Seksuele opvoeding in de praktijk: een essentieel onderdeel van de kindopvoeding
juli 11, 2025
Co-ouderschap is een veelvoorkomend onderwerp in het familierecht, met name bij scheidingen. Het betreft een situatie waarin ouders samen het ouderlijk gezag hebben en samen de zorg- en opvoedtaken verdelen. De rechter speelt hierbij een cruciale rol, omdat hij of zij beslist of een co-ouderschapsregeling geschikt is en op welke manier deze moet worden uitgevoerd. De vraag die veel ouders bezighoudt, is: wat wil de rechter horen van ouders bij co-ouderschap? Dit artikel beantwoordt deze vraag uitgebreid en legt uit wat de rechter belangrijk vindt bij het beslissen over een co-ouderschapsregeling.
Co-ouderschap is geen wettelijke plicht, maar een regeling die ouders kunnen bespreken en in overleg met de rechter kan worden vastgelegd. Het gaat erom dat ouders het ouderlijk gezag gelijkelijk delen en de zorg- en opvoedtaken onderling gelijkwaardig verdelen. Dit betekent dat het kind evenveel tijd bij iedere ouder doorbrengt. De rechter is daarbij vooral geïnteresseerd in het belang van het kind. Volgens artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet de rechter een beslissing nemen die het belang van het kind vooropstelt.
De rechter beoordeelt de situatie vanuit meerdere hoeken. Hierbij gaat het onder meer om de wensen van de ouders, de communicatie tussen hen, de praktische haalbaarheid van een gelijke verdeling en de leeftijd en ontwikkeling van het kind. De rechter neemt ook de mening van het kind in aanmerking, vooral bij oudere kinderen.
De rechter wil in de eerste plaats weten of de ouders bereid zijn om samen te werken en of de omstandigheden van het gezin gunstig zijn voor een co-ouderschapsregeling. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste factoren die de rechter in de gaten houdt.
De rechter stelt veel waarde aan een goede communicatie tussen ouders. Als de ouders niet in staat zijn om met elkaar om te gaan, is een co-ouderschap vaak niet geschikt. Dit geldt vooral als er sprake is van aanhoudende conflicten of een gebrek aan vertrouwen. In dergelijke gevallen kan de rechter een andere regeling overwegen, zoals een eenzijdige omgangsregeling.
De rechter kijkt naar de praktische haalbaarheid van een co-ouderschapsregeling. Hierbij gaat het om de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders, de schoolomgeving van het kind en de mogelijkheden om de zorg en opvoeding gelijkmatig te verdelen. Als het kind bijvoorbeeld in een bepaalde regio op school zit, kan het in het belang van het kind zijn om een vaste woonplaats te houden.
De wensen van het kind worden, afhankelijk van de leeftijd en ontwikkelingsfase, ook meegenomen in de besluitvorming. De rechter kan een kindgesprek aanvragen om de mening van het kind te horen. Hoewel de rechter niet per se gebonden is aan de wensen van het kind, zal hij of zij deze serieus overwegen. De kans dat het kind gehoord wordt, is groter bij oudere kinderen. Bij jongere kinderen is de kans kleiner, vooral als ze jonger zijn dan tien jaar.
De rechter beslist altijd op basis van het belang van het kind. Dit is het belangrijkste criterium. Het kind moet zich veilig en wel voelen in de omgeving van beide ouders. De rechter kijkt ook naar de emotionele draagkracht van het kind en de andere ouder. Daarnaast speelt de afstand tussen de ouders na scheiding een rol. Hoe dichter de ouders bij elkaar wonen, hoe beter het is voor het kind.
De rechter ziet graag dat de ouders afspraken maken met zo min mogelijk wisselingen van kinderen tussen beide huizen. Een te veel overdrachten kan het kind belasten. Meer dan vier overdrachten in twee weken wordt al snel als te veel beschouwd. Het is daarom belangrijk dat de ouders afspraken maken over hoe het kind tussen de huizen wordt overgebracht.
Vaders die een gelijke zorgverdeling nastreven, wordt aangeraden om concrete stappen te zetten om hun leven aan te passen aan een gelijkwaardige ouderrol. Dit kan inhouden dat zij hun werkrooster aanpassen, zich actief betrokken tonen bij de school en hobby’s van hun kinderen en proactief communiceren met de moeder. De rechter ziet dit als een positief signaal.
De rechter kan tijdens het proces het Uniforme Hulpaanbod (UHA) inzetten om de situatie te beoordelen. Dit hulpaanbod bevat basistrajecten voor hulp, waar de rechter naar kan verwijzen. Deelname aan de hulp is vrijwillig, maar kan nuttig zijn bij het oplossen van conflicten. De rechter kan ook een onderzoek laten doen door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit onderzoek helpt bij het bepalen van de beste oplossing voor het kind.
Naast de factoren die de rechter belangrijk vindt, zijn er ook zaken die hij niet wil horen. Hieronder volgt een overzicht van de meest voorkomende situaties waarin de rechter geen co-ouderschap zal aanbevelen.
Een veelvoorkomende misvatting is dat co-ouderschap gelijkstaat aan gelijkwaardig ouderschap. Dit is echter niet juist. Co-ouderschap is geen wettelijke term, terwijl gelijkwaardig ouderschap wel in de wet voorkomt. De rechter zal dit onderscheid goed in de gaten houden.
Een moeder mag in principe geen co-ouderschap weigeren, mits de omstandigheden daarvoor geschikt zijn. De rechter zal dit niet als reden aannemen om een co-ouderschapsregeling af te wijzen. De moeder moet het gelijkwaardig ouderschap niet tegengaan.
De rechter kan geen co-ouderschap afdwingen, maar kan wel een regeling aanbevelen. De ouders moeten dit zelf beslissen. De rechter heeft geen bevoegdheid om een co-ouderschapsregeling vast te leggen, tenzij dit in overleg met de ouders is.
Als de vader niet bereid is om actief betrokken te raken bij de opvoeding van het kind, is een co-ouderschapsregeling vaak niet geschikt. De rechter ziet dit als een negatief signaal.
Als ouders een co-ouderschapsregeling willen vastleggen, is het belangrijk om eerst een goed ouderlijk gezag en een duidelijk ouderschapsplan op te stellen. Hierin worden de afspraken over de verdeling van de zorg en opvoeding vastgelegd. De rechter zal dit plan als onderdeel van het onderzoek bekijken.
Bij een co-ouderschapsregeling is het belangrijk om te zorgen dat de kinderalimentatie op een eerlijke manier wordt verdeeld. Dit kan worden geregeld via een gezamenlijke kinderrekening. De kinderbijslag wordt dan vaak op deze rekening gestort. Ook kan het Kind Gebonden Budget (KGB) worden ingezet om de kosten van de kinderen te dekken.
De rechter heeft bij het beslissen over een co-ouderschapsregeling het belang van het kind voorop. Hij kijkt naar de communicatie tussen de ouders, de praktische haalbaarheid van een gelijke verdeling, de wensen van het kind en de emotionele draagkracht van het gezin. De rechter wil ook dat de ouders actief betrokken raken bij de opvoeding van het kind en dat er voldoende afspraken worden gemaakt over de overdracht van het kind tussen de huizen. Bij een co-ouderschapsregeling is het belangrijk dat de ouders samenwerken en een goed ouderlijk gezag hebben. De rechter zal dit in de gaten houden en eventueel hulp inroepen bij het oplossen van conflicten.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet