Christelijke opvoeding en het belang van gedichten in het dagelijks leven
juli 5, 2025
In het onderwijs en de opvoeding van jonge kinderen speelt de houding van leerkrachten, ouders en klasgenoten een cruciale rol. De term attitude wordt in dit kader vaak gebruikt om de houding of mening van een persoon ten opzichte van een bepaalde situatie of persoon aan te duiden. In de context van inclusief onderwijs, waarin leerlingen met beperkingen ook in de reguliere klas worden opgenomen, is de houding van belangrijke spelers zoals leerkrachten, ouders en klasgenoten van groot belang voor de acceptatie en het welzijn van de leerlingen.
De term attitude is in het KVA-model (Kennis, Vaardigheden, Attitude) een van de drie kerncomponenten, waarbij de attitude de persoonlijke houding en het gedrag van een persoon omvat. Dit model wordt vaak gebruikt in het onderwijs en de bedrijfswereld om competenties te begrijpen en te ontwikkelen. De attitude speelt hierbij een rol in hoe iemand zich gedraagt en reageert op verschillende situaties, wat van invloed is op de prestaties en interacties van leerlingen.
In de praktijk blijkt dat de houding van leerkrachten een belangrijke bijdrage levert aan de acceptatie van leerlingen met beperkingen. Volgens onderzoek hebben leerkrachten over het algemeen een neutrale tot positieve houding ten opzichte van leerlingen met een cluster 4 indicatie in hun reguliere klas. Deze positieve houding wordt beïnvloed door de ervaring en kennis van de leerkrachten over beperkingen. Leerkrachten met ervaring met leerlingen met beperkingen tonen een positiever gedrag dan leerkrachten zonder deze ervaring.
Ook ouders hebben een neutrale houding ten opzichte van inclusief onderwijs. Ze vinden het goed dat leerlingen met en zonder beperkingen naar dezelfde school gaan en denken dat de opname van leerlingen met beperkingen in het reguliere onderwijs bijdraagt aan meer acceptatie van mensen met beperkingen in de maatschappij. Echter, als het gaat om contact tussen hun eigen kind (zonder beperking) en een leerling met een gedragsprobleem, zijn ouders negatiever. Een groot deel van de ouders heeft er moeite mee als hun kind een klasgenoot met ADHD zou uitnodigen voor zijn/haar verjaardagsfeestje. Ouders zijn ook bezorgd over de hoeveelheid aandacht die de leerkracht kan geven als er leerlingen met gedragsproblemen in de klas zitten en denken dat de leerkracht niet bekwaam is om onderwijs te geven aan leerlingen met beperkingen.
Klasgenoten hebben over het algemeen een gematigde houding ten opzichte van leerlingen met beperkingen. Ze zijn niet uitgesproken negatief of positief over leerlingen met ADHD of PDD-NOS. Klasgenoten zijn wel meer terughoudend als het gaat om direct contact met een leerling met een beperking. Zo zou het merendeel van de klasgenoten liever geen leerling met ADHD uitnodigen voor zijn/haar verjaardagsfeestje. Meisjes lijken meer sympathie te hebben voor leerlingen met beperkingen, want hun houding is positiever dan de houding van jongens. Klasgenoten worden beïnvloed door hun ouders, zo blijkt uit het onderzoek. Dit is een belangrijke uitkomst, omdat het aangeeft dat een positieve houding van ouders belangrijk is voor de houdingvorming van reguliere basisschoolleerlingen.
De acceptatie van leerlingen met beperkingen in de reguliere klas is van groot belang. Onderzoek toont aan dat ongeveer 20% van de leerlingen met Leerlinggebonden Financiering (LGF) niet wordt geaccepteerd in reguliere klassen. Voor leerlingen zonder LGF is dit 10%. Dit is zorgelijk, want afwijzing door klasgenoten kan leiden tot aanpassingsproblemen, lage leerprestaties en psychische problemen op lange termijn. Daarom is het belangrijk om maatregelen te nemen om de acceptatie van leerlingen met beperkingen te bevorderen.
Een van de manieren om de acceptatie van leerlingen met beperkingen te bevorderen, is het in kaart brengen van sociale relaties in de klas. Dit kan worden gedaan door gebruik te maken van sociogrammen, waarin de sociale relaties van leerlingen zichtbaar worden gemaakt. Een sociogram kan worden gemaakt door een schriftelijke vraag aan alle leerlingen in de klas te stellen, bijvoorbeeld: wie zijn je beste vrienden/vriendinnen in de klas? Door deze vraag kan er een sociogram worden gemaakt wat de sociale relaties in de klas zichtbaar maakt.
Daarnaast is het belangrijk om de positieve kanten van iemands beperking te benadrukken. Bijvoorbeeld: kinderen met ADHD hebben veel energie. Daarnaast is het belangrijk om interventies in te voeren om de sociale relaties van leerlingen te versterken, zoals coöperatief leren. Daarnaast moet er voor gezorgd worden dat de klas-assistent niet alleen aandacht geeft aan de leerling met de beperking, maar ook andere leerlingen. Daarnaast is het belangrijk om ouders bij de problemen in de klas te betrekken. De ouders moeten worden uitgelegd over het type beperking van de leerling en moeten worden benadrukt dat een positieve houding belangrijk is voor de houdingvorming van hun kind.
De aanwezigheid van een klas-assistent heeft een negatief effect op de acceptatie van leerlingen met een cluster 4 indicatie. Dit komt doordat de LGF-leerling een uitzonderingspositie krijgt als de klas-assistent veel tijd en aandacht aan hem/haar besteedt. Hierdoor valt de leerling, naast het vaak al opvallende gedrag, nog meer op. Dit leidt vervolgens tot minder acceptatie. Dit is een onverwachte uitkomst, maar komt overeen met internationaal onderzoek waarin de effecten van de klas-assistent onderzocht zijn.
De houding van klasgenoten blijkt belangrijk te zijn in de acceptatie van leerlingen met een cluster 4 indicatie. Hoe positiever de houding van klasgenoten, hoe meer kans een leerling met een beperking heeft om geaccepteerd te worden in de klas. Daarom is het belangrijk om de houding van klasgenoten te beïnvloeden. Dit kan worden gedaan door in de klas te bespreken dat iedereen anders is en leerlingen met beperkingen gelijkwaardig zijn. Daarnaast is het belangrijk om de positieve kanten van iemands beperking te benadrukken.
Inclusief onderwijs is een belangrijk concept in het reguliere onderwijs. De acceptatie van leerlingen met een beperking in de reguliere klas is een van de belangrijkste gedachten achter inclusief onderwijs. Er wordt verondersteld dat leerlingen met een beperking meer mogelijkheden hebben voor sociale contacten op een reguliere school dan in het speciale onderwijs. Speciale scholen staan immers vaak niet in de buurt, waardoor deze leerlingen meer moeten reizen en het contact met buurtgenoten verliezen. De grote meerderheid leerlingen met beperkingen wordt inderdaad geaccepteerd en heeft vriendjes in de reguliere klas. Voor deze leerlingen lijkt inclusief onderwijs een succes te zijn. Toch wordt een deel van de leerlingen met beperkingen niet goed geaccepteerd door klasgenoten. Dit is zorgelijk, want afwijzing door klasgenoten kan leiden tot aanpassingsproblemen, lage leerprestaties en psychische problemen op lange termijn.
De houding van leerkrachten, ouders en klasgenoten speelt dus een cruciale rol in de acceptatie van leerlingen met beperkingen. Het is belangrijk om maatregelen te nemen om de houding van deze spelers te beïnvloeden, zodat de acceptatie van leerlingen met beperkingen wordt bevorderd. Dit kan worden gedaan door gebruik te maken van sociogrammen, het benadrukken van positieve aspecten van beperkingen, het in kaart brengen van sociale relaties, en het betrekken van ouders bij de problemen in de klas.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet