Opvoeden met vertrouwen: De rol van activiteiten en begeleiding bij Opvoed-dingen
juli 11, 2025
De Wet Bevordering Voortgezet Ouderschap en Zorgvuldige Scheiding is op 1 maart 2009 in werking getreden. Deze wet heeft een belangrijke invloed gehad op het ouderlijk gezag na scheiding en het omgangsrecht van ouders. De wet stelt de nadruk op het behoud van het gezamenlijke ouderlijk gezag en het centraal stellen van het belang van het kind in scheidingsprocedures. Hierdoor worden ouders verplicht om afspraken te maken over de verzorging, opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen, en wordt er een ouderschapsplan opgesteld dat door beide ouders moet worden ondertekend.
De wet heeft ook geleid tot veranderingen in het scheidingsrecht, waaronder het afschaffen van de flitsscheiding en het beëindigen van huwelijken via de burgerlijke stand in een geregistreerd partnerschap. Daarnaast wordt de mogelijkheid om een huwelijk om te zetten in een geregistreerd partnerschap afgeschaft. De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, waarbij beide ouders recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat ouders zowel tijd als aandacht moeten besteden aan hun kind, zodat het kind zich veilig en opgeleid voelt.
De wet stelt ook de verplichting op om informatie over belangrijke kwesties met betrekking tot het kind te delen, zoals de schoolkeuze. Dit is bedoeld om ervoor te zorgen dat beide ouders betrokken blijven bij het leven van hun kind en dat zij samen beslissingen nemen die in het belang van de kinderen zijn. De rechter kan ook een omgangsregeling vaststellen die rekening houdt met de behoeften van het kind en de mogelijkheden van beide ouders. In sommige gevallen kan de rechter zelfs een tijdelijk verbod op contact opleggen, maar dit is slechts mogelijk wanneer het belang van het kind dit vereist.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet heeft ook geleid tot veranderingen in andere wetgeving. Zo is de mogelijkheid om een huwelijk om te zetten in een geregistreerd partnerschap afgeschaft. Bovendien is het na invoering van de wet niet meer mogelijk om een geregistreerd partnerschap te beëindigen zonder wederzijds goedvinden, indien er kinderen zijn. De wet verplicht de niet-gezaghebbende ouder om omgang te hebben met zijn kind. Dit recht en deze plicht zijn bedoeld om de band tussen het kind en de niet-gezaghebbende ouder te behouden en te bevorderen. De rechter kan een omgangsregeling vaststellen die rekening houdt met de behoeften van het kind en de mogelijkheden van beide ouders.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en informatie over het kind, en het kind heeft recht op omgang met deze ouder.
De wet benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap, wat inhoudt dat beide ouders na een scheiding recht hebben op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van hun kind. Dit betekent dat beide ouders wezenlijk contact moeten hebben met hun kind en waardevolle zorg moeten bieden. Het is echter belangrijk te benadrukken dat gelijkwaardig ouderschap niet noodzakelijk een 50/50 verdeling van de verblijftijd vereist. De wet erkent dat praktische belemmeringen een rol kunnen spelen en dat variaties in de verdeling mogelijk zijn, zolang de belangen van het kind voorop staan. Een belangrijk aspect van de wet is de verplichting voor ouders om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen. Dit betekent dat ouders geen afspraken mogen maken die het contact tussen het kind en een van hen onnodig beperken.
De wet heeft ook gevolgen voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheden van ouders. Ouders die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen bij de geboorte van een kind gezamenlijk het ouderlijk gezag. Ook ongehuwde ouders kunnen gezamenlijk het gezag verkrijgen door erkenning van het kind. Na een scheiding behouden ouders in principe het gezamenlijk gezag, wat betekent dat zij beiden verantwoordelijk blijven voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Een uitzondering hierop geldt wanneer dit niet in het belang van de kinderen is, in welk geval een rechter kan beslissen over de beste regeling. Ouders zonder gezag behouden het recht op omgang en
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet