Ouderschap na scheiding in Zwolle: Structuur, ondersteuning en het welzijn van kinderen
juli 1, 2025
De ontkenning van ouderschap is een juridisch proces dat kan worden aangevraagd wanneer een ouder, kind of de rechter de relatie tussen ouder en kind wil ontkennen. Dit kan gebeuren als blijkt dat de juridische ouder niet de biologische ouder is. In Nederland is de wetgeving hierover geregeld in het Burgerlijk Wetboek (BW), met name in Titel 11, Afdeling 2 en 2a. De ontkenning kan zowel van het vaderschap als het moederschap zijn. In dit artikel worden de rechtsgevolgen van een ontkenning van ouderschap, de termijnen voor het indienen van een verzoek en de procedure voor het aanvragen van een ontkenning uitgebreid toegelicht.
Een ontkenning van ouderschap houdt in dat de rechter bepaalt dat de juridische ouder, die door huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontstaan, niet de biologische ouder is. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de man die als vader is aangemerkt, niet de biologische vader is van het kind. De rechter kan dit ontkennen als er voldoende bewijs is dat de betreffende ouder niet de biologische ouder is. De ontkenning kan ook van toepassing zijn op het moederschap, wanneer de partner van de moeder niet de biologische moeder is.
In het geval van een ontkenning van ouderschap door de rechter, is het ouderlijk gezag beëindigd met terugwerkende kracht tot de geboorte van het kind. Dit betekent dat de rechterlijke uitspraak een juridische ontkracht oplevert van de relatie tussen de ouder en het kind. Dit is alleen mogelijk als het ouderlijk gezag is ontstaan door huwelijk of geregistreerd partnerschap. Is het ouderschap ontstaan door een erkenning of vaststelling, dan is een ontkenning niet mogelijk. In dat geval is enkel de vernietiging van de erkenning mogelijk.
De termijnen voor het indienen van een verzoek tot ontkenning van ouderschap zijn afhankelijk van wie het verzoek indient. De termijnen zijn in het Burgerlijk Wetboek (BW) geregeld, met name in art. 1:200 en art. 1:201 BW.
De moeder kan binnen een jaar na de geboorte van het kind een verzoek tot ontkenning van ouderschap indienen. Dit geldt zowel voor het vaderschap als het moederschap. Indien de moeder overlijdt, kan een afstammeling of ouder het verzoek binnen een jaar na het overlijden indienen.
Voor de vader geldt geen termijn die begint bij de geboorte van het kind. De termijn begint pas op het moment dat de vader weet dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is. Ook hier geldt een termijn van één jaar.
Het kind kan het verzoek tot ontkenning van ouderschap binnen drie jaren nadat het kind weet dat de man vermoedelijk niet de biologische vader is. Indien het kind tijdens zijn minderjarigheid dit feit heeft geweten, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
De termijnen zijn belangrijk omdat een verzoek dat buiten deze termijnen wordt ingediend, niet kan worden aangevraagd. De wet stelt ook voorzorgsmaatregelen voor het geval de ouder of kind niet in staat is om het verzoek zelf in te dienen, bijvoorbeeld door een curator te benoemen.
De rechtsgevolgen van een ontkenning van ouderschap zijn hetzelfde als bij een ontkenning van vaderschap. Als de rechter tot gegrondverklaring overgaat, is het juridische ouderschap beëindigd met terugwerkende kracht tot de geboorte van het kind. Dit betekent dat de rechterlijke uitspraak de relatie tussen de ouder en het kind ontkent.
De ontkenning van ouderschap kan ook gevolgen hebben voor de nationaliteit van het ontkende kind. Zo kan het kind de Nederlandse nationaliteit verliezen als het Nederlanderschap ontleend werd aan de (overleden) ouder van wie het ouderschap door de moeder uit wie het kind geboren is ontkend. Maar het ontkende kind kan ook het Nederlanderschap ontlenen aan de nieuwe huwelijkspartner of geregistreerd partner van de moeder of de latere erkenner.
Een ander gevolg is dat het kind, waarvan het ouderschap is ontkend, in het bezit van een nog geldig Nederlands reisdocument dan vervalt dit reisdocument van rechtswege als de persoonsgegevens (bijvoorbeeld de geslachtsnaam) wijzigen.
De rechter speelt een cruciale rol bij het beoordelen van een verzoek tot ontkenning van ouderschap. De rechter moet bepalen of er voldoende bewijs is dat de betreffende ouder niet de biologische ouder is. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan door een DNA-onderzoek of een andere vorm van bewijs. De rechter kan ook een deskundigenonderzoek eisen. Aan een weigering om aan zo’n onderzoek mee te werken mag de rechter conclusies verbinden.
De rechter moet ook beoordelen of de termijnen voor het indienen van het verzoek zijn nagekomen. Als dit niet het geval is, kan het verzoek niet worden aangevraagd. Daarnaast moet de rechter ook beoordelen of er sprake is van uitzonderingen, zoals wanneer de vader of moeder al voor het huwelijk van de zwangerschap wist of indien zij ingezet heeft met een daad die de verwekking tot gevolg had.
De biologische ouder speelt een belangrijke rol in het geval van een ontkenning van ouderschap. De rechter moet bepalen of de biologische ouder aanwezig is en of deze bereid is om het kind te erkennen. In sommige gevallen kan de biologische ouder het kind erkennen zonder dat de rechter hierin ingrijpt. In andere gevallen is het nodig om een rechterlijke uitspraak aan te vragen.
De biologische ouder kan ook het verzoek tot ontkenning van ouderschap indienen. In dat geval moet de rechter bepalen of de betreffende ouder inderdaad de biologische ouder is. De rechter moet ook beoordelen of de termijnen voor het indienen van het verzoek zijn nagekomen.
De kinderen kunnen ook het verzoek tot ontkenning van ouderschap indienen. Dit kan gebeuren als de kinderen weten dat de ouder niet de biologische ouder is. De termijnen voor het indienen van het verzoek zijn voor de kinderen anders dan voor de ouders. Het kind moet het verzoek binnen drie jaren nadat het kind weet dat de ouder niet de biologische ouder is, indienen.
Als het kind tijdens zijn minderjarigheid dit feit heeft geweten, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend. De rechter moet ook beoordelen of de kinderen in staat zijn om het verzoek in te dienen.
In sommige gevallen is het nodig om een curator te benoemen. Dit gebeurt wanneer het kind niet in staat is om het verzoek in te dienen. De curator moet het verzoek voor het kind indienen. De rechter moet beoordelen of de curator geschikt is om het verzoek in te dienen.
De curator moet ook beoordelen of de termijnen voor het indienen van het verzoek zijn nagekomen. Als dit niet het geval is, kan het verzoek niet worden aangevraagd. De curator moet ook beoordelen of de rechter in staat is om het verzoek te beoordelen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet