Documentaires als Spiegel voor Ouders: Inzichten in Opvoeding en Gezinsdynamiek
juni 29, 2025
De afgelopen decennia heeft de Nederlandse samenleving aanzienlijke veranderingen doorgemaakt op het gebied van gezinsvorming. Traditionele gezinsmodellen zijn minder dominant geworden, en er is een toename van diverse gezinsvormen, waaronder eenoudergezinnen, samengestelde gezinnen en gezinnen met ouders van hetzelfde geslacht. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot de noodzaak om het familierecht te herzien en aan te passen aan de moderne realiteit. In 2014 werd de Staatscommissie Herijking Ouderschap ingesteld om deze kwesties te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor een samenhangende wettelijke regeling met betrekking tot afstamming, ouderschap en gezag. Dit artikel biedt een overzicht van de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van de Staatscommissie, zoals deze naar voren komen uit haar rapport “Kind en ouders in de 21ste eeuw” en de daaropvolgende reacties van het kabinet.
De Staatscommissie Herijking Ouderschap kreeg de opdracht om juridische en maatschappelijke vraagstukken te onderzoeken die verband houden met afstamming, meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap. Het onderzoek richtte zich op de vraag of de bestaande regelgeving nog adequaat is in het licht van de veranderende maatschappelijke en medisch-technologische ontwikkelingen. De commissie keek naar internationale voorbeelden en onderzocht de wenselijkheid van wijzigingen in de wetgeving, met als primair doel het belang van het kind te waarborgen. De commissie onderzocht tevens de manieren waarop juridisch ouderschap ontstaat en het recht op afstammingsinformatie.
Een centraal uitgangspunt van de Staatscommissie was het belang van het kind. De commissie benadrukte dat elke regeling voor ouderschap en gezag moet verzekeren dat kinderen toegang hebben tot wat zij omschrijven als “goed ouderschap”. Dit concept omvat zeven kernen: onvoorwaardelijke persoonlijke commitment van de ouders, continuïteit in de opvoeding, zorg voor lichamelijk welzijn, opvoeding tot sociale participatie, organisatie en monitoring van de opvoeding, vorming van de afstammingidentiteit en zorg voor contact met belangrijke personen. De commissie stelde dat deze kernen essentieel zijn voor de ontwikkeling en het welzijn van het kind.
De Staatscommissie constateerde dat het in de huidige maatschappij steeds vaker voorkomt dat een kind wordt verzorgd en opgevoed door meer dan twee personen die samen een gezin vormen. Om deze realiteit te erkennen en de juridische zekerheid voor zowel het kind als de verzorgers te vergroten, adviseerde de commissie om juridisch meerouderschap en meeroudergezag onder bepaalde voorwaarden mogelijk te maken. Dit zou betekenen dat meer dan twee personen een formele ouderschapsband met het kind kunnen hebben en gezamenlijk het gezag over het kind kunnen uitoefenen. De commissie stelde voor dat er afspraken gemaakt zouden moeten worden in een meerouderschapsovereenkomst over de zorg- en opvoedingstaken, het hoofdverblijf van het kind, de financiële lasten en de achternaam van het kind. Er werd tevens een limiet gesteld aan het aantal ouders, namelijk maximaal vier, die maximaal twee huishoudens mogen vormen.
De Staatscommissie identificeerde knelpunten in de regeling voor het tenietgaan van ouderschap, zoals de vernietiging van een erkenning of de herroeping van een adoptie. Het kabinet erkende deze problematiek en kondigde aan deze regeling te herzien. Een belangrijke wijziging is het schrappen van de termijnen die momenteel gelden voor het kind. Daarnaast zullen de mogelijkheden om de ouderschapsband te verbreken worden verruimd in gevallen waarin er een ernstig verstoorde relatie bestaat tussen het meerderjarige kind en diens ouders, en het voortbestaan van die relatie in strijd is met het belang van het kind.
De Staatscommissie benadrukte het recht van kinderen op informatie over hun afstamming. Dit omvat gegevens over de biologische ouders, inclusief zaad- of eiceldonoren, en eventuele niet-genetisch verwante geboortemoeders, met contactgegevens, medische gegevens en informatie over hun persoonlijkheid. Ook informatie over de instanties die hebben bemiddeld bij de zwangerschap behoort tot de ontstaansgeschiedenis. Het kabinet is voornemens om het verstrekken van deze informatie door gezagdragers aan het kind als een wettelijke verplichting op te nemen, in het belang van het geestelijk welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van het kind. De mogelijkheden tot controle op deze informatieplicht worden echter als beperkt gezien.
De Staatscommissie uitte zorgen over de praktijken rondom draagmoederschap, met name de bescherming van de draagmoeder in sommige landen. Om een zorgvuldig traject te waarborgen en de menselijke waardigheid van alle betrokkenen te respecteren, adviseerde de commissie om onder strikte voorwaarden een wettelijke regeling voor draagmoederschap in te richten. Deze voorwaarden omvatten onder meer de mogelijkheid voor het kind om de ontstaansgeschiedenis te achterhalen en in beginsel genetische verwantschap van ten minste één wensouder aan het kind.
Het kabinet waardeerde het werk van de Staatscommissie en deelde de opvatting dat het belang van het kind voorop moet staan. Echter, niet alle aanbevelingen van de commissie werden overgenomen. Zo werd besloten om de voorstellen voor juridisch meerouderschap en meeroudergezag niet te implementeren, uit angst voor toename van conflicten rondom kinderen en ouderschap. Wel werd aangekondigd dat de positie van jonge ouders versterkt zou worden en dat er onderzoek zou worden gedaan naar de mogelijkheid om kinderen vanaf acht jaar te laten meedenemen in procedures rond afstamming en gezag. Daarnaast werd besloten om de voorlichting aan ouders over het ontstaan van juridisch ouderschap en gezag te verbeteren.
Het kabinet heeft aangegeven dat de deelgezagsregeling geëvalueerd zal worden om de toegevoegde waarde ervan te beoordelen en te kijken of deze regeling voldoende tegemoet komt aan de problemen die er bestaan voor sociale ouders. Bij deze evaluatie zal ook gekeken worden naar het conflictpotentieel en de internationale ontwikkelingen op dit gebied.
De Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het denken over het familierecht in Nederland. De aanbevelingen van de commissie hebben geleid tot een intensieve discussie over de wenselijkheid van aanpassingen in de wetgeving, met als doel het beter aansluiten bij de veranderende maatschappelijke realiteit en het waarborgen van het belang van het kind. Hoewel niet alle aanbevelingen direct zijn overgenomen, heeft het rapport wel geleid tot concrete stappen om de positie van kinderen en ouders te verbeteren en de wetgeving te moderniseren. De ontwikkelingen op het gebied van gezinsvorming en reproductieve technologieën zullen er ongetwijfeld toe leiden dat het familierecht in de toekomst verder zal worden herzien en aangepast.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet