Inductie en Ondersteuning van Startende Leerkrachten: Een Essentiële Basis voor Kwaliteit en Behoud
juni 30, 2025
De samenleving is in beweging en de traditionele gezinsvormen zijn diverser geworden. Dit heeft consequenties voor de wetgeving en het beleid rondom ouderschap en gezag. In 2016 bracht de Staatscommissie Herijking ouderschap het rapport ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ uit, waarin aanbevelingen werden gedaan om het familierecht aan te passen aan deze veranderende maatschappelijke realiteit. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen uit dit rapport.
Het rapport constateert dat het aantal kinderen dat opgroeit in een traditioneel gezin met een gehuwde vader en moeder afneemt. Steeds meer kinderen groeien op bij samenwonende ouders, alleenstaande ouders, twee moeders, twee vaders, of in meeroudergezinnen, ook wel bekend als ‘regenbooggezinnen’. Deze ontwikkelingen roepen nieuwe vragen op over de rol van ouders, de band tussen ouder en kind, en de wijze waarop individuen zich ontwikkelen. De bestaande wetgeving omtrent het ontstaan van juridisch ouderschap is gebaseerd op een mengvorm van biologisch, vermoedelijk biologisch en sociaal ouderschap. De Staatscommissie werd gevraagd om deze uitgangspunten te herzien en te kijken naar mogelijkheden voor meer flexibiliteit in de wetgeving.
Een van de belangrijkste aanbevelingen van de Staatscommissie is het mogelijk maken van juridisch meerouderschap en meeroudergezag. De commissie is van mening dat de personen die juridisch ouder van een kind worden, zoveel mogelijk de personen moeten zijn die het kind daadwerkelijk verzorgen en opvoeden. In situaties waarin een kind wordt verzorgd en opgevoed door meer dan twee personen die samen een gezin vormen, zou het mogelijk moeten zijn dat deze personen een juridische ouderschapsband met het kind kunnen vestigen. Dit zou de verbondenheid tussen het kind en de ouders gedurende de opvoeding kunnen waarborgen.
Om dit te realiseren, stelt de Staatscommissie voorwaarden aan het meerouderschap. Aspirant-meerouders moeten het meerouderschap zorgvuldig voorbereiden en de afspraken hierover vastleggen in een meerouderschapsovereenkomst. Deze overeenkomst moet het voornemen uitdrukken om samen en op gelijkwaardige wijze ouder van het kind te zijn. Het aantal ouders mag maximaal vier bedragen, verdeeld over maximaal twee huishoudens. Alle ouders moeten een voor het kind aanwijsbare band hebben, bijvoorbeeld een genetische band of een nauwe verzorgende relatie. De afspraken tussen de aspirant-meerouders moeten ter goedkeuring aan de rechter worden voorgelegd, waarbij een bijzondere curator het perspectief van het toekomstige kind moet verwoorden.
Naast juridisch meerouderschap adviseert de Staatscommissie ook de mogelijkheid van eenvoudige adoptie, ook wel ‘zwakke adoptie’ genoemd. Dit kan dienen als een manier om na de geboorte alsnog meerouderschap te laten ontstaan.
De Staatscommissie benadrukt dat de belangen en rechten van het kind centraal moeten staan in de nieuwe regeling. Het kind heeft recht op ‘goed ouderschap’, dat de commissie specificeert in zeven kernen. De wetgeving moet ervoor zorgen dat deze kernen voldoende tot hun recht komen en tegelijkertijd voldoende bescherming bieden aan alle betrokkenen, zoals de draagmoeder.
De commissie adviseert het recht op afstammingsinformatie breed op te vatten, als een recht van kinderen op informatie over de ontstaansgeschiedenis. Een wettelijke verankering van dit recht is noodzakelijk. Het is van belang dat kinderen toegang hebben tot informatie over hun genetische achtergrond en de omstandigheden rondom hun ontstaan.
Om de beschikbaarheid van afstammingsinformatie te waarborgen, adviseert de Staatscommissie het aanleggen van een Register Ontstaansgeschiedenis (ROG). In dit register kan informatie over de ontstaansgeschiedenis van een kind worden opgeslagen, zoals informatie over de draagmoeder, de genetische band bij meerouderschap en de reeds geregistreerde donorgegevens. Het ROG, en niet de geboorteakte, moet de waarborg vormen voor de beschikbaarheid van deze gegevens voor kinderen.
De overheid dient aspirant-ouders vroegtijdig voorlichting te geven over de regels omtrent het ontstaan van juridisch ouderschap en gezag. Dit kan helpen om misverstanden te voorkomen en ervoor te zorgen dat ouders goed geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten.
De Staatscommissie adviseert het mogelijk te maken dat de wens tot uitoefening van gezamenlijk gezag door juridische ouders die niet met elkaar zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, vóór de geboorte van het kind kenbaar kan worden gemaakt. In dat geval zou het gezamenlijk ouderlijk gezag automatisch ontstaan op het tijdstip van de geboorte van het kind.
De commissie suggereert om in de Basisregistratie Personen (BRP) aan te tekenen wie het gezag over een kind uitoefent. Indien aanpassing van de BRP op te veel technische problemen stuit, dient een betere aansluiting tussen de gegevens in het gezagsregister en de registratie in de BRP te worden bewerkstelligd.
De Staatscommissie benadrukt dat de wetgeving voldoende flexibiliteit en keuzevrijheid moet bieden, zolang dit de bescherming van het kind niet in gevaar brengt. De wet moet aansluiten bij de diversiteit aan leefvormen die in de samenleving bestaan en ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen en technologieën.
De genetische band kan de basis vormen om een persoon verantwoordelijk te houden voor het bestaan van een kind en de verzorging en opvoeding daarvan. Echter, de intentie om een kind te laten geboren worden moet eveneens en gelijkwaardig als basis voor die verantwoordelijkheid dienen.
De regering onderschrijft de noodzaak tot flexibilisering van het familierecht en de centrale rol van het belang van het kind. De aanbevelingen van de Staatscommissie vormen een waardevolle bijdrage aan de modernisering van het familierecht. De regering zal de aanbevelingen zorgvuldig bestuderen, nader uitwerken en toetsen op maatschappelijk draagvlak. Een congres en een bijeenkomst met kinderen zullen worden georganiseerd om de opvattingen van betrokkenen te vernemen.
Het rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ biedt een belangrijke basis voor discussie over de toekomst van het familierecht. De aanbevelingen, zoals het mogelijk maken van juridisch meerouderschap, het vereenvoudigen van adoptieprocedures en het waarborgen van het recht op afstammingsinformatie, zijn gericht op het aanpassen van de wetgeving aan de veranderende maatschappelijke realiteit en het centraal stellen van het belang van het kind. De implementatie van deze aanbevelingen vereist zorgvuldige overweging en een brede maatschappelijke discussie, maar kan leiden tot een rechtvaardiger en flexibeler familierecht dat beter aansluit bij de behoeften van kinderen en ouders in de 21ste eeuw.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet