De Evolutie en Invloed van Grootouders in de Opvoeding van Kleinkinderen
mei 30, 2025
De overgang van kinderopvang naar basisschool is een belangrijke stap in de ontwikkeling van jonge kinderen. Hierbij speelt toilettraining een cruciale rol, omdat dit niet alleen betrekking heeft op de fysieke voorbereiding van het kind, maar ook op het psychosociale evenwicht in de schoolomgeving. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de meeste kinderen in Nederland zindelijk zijn rond de 2,5 tot 3 jaar (overdag) en tussen de 3 en 4 jaar (’s nachts), maar dat er variatie is in het tempo van ontwikkeling. In dit artikel worden de relevante leeftijdscriteria, methoden, uitdagingen en samenwerking tussen ouders en scholen besproken, met nadruk op feiten en praktische aanbevelingen.
Toilettraining is een fundamentele onderdeel van schoolrijpheid, zoals benadrukt in meerdere bronnen. Volgens de gemeenteraad van Amstelveen (bron 4) is schoolrijpheid gedefinieerd als de ontwikkeling van motorische, taal- en sociale vaardigheden, waarbij zindelijkheid een belangrijke pijler vormt. Een kind dat niet zindelijk is, kan moeilijk meedoen aan schoolactiviteiten, aangezien het niet zelfstandig kan zorgen voor zijn hygiëne. Dit kan leiden tot frustratie bij zowel kinderen als ouders, maar ook tot praktische beperkingen voor scholen, die niet kunnen voldoen aan individuele verzorgingsbehoeften van dertig leerlingen tegelijk.
Een onderzoek door Kek Mama (bron 5) toont aan dat ongeveer 20% van de kinderen in Nederland niet zindelijk is bij de start van de basisschool. Dit kan ertoe leiden dat scholen een kind tijdelijk weigeren als het niet in staat is om zich aan de basisvoorwaarden van de schoolomgeving aan te passen. De overgang van peuters naar kleuters (4 jaar) vraagt niet alleen om cognitieve voorbereiding, maar ook om een gestructureerde aanpak van toilettraining om de schoolse eisen te kunnen volgen.
De leeftijd waarop kinderen zindelijk worden, varieert sterk. Uit de gegevens van Kek Mama (bron 5) en Snuggles and Dreams (bron 6) blijkt dat de gemiddelde leeftijd voor overdagzindelijkheid rond de 2,5 tot 3 jaar ligt. Voor nachtelijke zindelijkheid is de leeftijd iets hoger, tussen 3 en 4 jaar, hoewel ongelukjes tot 7 jaar kunnen blijven voorkomen. In België starten kinderen vroeger met school, wat impliceert dat toilettraining daar vaak op jongere leeftijd begint dan in Nederland (bron 6).
Een belangrijke observatie is dat Franse kinderen een jaar eerder naar school gaan dan Nederlandse kinderen (bron 3). In Frankrijk wordt zindelijkheid daarom al verwacht vanaf 3 jaar, wat aansluit bij de kortere middagdutjes (la sieste) in de eerste schooljaar. In Nederland is de verwachting dat kinderen rond 4 jaar zindelijk zijn, omdat de leerplicht op dat moment in werking treedt. Hierbij is het belangrijk om te onthouden dat elk kind zijn eigen ontwikkelingstempo heeft. Volgens kinderarts Sander Fidder (bron 5) is het normaal dat enkele kinderen binnen twee weken zindelijk zijn, terwijl anderen er jaren over kunnen doen. Ongelukjes horen bij het proces en moeten niet als tekortkomingen worden ervaren.
Toilettraining moet beginnen op het moment dat het kind fysieke en mentale klare signalen vertoont. Dit omvat het kunnen volgen van eenvoudige instructies zoals "Ga op het potje zitten" (bron 8), het opbouwen van blaascontrole (bron 6), en het laten merken dat het behoefte heeft om de wc te gebruiken. Een kind dat regelmatig stilvalt tijdens het spelen of zijn handen tussen zijn benen klemt, geeft aan dat het zich bewust is van zijn lichaam (bron 2). Deze signalen zijn essentieel om de training op een gerichte manier te starten.
Een stressvrije aanpak is cruciaal voor succes. Urifoon (bron 2) adviseert om een routine op te zetten, zoals het zetten van het kind op het potje na elke maaltijd of na het slapen. Bovendien moet de training plaatsvinden tijdens stabiele perioden in het kinderleven, zoals na een vakantie of verjaardag. Het vermijden van training tijdens grote veranderingen, zoals het geboorte van een broertje of zusje, helpt het kind zich volledig te concentreren op het nieuwe doel (bron 8).
Er zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar om de training te ondersteunen. Een potje of wc-verkleinbril is de basis, afhankelijk van wat het kind prettiger vindt. Ook kunnen plaswekkers of plashorloges worden ingezet als er problemen zijn met harde ontlasting of nachtelijke zindelijkheid (bron 2). Voor kinderen die moeite hebben met de overgang van potje naar wc, is het aanbevolen om dit proces te versnellen door bijvoorbeeld een leuke verkleinbril te gebruiken (bron 6).
Toilettraining hoeft geen strijd te zijn. Door het proces leuk te maken, zoals via een beloningssysteem met stickerkaarten (bron 8), kan de motivatie van het kind worden versterkt. Ook boeken over zindelijkheid worden als effectieve hulpmiddelen beschouwd. Volgens Kiddiefit (bron 7) helpen boeken kinderen situaties beter te begrijpen en geven herkenning, wat de training minder spannend maakt. Voorbeelden van aanbevolen boeken zijn "Mag ik eens in je luier kijken?" van Guido van Genechten en andere titels die het thema bespreekbaar maken (bron 7).
Geduld is een kernwaarde tijdens de training. Uit meerdere bronnen (bronnen 2, 5, 8) blijkt dat straf of kritiek bij ongelukjes onwenselijk is. Positieve bekrachtiging, zoals een compliment of een kleine beloning, werkt effectiever. Bovendien is het belangrijk om te accepteren dat regressie kan optreden, vooral in de eerste weken van de basisschool (bron 1). Dit is normaal, omdat het kind energie moet steken in het wennen aan de nieuwe omgeving.
Toenemende stress of veranderingen in de omgeving kunnen leiden tot tijdelijk terugval in zindelijkheid. Dit gebeurt vaak in de eerste weken van schoolstart, wanneer kinderen zich extra aanhankelijk of onzeker voelen (bron 1). Uit onderzoek is gebleken dat 97% van de gevallen vanzelf weer verbeteren, wat wijst op de veerkracht van kinderen. In zulke situaties is het aanbevolen om de routine te behouden en het kind extra ondersteuning te bieden (bron 8).
Nachtelijke zindelijkheid is over het algemeen lastiger dan overdagzindelijkheid. Meerdere bronnen (bronnen 5, 6, 8) benadrukken dat dit proces tot 4 of 5 jaar kan duren. Het is belangrijk om hier geen druk op te leggen, omdat het kind anders kan leren om zichzelf te schamen of ongemakkelijk te voelen. Ouders moeten de training aanpassen aan de individuele behoeften van het kind, zoals het gebruik van luiers in de nacht tot het kind zichzelf kan regelen (bron 8).
Toilettraining heeft ook directe gevolgen voor de schoolomgeving. Uit de gegevens van Urifoon (bron 2) blijkt dat leraren zich beter kunnen richten op lesgeven wanneer kinderen zindelijk zijn. Dit vermindert de tijd die moet worden besteed aan persoonlijke verzorging en bevordert de hygiëne. Bovendien voorkomt zindelijkheid ongemakkelijke situaties voor kinderen, zoals natte broeken tijdens schoolactiviteiten (bron 2).
De gemeenteraad van Amstelveen (bron 4) heeft een motie aangenomen om ouders beter te informeren over schoolrijpheid, waaronder zindelijkheid. Het doel is om de kloof te verkleinen tussen wat het onderwijs verwacht en wat ouders kunnen bieden. Hierbij wordt benadrukt dat ouders meer inzicht moeten krijgen in de eisen van basisscholen, zodat ze hun kinderen op de juiste manier kunnen voorbereiden. De samenwerking met kinderopvangorganisaties, Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en scholen is essentieel om consistente verwachtingen te creëren (bron 4).
In Nederland wordt de basis voor zindelijkheid al gelegd in de kinderopvang. Volgens Doomijn (bron 1) leren kinderen daar al dat geschreven tekst iets betekent, wat helpt bij de voorbereiding op lezen en schrijven. Ook wordt er aandacht besteed aan de voorbereiding op zindelijkheid, waardoor kinderen vaak al de letters van hun naam herkennen. Dit vroeg starten met zindelijkheidsonderwijs helpt bij de overgang naar de basisschool (bron 1).
Wanneer toilettraining niet direct lukt, zijn er specifieke interventies mogelijk. Urifoon (bron 2) biedt plaswekkertrainingen en klokplassen als alternatief, vooral bij kinderen die na 3-4 jaar nog steeds problemen hebben. Kinderarts Sander Fidder (bron 5) benadrukt dat te weinig drinken een oorzaak kan zijn voor harde ontlasting, en dat ouders moeten zorgen voor regelmaat in het eten en drinken. Ook is het aanbevolen om gemakkelijke kleding te kiezen, zodat het kind zichzelf makkelijk kan ontdoen (bron 8).
In vergelijking met Nederland ligt het Franse onderwijsmodel anders. Franse kinderen gaan al met 3 jaar naar school, waarbij zindelijkheid een absolute vereiste is (bron 3). De Franse opvoedstijl legt meer nadruk op theorie en lesstof, wat impliceert dat kinderen vroeger met verantwoordelijkheden worden belast. In tegenstelling tot Nederland, waar er vroeg in het onderwijs een bewegingsgerichte aanpak wordt gehanteerd, is het in Frankrijk gebruikelijk dat kinderen al vanaf 6 jaar 15-20 minuten per dag bezig zijn met huiswerk (bron 3). Deze verschillen in onderwijsstijl onderstrepen de noodzaak voor een goed voorbereide zindelijkheidstraining in Nederland.
Toilettraining is een essentieel onderdeel van schoolrijpheid in Nederland. De meeste kinderen worden zindelijk rond de 2,5 tot 3 jaar voor de dag en tussen 3 en 4 jaar voor de nacht, maar variatie in ontwikkeling is normaal. Het proces vraagt om een gestructureerde aanpak, geduld en positieve bekrachtiging, evenals het gebruik van hulpmiddelen zoals potjes, plaswekkers en boeken. De samenwerking tussen ouders, kinderopvang en scholen is belangrijk om verwachtingen duidelijk te maken en de overgang naar basisschool te faciliteren. Terugval in de eerste schoolweken is algemeen en kan worden afgehandeld met aanhoudende ondersteuning. Uiteindelijk helpt zindelijkheid bij het opbouwen van zelfvertrouwen en onafhankelijkheid, wat cruciaal is voor een succesvolle schoolstart.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet