Opvoeding van de retrieverpup: een overzicht van essentiële principes en aanpak
juli 5, 2025
De omgangsregeling is een cruciaal onderdeel in de opvoeding van kinderen bij gescheiden ouders. Het is van belang dat zowel de rechter als de ouders zich realiseren dat een dergelijke regeling vooral in het belang van het kind moet zijn. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de kwaliteit van de omgangsregeling een grote invloed heeft op de emotionele en sociale ontwikkeling van het kind. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met leeftijd, veiligheid, en de wens van het kind, indien van toepassing. In dit artikel worden de kernpunten van omgangsregelingen en de betekenis van een gestructureerde zorgverdeling voor kinderen behandeld.
De wet stelt duidelijk dat een kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Hierbij moet worden gekeken naar praktische beperkingen, zoals werk en reisafstand. In de praktijk zien we allerlei omgangsregelingen, van minimale zorgtaken tot weekendregelingen. Het is belangrijk dat de regelingen voor zowel ouders als het kind acceptabel zijn. Een normale omgangsregeling is een regeling die beide ouders voor hun kind kunnen accepteren en die voor het kind het prettigst is.
Een veelvoorkomende aanpak is de ‘uit school – naar school’-regeling. Hierbij wordt het kind van school opgehaald en naar school teruggebracht. Dit minimaliseert het contact tussen de ouders en zorgt voor een betere overdracht van het kind. Bij jonge kinderen is het van belang dat de omgang voldoende ‘kwalitatief hoogwaardige hechtingsmomenten’ heeft. Overnachten is één van die zaken die hieraan bijdragen, maar bijvoorbeeld ook het kind in bad doen. Het is dan ook logisch om de voorkeur te geven aan verzorging door de uitwonende ouder in plaats van verzorging door bijvoorbeeld grootouders of het onderbrengen van het kind bij een dagopvang.
De leeftijd van het kind speelt een grote rol bij het vaststellen van de omgangsregeling. Voor jonge kinderen is stabiliteit van de zorg door de vertrouwde ouderfiguur tijdens de nacht van cruciaal belang voor de gehechtheid. Het moet niet moeilijk zijn om te slapen en in het donker te zijn, omdat dit bij jonge kinderen angst kan oproepen. Bij kinderen vanaf vijf à zes jaar kan overnachten tijdens een omgangsregeling in het algemeen wel plaatsvinden, omdat een kind van die leeftijd een scheiding tijdens de nacht beter kan overzien en er beter mee kan omgaan. Het is een andere zaak als een jong kind twee min of meer vergelijkbare gehechtheidsrelaties met beide ouders heeft opgebouwd voordat de ouders gingen scheiden. Bij een omgangsregeling met overnachten kan in dat geval ook de nietverzorgende ouder een ‘secure base’ bieden aan het kind.
In beginsel heeft een regeling met zo min mogelijk overdrachten tussen de ouders de voorkeur. Zijn de verhoudingen goed, dan kunnen er altijd momenten worden gecreëerd waarin beide ouders ‘samen zijn’ in het zicht van de kinderen. Daarnaast zijn minder overdrachten bezien over een periode van 2 weken beter dan veel overdrachten. Meer dan 4 overdrachten wordt al snel te belastend voor het kind omdat het kind dan steeds tussen twee opvoedingsituaties moet wisselen. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam, waarin werd gekeken naar hoe veel overdrachten te veel kunnen zijn voor het kind.
Bij jonge kinderen die in feite al door één primaire ouder worden verzorgd, kan een omgangsregeling met een niet-verzorgende ouder overwogen worden waarbij de bezoeken zich beperken tot (veel en regelmatige) bezoeken overdag. Dit is van belang voor de stabiliteit van de zorg door de vertrouwde ouderfiguur tijdens de nacht. Het is daarom belangrijk dat de regeling zo is dat de ouders niet noodzakelijkerwijs met elkaar hoeven te communiceren, bijvoorbeeld via school.
De emotionele ontwikkeling van het kind is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de omgangsregeling. Het kind heeft recht op een veilige sociaal emotionele ontwikkeling en daartoe hoort bijvoorbeeld ook dat deze opgroeit met een positief ouderbeeld (van de vader), ondanks dat er minimaal contact is. Groeit het kind niet op met een positief beeld van beide ouders, dan vormt dit mogelijk reden voor een kinderbeschermingsmaatregel. Het is daarom belangrijk dat de uitwonende ouder bijdraagt aan het gevoel van het kind dat deze ouder geïnteresseerd en beschikbaar is.
Een belangrijk aspect is het bepalen van de omvang van de contactmomenten. Andersom is overmatig contact met het kind wanneer deze bij de andere ouder is, hier eveneens mee in strijd, ook wanneer dit op eigen initiatief van het kind is. De ouder bij wie het kind niet is, en zeker indien deze ouder de hoofdloyaliteit geniet, moet het kind ondersteunen om ‘los te komen’ van die ouder. Dit betekent dus ook dat de contactmomenten niet te lang moeten duren.
De rechter speelt een cruciale rol bij het vaststellen van de omgangsregeling. In veel gevallen vraagt de rechter de Raad voor de Kinderbescherming om advies. Dit kan leiden tot diverse tussenbeschikkingen en jaren van stagnatie, wat energieverspilling en enorme juridische kosten kan opleveren. Daarom is het beter om zaken samen goed te regelen. Hierbij is het in het belang van het kind om emoties zoveel mogelijk los te laten en vanuit een gezamenlijke visie na te denken over een toekomstbestendige zorgverdeling.
De rechter moet ook rekening houden met zwaarwegende contra-indicaties zoals geweld, misbruik of zware psychologische/psychiatrische problematiek. Deze kunnen een ouder voor het kind ongeschikt maken. In deze uitspraak bijvoorbeeld voelen de kinderen weerstand en angst. Het wordt uit de uitspraak niet precies duidelijk om wat voor gedrag het zich hier handelt, echter de rechtbank weet voldoende en stelt geen zorgverdeling vast. In deze uitspraak bijvoorbeeld ontzegt Gerechtshof Den Bosch omgang voor een vader met zijn kind van 5 jaar. Dit zit vooral in het consistent niet-meewerkende gedrag van vader en de teleurstellingen die dit het kind heeft opgeleverd.
Een gestructureerde zorgverdeling is van groot belang voor het kind. Het is belangrijk dat de regelingen voor zowel ouders als het kind acceptabel zijn. De omgangsregeling moet zo zijn dat de ouders niet noodzakelijkerwijs met elkaar hoeven te communiceren, bijvoorbeeld via school. Hierdoor wordt het voor het kind minder belastend om tussen twee opvoedingsituaties te wisselen.
Bij jonge kinderen is het van belang dat de omgangsregeling zo is dat het kind zo min mogelijk hoeft te schakelen tussen de twee verschillende leefwerelden en opvoedstijlen van de beide ouders. Hierdoor wordt het voor het kind makkelijker om zich te richten op de opvoeding en verzorging die het nodig heeft. Ook is het belangrijk dat de regeling zo is dat de ouders niet te veel met elkaar hoeven te communiceren, zodat het kind minder onder druk komt te staan.
Naarmate het kind ouder wordt, neemt de invloed van de wens van het kind toe. De rechter moet rekening houden met de mening van het kind, mits het kind voldoende rijp is. In sommige gevallen kan het kind zelf een verzoek indienen om een aanpassing van de omgangsregeling. Bijvoorbeeld, een 10-jarige die de rechter een aanpassing van de omgangsregeling met zijn vader verzocht, of een 8-jarige die de rechter verzocht om niet meer naar zijn vader te hoeven. Het is belangrijk dat de rechter hier rekening mee houdt en de mening van het kind in overweging neemt.
De veiligheid van het kind is van groot belang bij het vaststellen van de omgangsregeling. In gevallen waarin de rechter denkt dat de veiligheid van het kind in gevaar is, kan de omgang ontzegd worden. Dit is echter in principe tijdelijk. Gemiddeld genomen kan een ouder na een jaar weer opnieuw een verzoek doen voor omgang. Het spreekt voor zich dat omgangsontzeggingen niet zomaar worden vastgesteld. Veelal is er al veel aan vooraf gegaan. Een omgangsontzegging voor onbepaalde tijd is zeldzaam.
Een gestructureerde omgangsregeling is van groot belang voor de ontwikkeling van het kind. De regeling moet zowel voor de ouders als het kind acceptabel zijn. Het is belangrijk dat de regeling zo is dat de ouders niet noodzakelijkerwijs met elkaar hoeven te communiceren, bijvoorbeeld via school. Hierdoor wordt het voor het kind minder belastend om tussen twee opvoedingsituaties te wisselen. Ook is het belangrijk dat de regeling zo is dat het kind zo min mogelijk hoeft te schakelen tussen de twee verschillende leefwerelden en opvoedstijlen van de beide ouders. De rechter moet hier rekening mee houden en de mening van het kind in overweging nemen, mits het kind voldoende rijp is. De veiligheid van het kind is van groot belang bij het vaststellen van de omgangsregeling. Het is daarom belangrijk dat de regelingen voor zowel ouders als het kind acceptabel zijn.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet