Parallel Solo Ouderschap: Een Methode voor Ouders in Complex Ouderschap na Scheiding
juni 30, 2025
Een scheiding of uit elkaar gaan van ouders brengt vaak complexe vragen met zich mee, vooral als het gaat om de rechten van vaders en de invulling van het ouderschap. Vaders vragen zich vaak af of zij, ook na een periode van afwezigheid, aanspraak kunnen maken op co-ouderschap of omgang met hun kinderen. Dit artikel biedt een overzicht van de juridische aspecten en praktische overwegingen rondom vaderschap, co-ouderschap en omgangsregelingen, gebaseerd op recente juridische ontwikkelingen en overwegingen.
Vaders hebben in principe altijd recht op co-ouderschap, zo stelt de wet. Dit betekent dat beide ouders een gelijkwaardige zorgregeling nastreven en samen verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Het ouderschap, voorheen vaak aangeduid als hoederecht, omvat alle rechten en plichten ten aanzien van het kind. Echter, co-ouderschap is geen wettelijke verplichting. Een vader kan ervoor kiezen om co-ouderschap te weigeren, zonder dat dit automatisch betekent dat hij geen contact meer met zijn kind(eren) heeft. Het recht op omgang met het kind blijft dan bestaan.
Het juridisch vaststellen van vaderschap is cruciaal voor het verkrijgen van deze rechten. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door huwelijk of geregistreerd partnerschap met de moeder, erkenning van het kind, vaststelling door de rechter of adoptie. Zelfs een biologische vader die het kind niet formeel heeft erkend, kan aanspraak maken op contact.
Hoewel vaders recht hebben op co-ouderschap, zijn er bepaalde voorwaarden die in overweging genomen worden. Deze omvatten de woonplaats van beide ouders (dicht bij elkaar), een goede mate van harmonie en overlegvermogen tussen de ouders, en flexibiliteit in de opvang van de kinderen. Beide ouders dienen in staat te zijn om een actieve rol te spelen in het leven van hun kind.
Een veelvoorkomende vraag is of een vader, na een langere periode van afwezigheid, nog steeds omgangsrecht kan eisen. De rechtspraak laat zien dat dit zeker mogelijk is. Zelfs na tien jaar afwezigheid kan een vader in het gelijk gesteld worden en een omgangsregeling toegewezen krijgen. Dit geldt ook als de vader in het verleden fouten heeft gemaakt of tegenslagen heeft gekend, zolang hij nu in staat is om zorg te dragen voor zijn kind en een band op te bouwen.
De rechter zal hierbij kijken naar het belang van het kind. Als de vader aantoont dat hij in staat is om een positieve rol te spelen in het leven van zijn kind, zal de rechter over het algemeen meewerken aan een omgangsregeling. Dit kan inhouden dat er contactmomenten worden vastgesteld, waarbij het kind eventueel onder begeleiding bij de vader verblijft, zeker als de vader gezondheidsproblemen heeft die de opvang kunnen bemoeilijken.
De mening van het kind is van belang, afhankelijk van de leeftijd. Kinderen vanaf 12 jaar hebben een sterker gewicht in de besluitvorming, maar ook jongere kinderen kunnen hun mening laten horen. De rechter zal echter niet automatisch de wens van het kind volgen. Het is belangrijk dat de rechter beoordeelt of de wens van het kind wel in het belang van het kind is en niet het gevolg van beïnvloeding door een van de ouders. Een kind kan zijn mening kenbaar maken door een brief te schrijven, een e-mail te sturen of rechtstreeks met de rechter te spreken.
De rechtspraak laat zien dat er verschillende scenario's kunnen voorkomen. Zo kan een rechter beslissen dat een vader meer zorgtaken op zich moet nemen, vooral als de moeder een drukke baan heeft. Echter, de rechter zal ook rekening houden met de mogelijkheden van de vader en zijn werkverplichtingen.
In situaties waarin een ouder zich niet aan een vastgestelde zorg- of omgangsregeling houdt, kan dit leiden tot een wijziging van de regeling, bijvoorbeeld door het hoofdverblijfplaats van het kind te wijzigen of het gezamenlijke gezag om te zetten in eenhoofdig gezag. In extreme gevallen kan de omgang zelfs volledig worden ontzegd.
De leeftijd van het kind speelt een belangrijke rol bij de invulling van het ouderschap. Voor kinderen jonger dan drie jaar is de veilige hechtingsrelatie met de primaire verzorger, doorgaans de moeder, van groot belang. Daarom wordt voor deze leeftijd vaak een meegroei-verblijfsregeling aanbevolen, waarbij de regeling mee groeit met de leeftijd van het kind. Naarmate het kind ouder wordt, kan de omgangsregeling uitgebreid worden.
De rechter zal ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de ouders. Zo kan de ziekte van een ouder, zoals ALS of Huntington, van invloed zijn op de omgangsregeling. In dergelijke gevallen kan de rechter beslissen dat de omgang onder begeleiding plaatsvindt of dat de frequentie van de contactmomenten wordt aangepast.
Het ouderschapsplan is niet in steen gebeiteld. Ouders kunnen in onderling overleg afspraken wijzigen, zolang deze niet in strijd zijn met de wet. Het is belangrijk om te beseffen dat co-ouderschap het belang van de kinderen dient en dat veranderingen in de situatie van de ouders aanleiding kunnen geven tot nieuwe afspraken.
Als ouders er niet in onderling overleg uitkomen, kan een juridische procedure noodzakelijk zijn. Dit kan een verzoekschriftprocedure zijn of, bij grote spoed, een kort geding. Het is raadzaam om in dergelijke gevallen juridisch advies in te winnen.
Vaderrechten en omgangsrecht zijn complexe juridische kwesties die sterk afhankelijk zijn van de specifieke omstandigheden van het geval. Vaders hebben in principe recht op co-ouderschap en omgang met hun kinderen, ook na een periode van afwezigheid. De rechter zal echter altijd het belang van het kind voorop stellen en rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de ouders. Een goede communicatie tussen de ouders en de bereidheid om tot een constructieve oplossing te komen, zijn essentieel voor een positieve ontwikkeling van het kind. Het is belangrijk om te onthouden dat de wetgeving en de rechtspraak voortdurend in beweging zijn, en dat het raadzaam is om juridisch advies in te winnen bij complexe situaties.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet