Cijfers en Trends in de Opvoeding van Jeugd in Rotterdam
juli 5, 2025
Bewegingscultuur speelt een cruciale rol in het lichamelijke onderwijs, een vak dat gericht is op het leren omgaan met bewegingsvormen en spelvormen. Dit vak, ook wel bekend als bewegingsonderwijs, is bedoeld om kinderen te leren omgaan met beweging in een brede zin, waardoor ze een actieve levensstijl kunnen ontwikkelen. De kern van het bewegingsonderwijs ligt in het leren omgaan met de bewegingscultuur, zowel in de schoolomgeving als in het dagelijks leven. In dit artikel wordt ingegaan op de betekenis van bewegingscultuur in het lichamelijke onderwijs, de kerndoelen van dit vak, en de invloed van beweging op de ontwikkeling van kinderen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de kwaliteit van de deelname aan beweging en de rol van observatie en leerhulp bij het leren van bewegingsvaardigheden.
Bewegingscultuur is een brede term die alle situaties omvat waarin beweging de dominante activiteit vormt. Dit kan zijn het spelen in de speeltuin, het meedoen aan sportactiviteiten, of het leren omgaan met verschillende bewegingsvormen. In de schoolomgeving is bewegingscultuur een belangrijk onderdeel van het lichamelijke onderwijs. Het doel van dit vak is om kinderen te leren omgaan met de bewegingscultuur, zodat ze op een verantwoorde manier kunnen deelnemen aan sportactiviteiten en spelletjes. De leerlingen leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. Daarnaast leren ze samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, en hun eigen bewegingsmogelijkheden inschatten.
De kerndoelen van het bewegingsonderwijs zijn gericht op het ontwikkelen van motorische vaardigheden, het leren omgaan met anderen, en het verkrijgen van een actieve levensstijl. Deze kerndoelen zijn als volgt:
- De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren.
- De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.
Daarnaast wordt het belang van het bewegingsonderwijs vanuit verschillende invalshoeken onderstreept; biologische, neurologische en psychologische. Onderzoek geeft duidelijk aan dat bewegen van belang is voor meer dat alleen de motorische ontwikkeling.
Bewegen heeft een positief effect op de fysieke en mentale gezondheid van kinderen. Regelmatige beweging is een ‘pepmiddel’ voor de leerprestaties en het is een instrument om kinderen fit en gezond te houden. Ook gedragen kinderen zich beter tijdens de les als ze regelmatig bewegen. Bewegingsonderwijs op school kan er bovendien voor zorgen dat kinderen ook de rest van de week actiever en meer bewegelijk zijn.
Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen zich beter concentreren na een beweegmoment. De gedachte is dat kinderen veel frisser zijn en zich beter kunnen concentreren als je voorafgaand aan denkactiviteiten een beweegsessie inplant. Het bewust en slim inroosteren van beweegmomenten vóór leervakken verbetert niet alleen de individuele leerprestatie van kinderen, maar ook het resultaat van school als geheel.
Beweging is uiteraard belangrijk voor de motorische ontwikkeling en motorisch vaardig zijn, is van belang bij het ontdekken en verkennen van de omgeving om je heen. Maar de effecten van bewegen zijn veel breder. Zo heeft bewegen effect op de gezondheid en is bewegen van belang bij de ontwikkeling van de hersenen. Daarnaast is bewegen belangrijk bij het leren van taal en sociale omgang met leeftijdsgenoten.
Alleen allerlei sporten doen volstaat derhalve niet. Het gaat in essentie om de kwaliteit van de deelname aan bewegen. De kwaliteit van de bewegende deelname staat in functie van de waarde kunnen inzien van, plezier kunnen beleven aan, kunnen genieten van bewegen. De deelname moet vanuit diverse perspectieven verantwoord zijn. Jongeren moeten in staat zijn om hun eigen bewegingsloopbaan vorm te geven, zich zelfstandig verder te ontwikkelen, niet afhankelijk van anderen te blijven, weten wat wel of niet van belang is in het bewegen, zelf ook regelende rollen voor hun rekening te nemen, op goede wijze met anderen om te gaan. Op allerlei momenten moeten zij in staat zijn om even afstand te nemen en te reflecteren op hun ervaringen om van daaruit weer vervolgkeuzes te maken. Dat alles samen maakt de kans op een levenslange waardevolle sportloopbaan het grootst.
Observatie is een belangrijk middel om te leren wat kinderen precies doen tijdens bewegingsactiviteiten. Door te observeren kan een leerkracht inzicht krijgen in het gedrag van kinderen en bepalen of ze hulp nodig hebben. Bijvoorbeeld:
- Waarom lukt het Marjolein niet om andere kinderen raak te gooien?
- Waarom spelen Marie en Micha nauwelijks mee?
- Hoe vaak raakt Richard?
- Wanneer vindt Jaap het spannend?
Observatie helpt bij het geven van specifieke leerhulp. Dit vereist een gedetailleerde observatie, gericht op het registreren van wat tijdens een activiteit wel lukt. Want bij een mislukte activiteit is ook altijd iets goed gegaan. Leerhulp die aansluit bij wat al wel lukt, werkt vaak beter dan leerhulp die gericht is op de mislukte acties.
Het doel van bewegingsonderwijs in het primair onderwijs is om kinderen beter te leren bewegen. Het gaat hierbij om de kwaliteit van bewegen en het realiseren van de kerndoelen voor bewegingsonderwijs en de daarbij behorende leerlijnen bewegingsonderwijs. Bewegingsonderwijs is een verplicht onderdeel van het primair onderwijs en speelt een cruciale rol in het leren omgaan met de bewegingscultuur. De school en daarmee het bewegingsonderwijs, vormt dan ook de plek bij uitstek om kinderen op de basisschool meer te laten bewegen. Dit omdat alle kinderen – 5 dagen per week – bereikt kunnen worden.
Sport en bewegen hebben heel duidelijk positieve effecten op de hersenstructuur en executieve hersenfuncties. Ook voor motorische en beweegvaardigheden en voor fitheid, die voor het leren allemaal van belang zijn, laat sport en bewegen een positief effect te zien. Onderzoek bevestigt dat kinderen zich door bewegingsonderwijs motorisch beter ontwikkelen en fitter zijn. Spelen en sporten zijn de ideale manier om kinderen kennis te laten maken met verschillende vormen van bewegen. Zo ontwikkelen ze zich veelzijdig en ontdekken ze waar ze goed in zijn en wat ze leuk vinden. Ook worden kinderen sociaal vaardiger en krijgen ze meer zelfvertrouwen, mits er sprake is van een positieve ervaring met het spelen en sporten.
In het voortgezet onderwijs wordt onderscheid gemaakt tussen vmbo en havo/vwo en tussen onderbouw en bovenbouw. Het voornaamste doel van LO is het bekwaam maken voor deelname aan de bewegingscultuur. Het uitgangspunt hierbij is met plezier (beter) leren bewegen voor een leven lang in beweging. In de onderbouw van het vo staan deze kerndoelen centraal. Voor het praktijkonderwijs gelden voor zover mogelijk de kerndoelen van de onderbouw van het voortgezet onderwijs. In de bovenbouw van het vmbo, havo en vwo moeten leerlingen voldoen aan eindtermen. Naast het reguliere vak LO, dat voor alle leerlingen aangeboden wordt tot minimaal december van het examenjaar, kunnen leerlingen in de bovenbouw vmbo theoretische leerweg en gemengde leerweg kiezen voor het examenvak LO2. In de bovenbouw havo en vwo kunnen leerlingen kiezen voor het examenvak bewegen, sport en maatschappij (bsm). Naast het verder verdiepen in beter leren bewegen, ligt het accent op verdiepen in de regelende rollen zoals scheidsrechter, organisator, spelleider en lesgever en in de theorie over bewegen, gezondheid en samenleving. De eindtermen in het vo omvatten:
- LO bovenbouw vmbo
- LO bovenbouw havo/vwo
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet