Lonen en functies van opvoeders met A2-diploma
juli 5, 2025
De pedagogiek staat volledig onder druk van tegenstrijdigheden. In het hart van de opvoeding en het onderwijs lopen verschillende principes en belangen elkaar kruislings tegen het lijf. Deze tegenstrijdigheden worden in de filosofie en pedagogiek vaak aangeduid als antinomieën. Het begrip antinomie verwijst naar conflicterende opvattingen of tegenstrijdige uitspraken. In de context van onderwijs en opvoeding betekent dit dat er sprake is van een spanning tussen verschillende waarden, belangen en doelstellingen. In dit artikel worden deze antinomieën nader bekeken, met name in het licht van de discussie over vrijheid van onderwijs, de balans tussen structuur en openheid, en de complexiteit van het pedagogische handelen.
Een van de centrale antinomieën in de pedagogiek is de spanning tussen vrijheid en discipline. In de hedendaagse pedagogiek wordt vaak benadrukt dat het kind niet louter object is van invloeden, maar ook subject is van zijn eigen leven. Dit idee is terug te vinden in de opvattingen van filosofen als Kant en Biesta, die erop wijzen dat het doel van de opvoeding is om het kind te emanciperen, zodat het zijn eigen vrijheid kan gebruiken. Echter, tegelijkertijd wordt er ook gepleit voor een bepaalde mate van discipline en structuur, omdat het kind niet volledig in zijn eigen vrijheid mag worden gelaten. Dit leidt tot een paradox: hoe kun je vrijheid cultiveren, terwijl opvoeding niet zonder dwang kan plaatsvinden?
Deze tegenstrijdige opvattingen vormen een belangrijk onderdeel van de pedagogische dilemma’s. In de praktijk betekent dit dat docenten en opvoeders zich moeten afvragen wat het meest in het belang is van het kind. Is het belangrijker om het kind te laten kiezen en te laten handelen, of is het nodig om bepaalde richtlijnen en normen te handhaven? Deze spanning wordt vaak aangeduid als de pedagogische paradox.
Een tweede belangrijke antinomie is de spanning tussen structuur en openheid. In de pedagogiek wordt vaak gesproken over het belang van een gestructureerde aanpak, waarbij bepaalde leerdoelen en didactische methoden centraal staan. Aan de andere kant wordt er ook gepleit voor een openere benadering, waarin het kind zelf een rol speelt bij het ontwikkelen van zijn eigen kennis en vaardigheden. Deze tegenstrijdigheden zijn terug te vinden in de discussies over het gebruik van toetsen, het bepalen van leerdoelen, en het handelen van docenten.
Een voorbeeld van deze antinomie is de antinomie tussen structurering en openheid van de pedagogische interactie, zoals beschreven in de bronnen. Hierbij gaat het om het evenwicht tussen het vaststellen van bepaalde richtlijnen en het geven van ruimte voor zelfvorming en zelfbestemming. In de praktijk betekent dit dat docenten zich zorgen moeten maken over de vraag of hun handelen gericht is op het vormen van het kind of of ze het kind juist moeten laten ontwikkelen op basis van eigen initiatieven. Deze spanning kan leiden tot pedagogische dilemma’s, waarin het moeilijk is om een duidelijke weg te kiezen.
Een derde belangrijke antinomie is de spanning tussen het individu en de maatschappij. In de pedagogiek wordt vaak gesproken over het belang van het ontwikkelen van het individu als persoon, maar tegelijkertijd wordt er ook gepleit voor het aandacht besteden aan de behoeften van de gemeenschap of maatschappij. Dit leidt tot een complexe situatie waarin de opvoeder moet afwegen tussen het bevorderen van persoonlijke ontwikkeling en het aandachten besteden aan de invloed van de omgeving.
In de bronnen wordt ook gesproken over het belang van het in evenwicht brengen van ‘immanente tegenstrijdigheden’ binnen moderne opvattingen over opvoeding. Dit betekent dat er sprake is van een spanning tussen de wens om het kind te helpen zichzelf te ontwikkelen, en het feit dat het kind ook onderdeel is van een groter geheel. De discussie over het belang en de frequentie van toetsen is hierin een voorbeeld van. In dit geval gaat het om het evenwicht tussen authenticiteit en aanpassing, waarin het kind zowel zichzelf moet ontwikkelen als zich moet aanpassen aan de maatschappelijke normen.
Een andere belangrijke antinomie is de spanning tussen kwaliteit en toegankelijkheid. In de praktijk van het onderwijs en de opvoeding is er vaak sprake van een keuze tussen het bieden van een hoogwaardige educatieve omgeving en het garanderen van toegang voor iedereen. Dit leidt tot dilemma’s waarin de opvoeder moet afwegen tussen de kwaliteit van het onderwijs en de beschikbaarheid ervan.
In de bronnen wordt ook gesproken over de kwestie van de vrijheid van onderwijs, waarbij het gaat om de vraag of scholen het recht hebben om hun eigen agenda’s en invulling van onderwijs te bepalen. Deze vrijheid kan leiden tot een situatie waarin de kwaliteit van het onderwijs minder zichtbaar is, maar tegelijkertijd ook tot meer keuzevrijheid leidt. De Onderwijsraad heeft in haar notitie Onderwijsvrijheid én overheidszorg aangegeven dat de vrijheid van scholen om zelf vorm te geven aan het onderwijs, mogelijk te ver gaat. Hierbij wordt gesproken over een klassieke pedagogische antinomie: de spanning tussen vrijheid bieden en grenzen stellen.
De antinomieën die in de bronnen worden genoemd, tonen aan dat het pedagogische handelen complex is. In de praktijk van het onderwijs en de opvoeding zijn er veel situaties waarin meerdere belangen op elkaar botsen. Docenten en opvoeders moeten daarom vaak afwegen tussen verschillende opties, waarbij geen van de keuzes volledig goed of fout is. Dit is de kern van het handelingsdilemma.
In de bronnen wordt ook gesproken over het handelingsdilemma van docenten, waarbij de belangen van verschillende domeinen moeten worden afgewogen. Dit omvat niet alleen het hoe en wat van het handelen, maar ook het waarom en waartoe. Docenten moeten zich dus ook richten op de vragen: wat is het belang van het kind, en wat is het doel van het onderwijs?
Een ander belangrijk aspect in de pedagogiek is de pedagogische tact, die vaak wordt geassocieerd met het vermogen om in complexe situaties goed met leerlingen om te gaan. In de bronnen wordt uitgelegd dat pedagogische tact geen technisch handwerk is, maar een diepere benadering van de onderwijspraktijk. Het is belangrijk om de situatie in kaart te brengen en rekening te houden met de persoonlijke eigenschappen van de leerling. Zonder deze aandacht voor de situatie en de persoonlijke kenmerken van het kind, is het niet mogelijk om met tact te werken.
In de praktijk betekent dit dat docenten en opvoeders zich moeten afvragen hoe ze hun leerlingen het beste kunnen begeleiden, zonder hen te veel te beïnvloeden. Dit vereist een diep inzicht in de leerling, de context en de doelen van het onderwijs.
De antinomieën in de pedagogiek vormen een complexe situatie waarin verschillende belangen en waarden op elkaar botsen. De spanning tussen vrijheid en discipline, structuur en openheid, en het individu en de maatschappij zijn slechts enkele voorbeelden van de complexiteit van het pedagogische handelen. In de praktijk betekent dit dat docenten en opvoeders vaak moeilijke keuzes moeten maken, waarbij geen van de opties volledig goed of fout is. De antinomieën tonen aan dat het onderwijs niet alleen een kwestie is van kwaliteit of toegankelijkheid, maar ook van evenwicht, waarden en de balans tussen verschillende belangen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet