Kind en Ouders in de 21e Eeuw: Herziening van Ouderschap en Gezag
juni 30, 2025
Het fiscaal co-ouderschap is een regeling die de fiscale voordelen van kinderen ten laste verdeelt tussen beide ouders, in het geval van een gelijkmatig verdeelde huisvesting. Deze regeling is gebaseerd op artikel 132bis van het Wetboek Inkomstenbelasting (WIB) 1992 en vereist specifieke voorwaarden om van toepassing te zijn. Dit artikel beschrijft de voorwaarden en interpretaties van deze regeling, gebaseerd op beschikbare documentatie.
Fiscaal co-ouderschap is de fiscale concretisering van een burgerrechtelijke overeenkomst tussen ouders om een gelijkmatig verdeeld verblijf voor hun kinderen te organiseren. Het doel is om de financiële lasten en voordelen van de opvoeding eerlijker te verdelen. De regeling is van toepassing wanneer aan een aantal strikte voorwaarden is voldaan.
Om in aanmerking te komen voor fiscaal co-ouderschap, moeten aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
De tekst van artikel 132bis WIB 1992 schrijft niet voor dat de woorden "gelijkmatig verdeelde huisvesting" letterlijk moeten worden gebruikt. Alternatieve omschrijvingen kunnen worden aanvaard, zolang deze er geen twijfel over laten bestaan dat het verblijf van de kinderen gelijkmatig in de tijd over beide ouders is verdeeld. Een voorbeeld van een acceptabele clausule is: "Partijen kiezen voor het fiscaal co-ouderschap zoals voorzien in artikel 132bis van het Wetboek Inkomstenbelasting vanaf het inkomstenjaar…".
Overeenkomsten die voor 1 januari 2008 zijn gehomologeerd of geregistreerd en die de verplichte fiscale clausule bevatten, maar waarin termen als "(verblijfs)co-ouderschap", “gedeeld hoederecht” of “bilocatie” worden gebruikt in plaats van "gelijkmatig verdeelde huisvesting", mogen als geldig verantwoordingsstuk worden overgelegd voor de gewijzigde fiscale co-ouderschapsregeling. Dit geldt ook voor rechterlijke beslissingen waarin sprake is van een "co-ouderschapsregeling", een “regeling gedeeld hoederecht” of “bilocatie”.
Ondanks de flexibiliteit in formulering, worden rechtzoekenden soms geconfronteerd met beslissingen van de Administratie die de toepassing van het gedeeld fiscaal voordeel weigeren. Dit gebeurt vaak wanneer een van de ouders zich verzet, met als argument dat de overeenkomst niet expliciet genoeg is.
De interpretatie van "gelijkmatig verdeelde huisvesting" is cruciaal. De Administratie vereist dat de overeenkomst of rechterlijke beslissing duidelijk aantoont dat het verblijf van de kinderen daadwerkelijk gelijkmatig over beide ouders is verdeeld. Dit betekent dat de kinderen een substantieel deel van hun tijd bij beide ouders doorbrengen.
Naast het fiscaal co-ouderschap zijn er andere fiscale aspecten en wetgeving die relevant kunnen zijn voor ouders, zoals de regels rondom giften, de minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars, en de energiebelasting.
Giften die door een vennootschap met een aanmerkelijk belang worden gedaan aan een ANBI of steunstichting SBBI zijn niet langer aftrekbaar als regulier voordeel in box 2. Dit is geregeld in artikel 4.13 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. De aanmerkelijkbelanghouder kan de gift niet in privé ten laste van zijn inkomen brengen door middel van de (periodieke) giftenaftrek.
Voor de toepassing van de minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars worden groepslichamen gedefinieerd als alle lichamen waarmee de belastingplichtige is verbonden in een groep in de zin van artikel 2:24b BW. Om te bewijzen dat geldleningen daadwerkelijk van een groepslichaam komen, moet de belastingplichtige aantonen dat deze niet direct verband houden met geldleningen van niet-groepslichamen.
In de Wet op de Belasting van Milieugrondslag (Wbm) zijn nieuwe begrippen gedefinieerd, zoals "begunstigde", "kmo" en "EAN-code", om invulling te geven aan Europeesrechtelijke verplichtingen met betrekking tot staatssteun en energiebelasting.
Er zijn diverse wijzigingen in wetgeving die overgangsrecht kennen. Zo geldt voor voorlopige aanslagen en voorlopige conserverende aanslagen IB voor tijdvakken vóór 1 januari 2024 nog de oude regels met betrekking tot de betalingskorting. Ook is er een verduidelijking van de berekening van het rendementspercentage in box 3 bij fiscale partners, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.
Gezien de mogelijke problemen bij de toepassing van het fiscaal co-ouderschap, is het van groot belang dat de overeenkomst of rechterlijke beslissing duidelijk en ondubbelzinnig is geformuleerd. Het gebruik van de aanbevolen clausule kan onnodige discussies met de fiscus voorkomen.
Het fiscaal co-ouderschap biedt een mogelijkheid om de fiscale voordelen van kinderen ten laste eerlijker te verdelen tussen ouders. Echter, de toepassing van deze regeling is afhankelijk van het voldoen aan strikte voorwaarden, met name de eis van een gelijkmatig verdeelde huisvesting die expliciet in de overeenkomst of rechterlijke beslissing moet worden vermeld. Een duidelijke en nauwkeurige formulering van de overeenkomst is essentieel om problemen met de Administratie te voorkomen. De beschikbare informatie benadrukt het belang van een zorgvuldige voorbereiding en juridisch advies bij het opstellen van een co-ouderschapsovereenkomst.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet