Invloed van religieuze opvoeding op het gedrag en welzzijn van kinderen
juli 6, 2025
De evolutietheorie van Charles Darwin heeft niet alleen de biologie, maar ook de psychologie, pedagogiek en opvoeding beïnvloed. In het licht van de opvoedingsfilosofieën van de 18e eeuw en de moderne visie op kindontwikkeling, is de biologische antropologie een belangrijk onderdeel geworden dat het verschijnsel van de menselijke evolutie benadruidt. In dit artikel wordt de betekenis van de antropogenese – de evolutie van de mens – uitgelegd en worden de gevolgen voor de opvoeding en het kinderonderwijs besproken. De informatie is gebaseerd op gegevens uit bronnen zoals de samenvatting van Darwin, Geschiedenis en Opvoeding van Koops, Levering e.a., en andere relevante bronnen.
De evolutietheorie van Darwin, die op basis van natuurlijke selectie en variatie werkt, heeft ook de opvoeding beïnvloed. De antropogenese, oftewel de ontwikkeling van de menselijke soort, is een kernbegrip in de biologische antropologie. Deze theorie benadruidt dat het verschijnsel van de mens niet losstaat van de evolutie van dieren, maar dat de mens een unieke positie inneemt door zijn bewustzijn en zelfbewustzijn. Deze visie beïnvloedde ook de pedagogische benaderingen, met name in de 18e eeuw, waarin opvoeding werd gezien als een proces dat het kind op een natuurlijke manier moest begeleiden.
De evolutietheorie van Darwin, die in 1859 werd gepubliceerd, legde de basis voor het begrip van hoe soorten zich aanpassen aan hun omgeving. Dit concept beïnvloedde ook de opvoeding. Volgens de biologische antropologie is een kind een animal educandum, ofwel een op te leiden dier. Dit betekent dat kinderen op een bepaalde manier in de natuur geplaatst moeten worden, zodat ze zich kunnen ontwikkelen op basis van hun eigen natuurlijke driften.
In de 18e eeuw werden er nieuwe ideeën over opvoeding geïntroduceerd, zoals in het werk van Jean-Jacques Rousseau, die stelde dat kinderen uit zichzelf goed zijn en dat de opvoeding hen moest helpen hun natuurlijke ontwikkeling te volgen. Dit idee werd opgenomen in de hedendaagse opvoeding, waarin de nadruk ligt op het ontdekken van het kind en het respect voor zijn natuurlijke ontwikkeling.
De biologische antropologie benadruidt dat het verschijnsel van de mens niet losstaat van de evolutie van dieren, maar dat de mens een unieke positie inneemt door zijn bewustzijn en zelfbewustzijn. Volgens Scheler hebben zowel planten, dieren als mensen een gevoelsdrang, maar alleen dieren en mensen hebben een bepaalde mate van bewustzijn. De mens is in staat om zijn natuurlijke driften te bepalen en heeft een onderscheidend vermogen.
In de biologische antropologie wordt ook aangegeven dat het verschijnsel van de mens een unieke positie inneemt. De mens leeft in een open wereld met verschillende betekenissen die hij zelf kan bepalen. Dieren daarentegen leven in een gesloten wereld, waarin hun gedrag bepaald wordt door hun natuurlijke driften. Dit verschil maakt dat de mens zich van dieren onderscheidt.
De antropogenese, oftewel de ontwikkeling van de menselijke soort, is een kernbegrip in de biologische antropologie. Deze term verwijst naar de evolutie van de mens vanuit het dierenrijk. Volgens de antropogenese ontwikkelde de mens zich vanuit een dierlijke vorm naar een bewustzijn dat zich onderscheidt van dat van dieren. Dit proces begon met de kosmogenese, de biogenese en de noögenese, die respectievelijk het ontstaan van het universum, de sprongmutatie van levenloze tot levende materie en de sprongmutatie naar zelfbewustzijn betreffen.
In de moderne visie op de mens is de antropogenese een belangrijk begrip geworden. Volgens de filosoof Sloterdijk is de mens niet alleen een product van evolutie, maar ook van sociale en culturele processen. De mens heeft een bijzonder productieproces bij het ‘mens worden’. Anders dan andere diersoorten, die het product zijn van een evolutionair proces waarin mutaties en natuurlijke selectie centraal staan, is het zo dat bij de mens de natuur niet meer centraal staat bij de ontwikkeling. De mens heeft zelf met behulp van socialiserende en domesticerende technieken condities gecreëerd waaronder de evolutie zich is gaan voltrekken.
In de 18e eeuw kwamen er nieuwe ideeën over de opvoeding in Nederland die nog steeds zichtbaar zijn in de hedendaagse opvoeding. Dat was de tijd van de verlichting en er kwamen boeken op de markt waarin deze overtuiging verkondigd werd. Onder andere Jean-Jacques Rousseau bracht verschillende boeken uit, zoals Émile ou de l’éducation. De opvatting die in die tijd heerste was dat men van de kinderen goede burgers moest maken, omdat dat uiteindelijk zou leiden tot een goede samenleving. Er kwamen vooruitstrevende ideeën over de vorm van het onderwijs. Niet langer moesten kerken en plaatselijke overheden het onderwijs financieren en regelen maar de nationale overheid moest dat gaan doen zodat alle kinderen hetzelfde onderwijs genoten.
De opvoeding in die tijd was gericht op het ontdekken van het kind en het respect voor zijn natuurlijke ontwikkeling. Volgens Rousseau moesten de kinderen leren door zelf te ontdekken en de natuur was daar een mooi middel voor. Alles moesten ze vanuit de praktijk leren en kennis vanuit de boeken was volgens hem dan ook taboe. Dit idee is nog steeds van toepassing in de hedendaagse opvoeding, waarin het kind centraal staat en de opvoeder een begeleider is.
De evolutietheorie van Darwin heeft ook de psychologie beïnvloed. De ontwikkelingspsychologie, die zich bezighoudt met de ontwikkeling van het kind, is gebaseerd op de evolutietheorie. Volgens de recapitulatietheorie is de ontwikkeling van het individu (ontogenese) een herhaling (recapitulatie) van de ontwikkeling van de soort (fylogenese). Dit idee is ontstaan door het observeren van embryo’s van verschillende soorten, die in het eerste stadium van ontwikkeling veel op elkaar lijken.
Hoewel deze theorie tegenwoordig niet meer als geldig wordt beschouwd, heeft hij wel een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de ontwikkelingspsychologie. In de hedendaagse psychologie is het idee van de recapitulatietheorie echter niet meer van toepassing, maar de nadruk op de evolutie van het denken blijft wel van toepassing.
De evolutietheorie van Darwin heeft ook invloed gehad op de opvoeding. De opvoeding in de 18e eeuw benadruidde het belang van de natuur en het ontdekken van het kind. Volgens Rousseau is de natuur beter dan de cultuur, omdat het kind zich op een natuurlijke manier kan ontwikkelen. Dit idee is opgenomen in de hedendaagse opvoeding, waarin de nadruk ligt op het ontdekken van het kind en het respect voor zijn natuurlijke ontwikkeling.
In de moderne opvoeding wordt ook aandacht besteed aan de menselijke evolutie. De opvoeding moet het kind helpen zich te ontwikkelen in overeenstemming met zijn natuurlijke driften. Dit betekent dat de opvoeder moet luisteren naar het kind en het niet te veel cultuur moet opleggen. De opvoeding moet een balans vormen tussen de natuur en de cultuur.
In de hedendaagse visie op de mens is de antropogenese een belangrijk begrip geworden. Volgens de filosoof Sloterdijk is de mens niet alleen een product van evolutie, maar ook van sociale en culturele processen. De mens heeft een bijzonder productieproces bij het ‘mens worden’. Anders dan andere diersoorten, die het product zijn van een evolutionair proces waarin mutaties en natuurlijke selectie centraal staan, is het zo dat bij de mens de natuur niet meer centraal staat bij de ontwikkeling. De mens heeft zelf met behulp van socialiserende en domesticerende technieken condities gecreëerd waaronder de evolutie zich is gaan voltrekken.
In de hedendaagse visie op de mens is de antropogenese een belangrijk begrip geworden. De mens heeft een bijzonder productieproces bij het ‘mens worden’. Anders dan andere diersoorten, die het product zijn van een evolutionair proces waarin mutaties en natuurlijke selectie centraal staan, is het zo dat bij de mens de natuur niet meer centraal staat bij de ontwikkeling. De mens heeft zelf met behulp van socialiserende en domesticerende technieken condities gecreëerd waaronder de evolutie zich is gaan voltrekken.
De evolutietheorie van Darwin heeft niet alleen de biologie, maar ook de psychologie, pedagogiek en opvoeding beïnvloed. De antropogenese, oftewel de ontwikkeling van de menselijke soort, is een kernbegrip in de biologische antropologie. Deze term verwijst naar de evolutie van de mens vanuit het dierenrijk. De opvoeding in de 18e eeuw benadruidde het belang van de natuur en het ontdekken van het kind. In de hedendaagse visie op de mens is de antropogenese een belangrijk begrip geworden. De mens heeft een bijzonder productieproces bij het ‘mens worden’. De opvoeding moet het kind helpen zich te ontwikkelen in overeenstemming met zijn natuurlijke driften.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet