Groeipakket en co-ouderschap: Wat ouders moeten weten
juli 1, 2025
De verdeling van zorgtaken en financiële bijdragen bij co-ouderschap is een complexe zaak. In veel gevallen is er sprake van een zogenaamde zorgkorting, die het bedrag van de kinderalimentatie vermindert. Dit artikel bespreekt hoe co-ouderschap werkt, wat een zorgkorting is, en hoe deze wordt berekend. Daarnaast worden de belangrijkste punten uit de bronnen samengevat en geïnterpreteerd, zodat ouders, educatoren en verzorgers hier beter in kunnen omgaan.
Co-ouderschap betekent dat beide ouders een gelijke verantwoordelijkheid hebben bij de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in dat de kinderen gelijkwaardig in beide huishoudens worden opgevoed. De kinderen kunnen bijvoorbeeld om de week een week bij de ene ouder verblijven en de andere week bij de andere ouder. Dit is van belang voor het welzijn van het kind, want het zorgt voor een stabiele omgeving en een gelijke betrokkenheid van beide ouders.
Bij co-ouderschap is het belangrijk dat er afspraken worden gemaakt over de verdeling van de kosten van de verzorging en opvoeding. Ook bij een gelijke verdeling van de zorg is er nog steeds sprake van kinderalimentatie, omdat de draagkracht van de ouders niet altijd gelijk is. Dit is het moment waarop de zorgkorting een rol speelt.
De zorgkorting is een percentage van de behoefte van het kind dat de ouder die de kinderalimentatie moet betalen, van het te betalen bedrag af kan trekken. De reden hiervoor is dat de ouder die de kinderen in de tijd dat zij bij hem zijn, in natura in hun onderhoud voorziet. Hierdoor zijn er kosten aan het huishouden van de ouder die de kinderen bezoekt. Deze kosten worden in de zorgkorting meegenomen.
De hoeveelheid zorgkorting hangt af van het aantal dagen dat de kinderen bij de ouder verblijven. Bijvoorbeeld: - 1 dag per week: 15% zorgkorting - 2 dagen per week: 25% zorgkorting - 3 dagen per week: 35% zorgkorting
Deze percentages zijn gebaseerd op het gemiddelde aantal dagen dat het kind bij de niet-verzorgende ouder verblijft, inclusief de vakantiedagen. De zorgkorting is dus een manier om de kosten van de huishouding van de ouder die de kinderen bezoekt, in kaart te brengen.
De berekening van de zorgkorting gebeurt op basis van de behoefte van het kind en het aantal dagen dat het kind bij de ouder verblijft. De behoefte van het kind wordt bepaald aan de hand van de NIBUD-tabellen, die de kosten van kinderen weergeven. Daarnaast wordt rekening gehouden met het netto besteedbaar inkomen van de ouders.
De berekening van de zorgkorting gebeurt als volgt: 1. Bepaal de behoefte van het kind. 2. Bepaal het aantal dagen dat het kind bij de ouder verblijft. 3. Pas het percentage van de zorgkorting toe op basis van het aantal dagen. 4. Trek de zorgkorting af van het te betalen bedrag van de kinderalimentatie.
Voorbeeld: Stel dat de behoefte van het kind € 1.245 per maand is. De moeder heeft een draagkracht van € 1.000 per maand. Het kind verblijft 1,5 dag per week bij de moeder. Hieruit volgt dat de zorgkorting 20% is. Dit levert een korting van € 249 per maand op. De moeder hoeft dus € 751 per maand te betalen aan kinderalimentatie.
Als de gezamenlijke draagkracht van de ouders niet voldoende is om de behoefte van de kinderen te kunnen betalen, dan is er sprake van een tekort aan draagkracht. In dat geval wordt het tekort verdeeld over de ouders. Dit betekent dat elk van hen een deel van het tekort moet dragen.
Bijvoorbeeld: Stel dat de behoefte van het kind € 1.245 per maand is, maar de gezamenlijke draagkracht van de ouders € 1.220 is. Het tekort is dan € 25 per maand. Dit tekort wordt verdeeld over de ouders, dus elk betaalt € 12,50. De zorgkorting wordt hier dan vanaf getrokken.
De kinderbijslag is een bijdrage van de overheid aan de ouders voor het verzorgen en opvoeden van hun kind. Bij co-ouderschap wordt de kinderbijslag vaak over beide ouders verdeeld, mits er afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de zorgtaken. Dit is belangrijk, want de kinderbijslag wordt in de berekening van de kinderalimentatie meegenomen.
Een probleem kan ontstaan als de kinderbijslag niet correct wordt verdeeld. Dit kan leiden tot onenigheid tussen de ouders, omdat de ene ouder denkt dat hij of zij de volledige kinderbijslag verdient. Om dit te voorkomen, is het belangrijk om in het ouderschapsplan duidelijke afspraken te maken over de verdeling van de kinderbijslag.
Bij een ongelijke zorgverdeling, waarbij de kinderen niet gelijkmatig worden verdeeld over de ouders, is de zorgkorting anders. Bijvoorbeeld: - Bij een 60/40-verdeling is de zorgkorting 35%. - Bij een 50/50-verdeling is de zorgkorting ook 35%.
Deze percentages zijn gebaseerd op het gemiddelde aantal dagen dat het kind bij de ouder verblijft, inclusief de vakantiedagen. Het is dus belangrijk om te kijken naar het aantal dagen dat het kind bij de ouder verblijft, om de juiste zorgkorting te bepalen.
Bij co-ouderschap is het vaak handig om een kinderrekening aan te maken. Dit is een rekening waarop beide ouders toegang hebben en die ze gebruiken voor uitgaven voor de kinderen. Denk hierbij aan schoolkosten, kleding, sport, enz. De kinderrekening helpt om de verdeling van de kosten te overzichtelijk te houden en te controleren.
Een voordeel van een kinderrekening is dat beide ouders inzicht hebben in de uitgaven en hierover samen kunnen beslissen. Het nadeel is dat er onenigheid kan ontstaan over de hoogte en aard van de uitgaven. Daarom is het belangrijk om in het ouderschapsplan duidelijke afspraken te maken over de verdeling van de kosten.
De Tremanormen zijn regels voor de berekening van de kinderalimentatie. Ze zijn gebaseerd op de behoefte van het kind en de draagkracht van de ouders. De behoefte van het kind wordt bepaald aan de hand van de normbedragen in de NIBUD-tabellen. De draagkracht van de ouder wordt bepaald door het netto maandinkomen van de ouder te berekenen en daarna te bepalen hoeveel de ouder kan uitgeven aan de kinderen.
De regel is dat 70% van de vrije ruimte beschikbaar moet zijn voor de kinderen; de ouder houdt dus 30% vrije ruimte over voor zichzelf. De eigen noodzakelijke kosten voor levensonderhoud bestaan uit een vast woonbudget en overige kosten op basis van de bijstandsnorm.
Als de gezamenlijke draagkracht van de ouders niet voldoende is om in de behoefte van de kinderen te voorzien, dan is de zorgkorting lager. In sommige gevallen kan de zorgkorting zelfs nul zijn. Dit betekent dat de ouder die de kinderalimentatie moet betalen, het volledige bedrag moet betalen.
Voorbeeld: Stel dat de behoefte van het kind € 900 per maand is. De draagkracht van de vader is € 400 en de draagkracht van de moeder is € 300. Samen hebben ze een draagkracht van € 700, wat minder is dan de behoefte van het kind. In dit geval is de zorgkorting lager. De vader moet dan € 405 per maand betalen aan kinderalimentatie.
Bij co-ouderschap is de verdeling van de zorgtaken en de financiële bijdragen belangrijk. De zorgkorting speelt hierbij een rol, omdat deze het bedrag van de kinderalimentatie vermindert. De berekening van de zorgkorting gebeurt op basis van de behoefte van het kind en het aantal dagen dat het kind bij de ouder verblijft. Als de gezamenlijke draagkracht van de ouders niet voldoende is, wordt het tekort verdeeld over de ouders. De kinderbijslag wordt in de berekening van de kinderalimentatie meegenomen. Een kinderrekening kan helpen bij de verdeling van de kosten. De Tremanormen zijn regels voor de berekening van de kinderalimentatie. Als de gezamenlijke draagkracht van de ouders niet voldoende is, is de zorgkorting lager. Het is belangrijk om in het ouderschapsplan duidelijke afspraken te maken over de verdeling van de kosten en de kinderbijslag.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet