Applaus in de opvoeding: positief of te veel?
juli 5, 2025
De opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding (ALO) is gericht op het opbouwen van kennis en vaardigheden die nodig zijn om kinderen en jongeren te begeleiden in hun lichamelijke, sociale en emotionele ontwikkeling. Deze opleiding biedt ook aandacht voor speciale behoeften, waarbij leerlingen met verstandelijke beperkingen of andere ondersteuningsvragen specifiek worden ondersteund. In dit artikel wordt ingegaan op de inhoud van de opleiding, de toelatingsvoorwaarden, praktijkgerichte lessen, en de kansen na het afronden van de opleiding, met name in het kader van het werken met kinderen met special needs.
De opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding is een vierjarige bacheloropleiding, die gericht is op het opbouwen van kennis over menselijke beweging, pedagogiek, psychologie en sport. De opleiding is sterk praktijkgericht, met veel stageperiodes en toepassingsgerichte lessen. Studenten leren hoe ze kinderen en jongeren kunnen begeleiden in hun lichamelijke ontwikkeling, maar ook hoe ze hen kunnen ondersteunen in hun sociale en emotionele ontwikkeling.
Binnen de opleiding worden verschillende specialisaties aangeboden, waaronder de minor Special Needs. Deze minor is gericht op het werken met kinderen die extra aandacht nodig hebben, zoals kinderen met verstandelijke beperkingen, motorische problemen of gedragsstoornissen. In deze minor leren studenten hoe ze leerlingen met speciale behoeften kunnen begeleiden in het lichaamsbewegingsonderwijs. Ze leren ook hoe ze samenwerking kunnen opbouwen met ouders, andere leerkrachten en zorgverleners.
De minor Special Needs wordt aangeboden aan meerdere hogescholen, waaronder de Hogeschool van Amsterdam (HvA), de Hogeschool Windesheim en de Fontys Hogeschool. In deze minor leren studenten hoe ze een passend onderwijs kunnen bieden aan leerlingen met speciale behoeften, en hoe ze deze kunnen begeleiden in hun lichamelijke en mentale ontwikkeling.
Voor toelating tot de opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding zijn bepaalde eisen aan te vullen. De meest gangbare toelatingseis is een vwo- of havo- diploma, of een mbo-opleiding op niveau 4 met een passende opleiding. Daarnaast is het belangrijk dat de kandidaat een passie heeft voor sport en onderwijs, en dat hij of zij over de juiste communicatieve en didactische vaardigheden beschikt.
Er is ook een speciale toelatingsoefening voor mensen die ouder zijn dan 21 jaar. Dit is het Toelatingsonderzoek 21+, waarbij de kandidaat een digitale capaciteitentoets moet afleggen. Deze toets bepaalt of de kandidaat geschikt is voor de opleiding. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om via een verkorte leerroute (VL) in drie jaar de opleiding af te ronden, mits de kandidaat al een mbo-opleiding heeft gevolgd op niveau 4.
Een van de kernpunten van de opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding is de praktijkgerichtheid. Studenten lopen vanaf het eerste jaar al stages in het onderwijs, waarbij ze kennis kunnen opdoen over het werken met kinderen en jongeren. Tijdens de opleiding leren studenten ook hoe ze een evenement kunnen organiseren, zoals een sportdag of een bewegingsactiviteit in de gymzaal.
In het vierde jaar specialiseren studenten zich door het volgen van een minor naar keuze. Deze minor kan gericht zijn op sportmanagement, voeding, sportpsychologie of andere relevante onderwerpen. De opleiding eindigt met een eindstage, waarin de student zelfstandig lesgeeft en ervaring opdoet in de beroepspraktijk.
Een van de belangrijkste aspecten van de opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding is het werken met kinderen die speciale ondersteuning nodig hebben. In de minor Special Needs leren studenten hoe ze kinderen met verstandelijke beperkingen of andere ondersteuningsvragen kunnen begeleiden. Ze leren ook hoe ze samenwerking kunnen opbouwen met ouders, leraars en zorgverleners.
In de praktijk betekent dit dat studenten leren hoe ze een passend onderwijs kunnen bieden aan leerlingen met speciale behoeften, en hoe ze deze kunnen ondersteunen in hun lichamelijke, mentale en sociale ontwikkeling. Ze leren ook hoe ze hun eigen lesmethoden kunnen aanpassen aan de behoeften van de leerlingen.
Na het afronden van de opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding zijn er veel werkgelegenheidsopties. De meeste studenten kiezen voor het werken in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs of speciaal onderwijs. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om te werken in het universitair sportcentrum of in de sportsector.
Bij het werken in het speciaal onderwijs is het belangrijk dat de leraar over kennis beschikt over het werken met kinderen met verstandelijke beperkingen of andere ondersteuningsvragen. In dit kader is de minor Special Needs van groot belang, omdat deze de studenten helpt om de juiste vaardigheden op te doen om met deze leerlingen om te gaan.
Tijdens de opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding is er ook ondersteuning beschikbaar voor studenten die dit nodig hebben. Dit kan gaan om mentale ondersteuning, hulp bij het leren of het werken met een functiebeperking. De Hogeschool van Amsterdam biedt bijvoorbeeld ondersteuning via de studentenpsycholoog of het decanaat.
Wat betreft de kosten is het collegegeld voor de opleiding vastgesteld door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Studenten kunnen kiezen voor een gespreide betaling of een eenmalige betaling. Daarnaast zijn er ook studiefinancieringen beschikbaar, zoals de lerarenbeurs, die speciaal bedoeld is voor studenten die zich richten op het werken in het onderwijs.
De opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding is een uitgebreide en praktijkgerichte opleiding, die gericht is op het opbouwen van kennis en vaardigheden die nodig zijn om kinderen en jongeren te begeleiden in hun lichamelijke, sociale en emotionele ontwikkeling. Deze opleiding biedt ook aandacht voor het werken met kinderen die speciale ondersteuning nodig hebben, zoals kinderen met verstandelijke beperkingen of andere ondersteuningsvragen. De opleiding is sterk gericht op praktijkervaring, en biedt veel kans om in het beroepsleven te treden, zowel in het basisonderwijs als in het speciaal onderwijs.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet