Geschiedenis van het onderwijs in Nederland: van traditionele scholen tot vernieuwingsscholen

Het onderwijs in Nederland heeft zich in de loop van de eeuwen ontwikkeld vanuit traditionele vormen naar meer gevarieerde en gerichte vormen van leer- en opvoedingspraktijken. De geschiedenis van het onderwijs is een spiegel van de maatschappelijke veranderingen, de rol van de kerk, de invloed van filosofen en pedagogen, en de veranderende behoeften van kinderen. In dit artikel worden de belangrijkste fasen en ontwikkelingen in de geschiedenis van opvoeding en onderwijs in Nederland besproken, gebaseerd op de gegevens uit de bronnen.

Oude tijden: de rol van de kerk

In de 16e eeuw stond het onderwijs nog sterk in het teken van de kerk. De scholen die in die periode bestonden, hadden als belangrijk kenmerk de verbondenheid met de kerk. Deze zette de school in als middel in de verspreiding van het geloof. Dit was al begonnen in de 8e eeuw met het opzetten van scholen in kloosters. In de 13e eeuw richtten deze kloosters ook buitenscholen op, die waren bedoeld voor niet-kloosterlingen. Daarnaast ontstonden er ook parochie- en kapittelscholen. Ook deze scholen hadden een sterke band met de kerk. Meisjes konden sinds de 19e eeuw naar school. Dit waren scholen in nonnenkloosters en op begijnenscholen. Begijnen waren religieuze zusters, maar zij leefden buiten het klooster en waren dus financieel onafhankelijk.

In de Republiek was het onderwijs niet altijd geregeld via wetten. Pas rond 1800 kwam daar een einde aan. In de 19e eeuw groeide het verzet tegen de globale indeling van het onderwijs in laag en hoog en het ontbreken van een invulling van het onderwijs daartussen. In 1863 werd de Wet Thorbecke aangenomen, die de oude onderverdeling van het voortgezet onderwijs naar stand bevestigde. Gymnasium bleef hoger onderwijs, totdat de Hoger Onderwijswet van 1876 er voorbereidend hoger onderwijs van maakte. Voor de gegoede burgerij was de Wet op het Middelbaar Onderwijs van toepassing. Dat leidde tot de oprichting van de Hogere Burgerschool (HBS), de moderne tegenhanger van het klassieke curriculum van de Latijnse school. Deze wetten brachten geen verandering in de opleidingsmogelijkheden van meisjes. HBS was bedoeld voor jongens. In 1867 ontstond het eerste middelbare meisjesschool (MMS), maar deze groeide traag, mede omdat MULO’s inmiddels ook voor meisjes mogelijkheden had.

De Verlichting en de opkomst van het moderne onderwijs

In de 18e eeuw bracht de Verlichting een nieuw denken met zich mee, dat ook de opvoeding beïnvloedde. Verlichte pedagogen zoals Locke en Rousseau benadrukten het belang van aanschouwelijk en speels onderwijs. Zij stelden voor dat het onderwijs zich richtte op de individuele ontwikkeling van het kind. De nadruk lag op het bijbrengen van kennis en deugd in de jeugd. De samenleving moest worden heropgevoed en dat moest door middel van volksonderwijs. Door de Verlichting kwam er in de scholen niet-religieuze literatuur. Literatuur op het niveau van de kinderen.

In de 19e eeuw veranderde de opvatting over het onderwijs. De klassikale les werd steeds meer gebruikt. Er kwamen schoolbord en plaatjes in de klas. De hygiëne in scholen was slecht, waardoor scholen ook wel ‘moordholen’ werden genoemd. Er was ook een groeiende belangstelling voor exacte wetenschappen, wat leidde tot aanvullingen van bestaande studierichtingen. De Franse scholen voldeden met hun moderne curriculum beter aan de veranderende eisen van de samenleving; hun leerlingenaantal groeide dan ook. De grote variëteit in Franse scholen bleef bestaan. Zij lieten ook prijs- en kwaliteitsverschillen zien.

De opkomst van de reformpedagogiek

In de eerste helft van de 20e eeuw ontstond er een pedagogische vernieuwingsbeweging, de reformpedagogiek. Deze beweging stond in verzet tegen de wijze waarop de grote uitbreiding van het volkonderwijs had geleid tot overmatige reglementering van de schoolopvoeding, waardoor kinderen met hun individuele aanleg en hun specifieke activiteitsdrang in de verdrukking kwamen. De reformpedagogiek wilde een meer individueel en breder onderwijs aanbieden. Er ontstonden nieuwe vormen van onderwijs, zoals de vrije school van Rudolf Steiner, de Jenaplan, de Montessori-school en de Daltonschool. Deze scholen zetten zich sterk in op het individuele leerproces van het kind en de invloed van het milieu.

In de jaren 1960 en 1970 groeide het aantal vernieuwingsscholen. Deze scholen zochten naar alternatieven voor het regulier onderwijs. Ze vonden dat het regulier onderwijs het kind niet volledig kon ontwikkelen. De vernieuwingsscholen gaven ruimte aan het kind om zichzelf te ontwikkelen. Ze zorgden voor een bredere ontwikkeling van het kind, met aandacht voor het spel, het leren via ervaring en het zelfstandig werken. De vernieuwingsscholen kregen ook invloed op het regulier onderwijs, waardoor het regulier onderwijs zich steeds meer moest aanpassen aan de behoeften van de leerlingen.

De jaren 1980 tot op heden: professionalisering en diversificatie

In de jaren 1980 begon het onderwijs zich te ontwikkelen naar een meer gecertificeerde en professionele vorm. Er werd steeds meer gekeken naar de kwaliteit van het onderwijs. De wet op het basisonderwijs van 1985 leidde tot een vereniging van de lagere school en de kleuterschool in één school. Er kwam een verdeling van boven- en onderbouw. Het onderwijs kreeg ook zorgverbreding, probleemkinderen moesten niet meer worden doorgestuurd naar het speciaal onderwijs, maar zelf door de school opgevangen worden. Scholen gingen zelf ook vernieuwen. Wereldoriëntatie als combinatie van geschiedenis, aardrijkskunde en natuur werd geïntroduceerd, nieuwe methoden werden gebruikt en er werd projectonderwijs ingevoerd. Veel scholen richtten een documentatiecentrum op om leerlingen zelf informatie te laten zoeken.

De diversificatie van het onderwijs groeide in de jaren 1980 en 1990. Er ontstonden ook meer scholen met een bepaalde opvatting over het onderwijs, zoals de islamitische scholen, de reformatieve scholen en de evangelische scholen. Deze scholen kregen invloed op het regulier onderwijs, waardoor het regulier onderwijs zich steeds meer moest aanpassen aan de behoeften van de leerlingen.

Conclusie

De geschiedenis van het onderwijs in Nederland is een spiegel van de maatschappelijke veranderingen, de rol van de kerk, de invloed van filosofen en pedagogen, en de veranderende behoeften van kinderen. Van de traditionele scholen tot de moderne vernieuwingsscholen, is het onderwijs zich steeds verder ontwikkeld. De focus ligt nu op de individuele ontwikkeling van het kind, de diversificatie van het onderwijs en de professionalisering van de onderwijzers. Het onderwijs in Nederland is dus niet alleen veranderd, maar ook geavanceerder geworden.

Bronnen

  1. Geschiedenis van opvoeding en onderwijs
  2. Tijdlijn Geschiedenis van opvoeding en onderwijs
  3. Deel van de geschiedenis van opvoeding en onderwijs
  4. Geschiedenis van de opvoeding en het onderwijs

Σχετικές αναρτήσεις