Recht op kindgebonden budget bij co-ouderschap: wat moet je weten?
juli 1, 2025
Co-ouderschap is een vorm van ouderlijk gezag waarbij beide ouders gelijkwaardig verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en verzorging van hun kind. In Nederland is dit concept ingeburgerd als onderdeel van de wetgeving rond scheiding en ouderlijk gezag. De wettelijke grondslag ligt vooral in het Burgerlijk Wetboek (BW), maar er zijn ook beleidsregels en richtlijnen die het praktische uitvoeren van co-ouderschap bepalen. In dit artikel wordt ingegaan op de wettelijke basis, de praktische uitvoering, en de voordelen en nadelen van co-ouderschap.
Co-ouderschap, ook wel deelouderschap genoemd, is een situatie waarin beide ouders na een scheiding of beëindiging van een partnerschap gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en verzorging van hun kind. Dit betekent dat ze samen beslissingen nemen over de opvoeding, het welzijn, en de ontwikkeling van hun kind. Het verschil met een omgangsregeling is dat bij co-ouderschap de ouders het ouderlijk gezag gelijkelijk delen, in plaats van dat één ouder het gezag heeft en de ander omgangsrechten heeft.
In de bronnen wordt duidelijk gemaakt dat co-ouderschap niet expliciet in de wet is vastgelegd, maar dat het in de praktijk kan ontstaan als de ouders het juridisch ouderlijk gezag en het gezag samen blijven uitvoeren. Bijvoorbeeld, het kind kan op beurtelings dagen bij de vader en de moeder wonen, terwijl beide ouders het ouderlijk gezag uitoefenen.
De wettelijke grondslag van co-ouderschap ligt vooral in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hierin staat dat een kind recht heeft op omgang met beide ouders, ongeacht of ze getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben. Dit artikel ondersteunt de grondslag van gelijkwaardig ouderschap, waarbij het belang van het kind centraal staat.
De wet is in grote lijnen gebaseerd op het idee dat het belang van het kind ligt in het contact houden met beide ouders. Dit wordt ook ondersteund door de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding, die stelt dat een kind na scheiding recht heeft op gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. De regering heeft hiermee aangegeven dat het belang van het kind centraal moet staan bij beslissingen over de opvoeding.
In een rechtspraak van de Hoge Raad is duidelijk geworden dat gelijkwaardig ouderschap niet automatisch leidt tot een 50/50 verdeling van de tijd dat het kind bij een ouder doorbrengt. In een voorbeeld uit de bronnen werd aangegeven dat het in het belang van het kind is dat het bij de moeder blijft wonen, zelfs als de vader dit anders wilde. Dit benadruidt dat de praktische uitvoering van co-ouderschap afhankelijk is van de situatie van het kind, de ouders, en hun communicatie.
In de praktijk kan co-ouderschap worden vastgelegd in een ouderschapsplan, dat verplicht is als er minderjarige kinderen zijn. Dit plan bevat afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, de omgangsregeling, en andere relevante onderwerpen. Bijvoorbeeld, de verdeling van de tijd kan 50/50 zijn, maar ook een ongeveer gelijke verdeling zoals 70/30. Een zorgregeling met een ongeveer gelijke verdeling wordt ook wel co-ouderschap genoemd.
Een belangrijk punt is dat de kinderen afwisselend bij de ene en de andere ouder kunnen verblijven. Beide ouders dragen min of meer evenveel bij aan de dagelijks verzorging van de kinderen. Dit vereist dat de ouders goed met elkaar kunnen communiceren en overleg kunnen plegen over de opvoeding van hun kind. Als de ouders slecht met elkaar kunnen overleggen, kan het beter zijn dat een kind één hoofdverzorger heeft in plaats van twee.
De situatie waarin het kind door de week bij de ene ouder verblijft en in het weekend bij de andere ouder is, wordt niet als co-ouderschap aangemerkt, maar als een uitgebreide omgangsregeling. Dit verschil is belangrijk, omdat co-ouderschap een vorm van gezamenlijk ouderlijk gezag betekent, terwijl een omgangsregeling alleen de toegang tot het kind bepaalt.
De voordelen van co-ouderschap zijn duidelijk: het kind blijft contact houden met beide ouders, wat gunstig is voor de emotionele ontwikkeling. Ook is er een grotere kans op een stabiele opvoedings situatie, mits de ouders goed met elkaar kunnen overleggen. Daarnaast kan het co-ouderschap leiden tot een betere verdeling van de zorgtaken, wat helpt bij het verminderen van het belastingsel van één ouder.
De nadelen kunnen zijn dat de praktische uitvoering van co-ouderschap moeilijk kan zijn, vooral als de ouders slecht met elkaar kunnen communiceren of als er praktische obstakels zijn, zoals dat één ouder weinig tijd heeft of moeilijkheden heeft met de werkgever. Ook kan het lastig zijn om overleg te plegen over de opvoeding van het kind, vooral als de ouders verre van elkaar wonen.
Er zijn verschillende beleidsregels die het co-ouderschap beïnvloeden, bijvoorbeeld in de Participatiewet. Hierin wordt aangegeven dat de situatie waarin het kind door de week bij de ene ouder verblijft en in het weekend bij de andere ouder is, geen co-ouderschap is, maar een uitgebreide omgangsregeling. De Participatiewet bepaalt ook dat er geen aanvullende bijstand wordt verstrekt voor extra kosten die het gedeeld ouderschap met zich meebrengt.
Daarnaast wordt in de beleidsregel bepaald dat bij co-ouderschap de feitelijke situatie van het verblijf en de feitelijke verzorging doorslaggevend zijn. De vraag of een kind tot het gezin van de stiefouder behoort, wordt ruim geïnterpreteerd, bijvoorbeeld wanneer het kind studeert en op kamers woont. Bij co-ouderschap kunnen kinderen bijvoorbeeld tot twee gezinnen behoren.
In de rechtspraak is duidelijk geworden dat de rechter moet kijken naar het belang van het kind, wat altijd voorop staat. Factoren zoals de band van het kind met beide ouders, de praktische haalbaarheid van de regeling, de woonomstandigheden, en de stabiliteit van het kind worden meegewogen. Ook wordt gekeken naar de wensen van het kind zelf, vooral als het kind ouder is dan 12 jaar.
Een belangrijk punt is dat de rechter bij een omgangsregeling moet kijken naar het belang van het kind. Als de ouders er niet uitkomen, kan de rechter een omgangsregeling vaststellen. Dit kan leiden tot een situatie waarin het kind bij de moeder blijft wonen, ook als de vader dit anders wilde. De rechter moet hierbij rekening houden met de praktische situatie en het belang van het kind.
Bij samengestelde gezinnen kan de onderhoudsplicht van stiefouders een rol spelen. Volgens de wet is er een onderhoudsplicht voor de stiefouder, mits de voorwaarden zijn voldaan. Dit geldt bijvoorbeeld als de stiefouder getrouwd is met de ouder van het kind en het kind tot het gezin behoort. Ook als het kind op kamers woont, kan het wel tot het gezin van de stiefouder behoren.
De onderhoudsplicht van de stiefouder geldt alleen voor de stiefkinderen, mits de voorwaarden zijn voldaan. Als de stiefouder ongehuwd en zonder geregistreerd partnerschap samenwoont met de ouder van de stiefkinderen, is de onderhoudsplicht meestal niet aanwezig.
Co-ouderschap is een vorm van ouderlijk gezag waarbij beide ouders gelijkwaardig verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en verzorging van hun kind. In Nederland is dit concept ingeburgerd als onderdeel van de wetgeving rond scheiding en ouderlijk gezag. De wettelijke grondslag ligt vooral in het Burgerlijk Wetboek, maar er zijn ook beleidsregels en richtlijnen die het praktische uitvoeren van co-ouderschap bepalen. In de praktijk kan co-ouderschap worden vastgelegd in een ouderschapsplan, dat verplicht is als er minderjarige kinderen zijn. De voordelen zijn duidelijk, maar ook nadelen zijn aanwezig, zoals de praktische uitvoering en de noodzaak tot goede communicatie tussen de ouders. De rechtspraak benadruidt dat het belang van het kind centraal moet staan bij beslissingen over de opvoeding.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet