Zij-instroom naar de Kleuterklas: Een Route voor Nieuwe Leerkrachten
juni 20, 2025
De discussie over vaccinatie en de toegang tot de kinderopvang is de afgelopen tijd intensiever geworden, mede door dalende vaccinatiegraad en zorgen over de verspreiding van infectieziekten zoals mazelen en kinkhoest. Dit artikel geeft een overzicht van de actuele regelgeving, de overwegingen achter mogelijke maatregelen en de rechten en plichten van ouders, kinderopvangorganisaties en de overheid. De informatie is gebaseerd op recente ontwikkelingen en wetsvoorstellen.
Een dalende vaccinatiegraad brengt risico’s met zich mee voor de volksgezondheid, met name voor jonge kinderen die nog niet volledig gevaccineerd zijn. Kinderen onder de 14 maanden zijn nog niet volledig beschermd tegen bepaalde infectieziekten, zoals mazelen, en zijn afhankelijk van de bescherming die een hoge vaccinatiegraad in de omgeving biedt. Recente meldingen van overlijdens door kinkhoest bij baby’s en de uitbraak van mazelen hebben de bezorgdheid vergroot. Een vaccinatiegraad onder de 92% wordt als kritiek beschouwd, omdat dit het risico op uitbraken aanzienlijk verhoogt.
Kinderdagverblijven hebben in bepaalde gevallen al het recht om een niet-ingeënt kind te weigeren. Dit geldt met name wanneer er sprake is van een concreet gevaar, bijvoorbeeld tijdens een epidemie. Echter, een algemene vaccinatie-eis kan juridisch uitdagend zijn en vereist mogelijk een wetswijziging om deze waterdicht te maken. Er is een wetsvoorstel ingediend om kinderopvangorganisaties de mogelijkheid te geven ongevaccineerde kinderen te weigeren wanneer de vaccinatiegraad onder een bepaalde drempel zakt.
Het wetsvoorstel stelt voor om deelname aan een aangewezen deel van het Rijksvaccinatieprogramma als voorwaarde te stellen voor toegang tot de kinderopvang. Dit geldt specifiek voor de vaccinaties tegen bof, mazelen, rodehond en kinkhoest. De maatregel zou ingaan zodra de vaccinatiegraad voor mazelen onder de 92% daalt. Er zijn echter uitzonderingen mogelijk. Kinderen of medewerkers die om medische redenen niet gevaccineerd kunnen worden, een ziekte hebben gehad en daardoor immuun zijn, of vaccinaties in het buitenland hebben gehad, kunnen onder bepaalde voorwaarden toch toegang krijgen tot de kinderopvang.
Om de uitzonderingen te beoordelen, wordt voorgesteld dat personen zich melden bij de JGZ. De JGZ kan een verklaring afgeven die aantoont dat de uitzondering gerechtvaardigd is. De JGZ is een logische plek voor deze beoordeling, aangezien zij ook verantwoordelijk is voor de kindervaccinaties en ouders kunnen adviseren over vaccinaties en de gezondheid van hun kinderen. Een inloopspreekuur bij de JGZ kan een laagdrempelige manier zijn om de uitzonderingsbepaling te bespreken.
De wetgeving vereist dat ouders periodiek, eenmaal per jaar, een bewijs van toelaatbaarheid overleggen aan de kinderopvang. Dit kan bijvoorbeeld een brief van de JGZ zijn. De GGD, die verantwoordelijk is voor het toezicht op de kinderopvang, zal de controles uitbreiden met het controleren van het vaccinatiebeleid. Deze controle zal steekproefsgewijs plaatsvinden. Bij het overhandigen van een vals bewijs of het weigeren om een bewijs te tonen, kan de toegang tot de kinderopvang geweigerd worden.
De wettelijke plicht tot deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma is niet permanent. De maatregel zal worden ingesteld voor een periode van vijf jaar en zal periodiek geëvalueerd worden. De evaluatie zal rekening houden met de epidemiologische situatie en de ontwikkeling van de vaccinatiegraad. Op basis van de resultaten van de evaluatie kan de minister van VWS beslissen of de maatregel verlengd wordt.
Naast kinderen, geldt er ook een vaccinatieplicht voor medewerkers van de kinderopvang. Zij dienen minimaal gevaccineerd te zijn tegen bof, mazelen, rodehond en kinkhoest. Dit is bedoeld om de verspreiding van infectieziekten in de kinderopvang te voorkomen.
Voor kinderen of medewerkers die op het moment dat de vaccinatiegraad de kritieke ondergrens bereikt of de wet in werking treedt nog niet gevaccineerd zijn, maar dit wel van plan zijn, is er een inhaalprogramma van het RIVM. Zij zullen de toegang tot de kinderopvang niet geweigerd worden. Ook voor deze gevallen wordt een bewijs van toelaatbaarheid afgegeven. Er is een overgangsperiode om ouders en kinderopvangcentra te informeren en de administratie op orde te krijgen.
Het is essentieel dat ouders en kinderopvangcentra tijdig en adequaat geïnformeerd worden over de nieuwe regelgeving. Het ministerie, brancheorganisaties en de JGZ spelen hierin een belangrijke rol. Voorlichting en campagnes zijn nodig om ouders te informeren over de voordelen van vaccinatie en om misinformatie te bestrijden.
Kinderen onder de 12 jaar krijgen een aangepaste dosering van het mRNA-vaccin van BioNTech/Pfizer: 3 microgram voor kinderen van 6 maanden tot 5 jaar en 10 microgram voor kinderen van 5 tot en met 11 jaar. Kinderen vanaf 12 jaar krijgen een dosis van 30 microgram.
Bijwerkingen van het corona-vaccin treden vooral op in de eerste 2 dagen na de vaccinatie en gaan meestal na 1 tot 2 dagen weg. Bijwerkingen bij kinderen van 6 maanden tot en met 4 jaar zijn onder andere pijn op de prikplek, sufheid, prikkelbaarheid, koorts en rode huid op de prikplek. Bij kinderen van 5 tot en met 17 jaar kunnen pijn op de prikplek, vermoeidheid, hoofdpijn, spierpijn, koorts, rode huid op de prikplek en koude rillingen optreden. In zeer zeldzame gevallen kan er een ontsteking van de hartspier of het hartzakje ontstaan, vooral bij jongvolwassen mannen. Er zijn op dit moment nog geen gevallen bekend van een ontsteking van de hartspier of het hartzakje bij jonge kinderen.
De overheid kan ingrijpende maatregelen treffen om de volksgezondheid te beschermen, ook als dit ten koste gaat van individuele vrijheden. Het opleggen van een vaccinatieplicht voor toegang tot de kinderopvang wordt gerechtvaardigd door het belang van de bescherming van de gezondheid van kinderen en de volksgezondheid. Er is echter een afweging nodig tussen de bescherming van de volksgezondheid en de grondrechten van individuen.
Naast de vaccinatieplicht zijn er alternatieven overwogen, zoals voorlichting en informatieverstrekking. Hoewel voorlichting belangrijk is, wordt geconcludeerd dat dit onvoldoende zal zijn om de vaccinatiegraad te verhogen als deze onder de kritieke ondergrens daalt.
De discussie over vaccinatie en toegang tot de kinderopvang is complex en omvat juridische, ethische en praktische overwegingen. Het wetsvoorstel om deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma als voorwaarde te stellen voor toegang tot de kinderopvang is een poging om de vaccinatiegraad te verhogen en de gezondheid van jonge kinderen te beschermen. Het is belangrijk dat ouders, kinderopvangorganisaties en de overheid samenwerken om de vaccinatiegraad te verhogen en de verspreiding van infectieziekten te voorkomen. De JGZ speelt hierin een cruciale rol door informatie te verstrekken, uitzonderingen te beoordelen en ouders te adviseren.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet