differentiatie is er een minimumdoel voor de groep als geheel. Om alle leerlingen dit minimumdoel te laten behalen, gebruikt de leerkracht verschillende vormen van differentiatie. Er wordt gedifferentieerd naar niveau, leefstijl en tempo.
Bij divergente differentiatie is er geen minimumdoel, maar wel een breed aanbod van activiteiten. De leerlingen kiezen zelf wat ze willen doen. Dit is vooral geschikt voor leerlingen met een hoger niveau. De leerkracht moet ook rekening houden met de verschillen in niveau en onderwijsbehoeften van de leerlingen.
Differentiatie in de gymles is belangrijk om ervoor te zorgen dat iedere leerling op zijn of haar eigen niveau kan werken. Dit kan op verschillende manieren. Bij differentiatie op klassikaal niveau gaat het erom dat de leerkracht aansluit bij de vaardigheden van de leerlingen. Bij differentiatie op individueel niveau is het belangrijk dat de docent rekening houdt met de verschillen in niveau en onderwijsbehoeften van de leerlingen.
De leerkracht speelt een cruciale rol bij het differentiëren in de gymles. Ze moet ervoor zorgen dat iedere leerling op zijn of haar eigen niveau kan werken. Dit kan op verschillende manieren. Het handboek “Iedereen Sport op Maat” helpt bij het differentiëren in de gymles. De leerkracht moet ook rekening houden met de verschillen in niveau en onderwijsbehoeften van de leerlingen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet