Kinderopvang in Nederland: Uitdagingen, kosten en toekomstplannen
juli 20, 2025
De Staatscommissie Herijking Ouderschap, opgericht in 2014 en gepresenteerd in december 2016, heeft een uitgebreid rapport uitgebracht met als titel “Kind en ouders in de 21ste eeuw”. Het rapport bevat 68 aanbevelingen en richt zich op de veranderingen in de maatschappelijke, medische en juridische situaties rondom ouderschap, gezag en het opvoedingsproces. Het doel van de commissie was om de wetgeving en het beleid op het gebied van ouderschap aan te passen aan de moderne realiteit. De kern van het rapport ligt op het verbeteren van de rechten en verantwoordelijkheden van kinderen, ouders en andere betrokkenen in situaties van meerouderschap, meerpersoonsgezag en draagmoederschap.
De commissie begon met het onderzoek op basis van de grote veranderingen in de maatschappij. In het verleden was het meest voorkomende gezin het huwelijk van een man en een vrouw. Tegenwoordig zijn er veel meer alternatieve gezinsvormen, waaronder eenoudergezinnen, samengestelde gezinnen, regenbooggezinnen en meerouderschappen. De commissie onderzocht of de huidige wetgeving voldoende rekening houdt met deze veranderingen, met name op het gebied van ouderschap, gezag en het rechten van kinderen.
De belangen van kinderen in verschillende situaties werden centraal gesteld. Hierbij werden rechten zoals onvoorwaardelijke persoonlijke betrokkenheid, continuïteit in de opvoeding, verzorging en zorg voor het lichamelijk welzijn, opvoeding tot sociale participatie, organisatie van de opvoeding in het gezin, school en publieke ruimte, vorming van de afstammingidentiteit en zorg voor contact- en omgangsmogelijkheden met belangrijke personen in kaart gebracht. De commissie stelde vast dat deze belangen het beste behartigd kunnen worden middels een regeling omtrent ouderschap.
De commissie stelde voor dat er een wettelijke regeling voor meerouderschap en meerpersoonsgezag ingevoerd moet worden. Bij meerouderschap kan een kind meerdere juridische ouders hebben, terwijl meerpersoonsgezag betekent dat meer dan twee personen gezag over het kind uitoefenen. De commissie adviseerde om dit mogelijk te maken, zowel in situaties van meerouderschap als in situaties waarin dat niet het geval is.
Voor meerouderschap stelde de commissie voor dat er een overeenkomst moet worden gemaakt, waarin afspraken worden vastgelegd over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, het hoofdverblijf van het kind, de verdeling van financiële lasten en de naam die het kind draagt. Bovendien zou er maximaal 4 personen als ouders aangemerkt kunnen worden, die maximaal 2 huishoudens vormen. Het kind moet met elk van de ouders een duidelijk aantoonbare band hebben. Ook is er een verplichte rechterlijke beslissing nodig, waarbij de vastgelegde afspraken volledig, inhoudelijk getoetst moeten worden door de rechter, en deze toetsing moet al afgerond zijn op het moment van geboorte van het kind.
Op dit moment is er geen wettelijke regeling voor draagmoederschap. De commissie adviseerde om dit mogelijk te maken, zodat het traject zorgvuldig verloopt. Daarbij moet vastgesteld worden wie de juridische ouders van het kind worden, zodat de wensouders vanaf het tijdstip van geboorte het juridische ouderschap verkrijgen. In een draagmoederschapsovereenkomst zou vastgelegd moeten worden welke afspraken de draagmoeder en de wensouders gemaakt hebben. Deze afspraken zouden getoetst moeten worden door de rechter om te bepalen of alle betrokkenen vrijwillig ingestemd hebben, of de risico's voor de draagmoeder genoeg zijn verzekerd, en of ten minste één van de wensouders een genetische band met het kind zal hebben.
De commissie stelde voor om alle huidige vormen van beëindiging van het juridisch ouderschap (ontkenning van vaderschap of moederschap, vernietiging van een erkenning, herroeping van een adoptie) onder te brengen in één regeling. Daarnaast wilde de commissie dat kinderen die volwassen zijn, de mogelijkheid krijgen om het ouderschap van hun juridische ouders ongedaan te laten maken, ook al betreft het de biologische ouders. Dit is belangrijk voor de rechten en belangen van het kind.
Bij buitenechtelijke kinderen is het nu zo dat de vader zijn kind moet erkennen. Als het kind 12 jaar of ouder is, is daarvoor ook zijn toestemming vereist. De commissie ziet deze leeftijd het liefst verlaagd naar 8 jaar. Daarnaast wil zij dat het mogelijk wordt voor ongehuwde ouders om al voor de geboorte van hun kind aan te geven dat zij het gezag gezamenlijk willen uitvoeren, op hetzelfde moment als het indienen van de akte van erkenning, omdat het nu pas na de geboorte kan en daarom vaak vergeten wordt aan te geven.
Op dit moment kan een duomoederschap alleen plaatsvinden als de duomoeder getrouwd is met de geboortemoeder en de zaaddonor een onbekende van de geboortemoeder is. De commissie ziet het tweede vereiste het liefste weggelaten. Tevens zien zij het liefste dat het voor de duomoeders daarnaast nog mogelijk wordt om een adoptiebeschikking aan te vragen, omdat dit is hoe duomoederschap in veel andere landen geregeld wordt en daarom de positie van het kind in het buitenland beter zal beschermen.
De commissie stelt voor om de intentie om juridisch ouder van een kind te worden, en de genetische band met het kind, gelijk te stellen aan elkaar als grondslag voor ouderschap. Hierdoor zou het eenvoudiger moeten worden om vervangende toestemming tot erkenning van een kind van een kind te krijgen bij de rechter indien de geboortemoeder de erkenning weigert.
De commissie stelt voor dat indien het kind onder voogdij van een instelling staat, ten minste een jaar bij een pleeggezin woont en het vooruitzicht is dat hij daar zijn verdere jeugd zal doorbrengen, de mogelijkheid te geven aan de pleegouders om gedeeltelijke voogdij over het kind te krijgen. Op dit moment kunnen pleegouders enkel de volledige voogdij verkrijgen, maar volgens de commissie hebben veel pleegouders behoefte aan de 'bufferfunctie' die de instellingen vervullen, zoals wat betreft een (indien gewenst door het kind) omgangsregeling met zijn biologische ouders.
De regering gaf een eerste inhoudelijke reactie op de hoofdlijnen van het rapport. Nadat enkele aanvullende onderzoeken die door de Staatscommissie waren aanbevolen (naar onder meer nationaliteits-, vreemdelingen- en naamrecht) waren afgerond, zond het kabinet op 12 juli 2019 een kabinetsreactie naar de Kamer. Die reactie ging gepaard met een analyse van de staatssecretaris van Financiën over de fiscale consequenties van de voorstellen van de Staatscommissie en de gevolgen voor toeslagen.
De kabinetsreactie benadrukt dat het rapport van de Staatscommissie heel persoonlijke onderwerpen betreft, waarover zowel binnen de samenleving als binnen het kabinet verschillen in opvatting onvermijdelijk zijn. Het kabinet is van plan om te komen tot een regeling voor versterking van het recht op informatie over de ontstaansgeschiedenis (afstammingsinformatie), draagmoederschap en tot een vorm van deelgezag.
Met betrekking tot de onderwerpen meerouderschap en meerpersoonsgezag neemt de regering de voorstellen van de Staatscommissie niet over. Het kabinet wil voorkomen dat er meer conflicten rondom kinderen en ouderschap ontstaan.
De Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft in haar rapport “Kind en ouders in de 21ste eeuw” een uitgebreid overzicht gegeven van de veranderingen in de maatschappelijke, medische en juridische situaties rondom ouderschap, gezag en het opvoedingsproces. De kern van het rapport ligt op het verbeteren van de rechten en verantwoordelijkheden van kinderen, ouders en andere betrokkenen in situaties van meerouderschap, meerpersoonsgezag en draagmoederschap. De aanbevelingen van de commissie richten zich op het aanpassen van de wetgeving aan de moderne realiteit, zowel op het gebied van ouderschap, als op het gebied van het rechten van kinderen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet