Co-ouderschap: Een Overzicht van Afspraken en Vormen
juni 29, 2025
De scheiding van ouders is een ingrijpende gebeurtenis, niet alleen voor de ouders zelf, maar zeker ook voor de kinderen. Een belangrijk aspect van de scheiding is de regeling rondom het ouderlijk gezag en het omgangsrecht. Ouders hebben na een scheiding de wettelijke plicht om ervoor te zorgen dat kinderen een goede band blijven onderhouden met beide ouders. Echter, situaties kunnen ontstaan waarin een ouder co-ouderschap weigert, of een kind zelf geen contact meer wil met een van de ouders. Dit artikel bespreekt de rechten en plichten van ouders in België met betrekking tot omgangsrecht, de mogelijkheden om een regeling te wijzigen, en de rol van het kind in deze processen.
Na een scheiding hebben ouders in België gezamenlijk het ouderlijk gezag, tenzij de rechter anders beslist. Dit betekent dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor de belangrijke beslissingen met betrekking tot de opvoeding van hun kinderen, zoals onderwijs, gezondheidszorg en religie. De wet van 18 juli 2006, artikel 374 §2, stelt dat bij een geschil over de huisvesting van de kinderen, de rechtbank bij voorrang de mogelijkheid onderzoekt om de huisvesting gelijkmatig te verdelen tussen de ouders. Dit is de basis voor co-ouderschap, waarbij de kinderen de helft van de tijd bij elke ouder verblijven.
Echter, de wet erkent dat een gelijkmatige verdeling niet altijd de meest passende oplossing is. De rechtbank kan beslissen tot een ongelijke verdeling, rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak en het belang van de kinderen. Het is essentieel dat ouders, ongeacht de gekozen regeling, een actieve en positieve rol vervullen in het stimuleren van de band tussen de kinderen en de andere ouder. Het onterecht toelaten van “ik wil niet naar mama/papa” wordt door de wet niet geaccepteerd, tenzij er sprake is van kindermisbruik of ander gedrag dat ernstig in het nadeel van het kind is.
Het komt voor dat een ouder co-ouderschap weigert. Er zijn verschillende redenen waarom dit kan gebeuren. Een ouder kan fysiek niet in staat zijn om veel voor de kinderen te zorgen, bijvoorbeeld door ziekte. Een verhuizing kan de reistijd te lang maken, waardoor een gelijkmatige verdeling onpraktisch wordt. Spanningen tussen de ouders, onflexibele werktijden, of de wens van het kind zelf kunnen ook redenen zijn om co-ouderschap te weigeren.
Het is belangrijk te benadrukken dat co-ouderschap geen wettelijke verplichting is. Zowel de moeder als de vader hebben het recht om co-ouderschap te weigeren. Als een ouder tijdens de scheiding aangeeft geen co-ouderschap te willen, kan dit worden opgenomen in het ouderschapsplan, dat vervolgens door de rechtbank wordt goedgekeurd. In dat geval kunnen de ouders samen een omgangsregeling treffen. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, kan de rechtbank een regeling vaststellen, die mogelijk niet neerkomt op co-ouderschap.
De Belgische wetgeving erkent het belang van het kind in procedures die het betreffen. Sinds 1994 heeft een minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, het recht om gehoord te worden door de rechter. De rechtbank beoordeelt per geval of een kind voldoende wijs is om een standpunt te hebben over de kwestie. Het Hof van Beroep te Brussel beschouwde bijvoorbeeld kinderen van 9-10 jaar als voldoende wijs om een mening te hebben over hun schoolkeuze.
Voor kinderen vanaf 12 jaar is het recht om gehoord te worden wettelijk vastgelegd. De jeugdrechtbank moet deze kinderen oproepen om gehoord te worden in geschillen tussen hun ouders. Zelfs voor jongere kinderen kan de rechter beslissen om hun mening te vragen. Het is cruciaal om naar het kind te luisteren en de achterliggende redenen te begrijpen als het aangeeft geen contact meer te willen met een van de ouders.
Hoewel het omgangsrecht in principe altijd wordt toegekend, zijn er uitzonderingen. Een ouder kan het recht op omgang worden ontzegd als hij of zij negatief gedrag vertoont dat gevaarlijk kan zijn voor het kind, zoals drank- of drugsgebruik in aanwezigheid van het kind, of het meenemen van het kind naar onveilige plekken. Ook als een ouder voortdurend de afspraken van de omgangsregeling negeert of dreigt het kind te ontvoeren, kan de rechter het omgangsrecht ontzeggen.
Als een kind ernstige bezwaren heeft tegen omgang met een van de ouders, weegt de rechter deze bezwaren mee in de beslissing. Het is belangrijk te onthouden dat kinderen van twaalf jaar of ouder inspraak hebben, maar niet zelfstandig kunnen beslissen om een omgangsregeling stop te zetten.
In internationale situaties, waarbij ouders in verschillende landen wonen, is het vaststellen van een omgangsregeling complexer. Er moeten afspraken worden gemaakt over video contact en begeleid vliegen. Ook de kinderalimentatie kan ingewikkelder zijn, vooral als een ouder in het buitenland werkt en geen belasting betaalt in Nederland. In dergelijke gevallen is specialistische kennis vereist om de hoogte van de alimentatie correct te berekenen.
Het is belangrijk om te weten dat de Nederlandse wetgeving in de hoofdregel van toepassing is op kinderen die in Nederland wonen, ongeacht hun nationaliteit. Ouders zijn verplicht om een ouderschapsplan op te stellen, waarin afspraken worden gemaakt over het ouderlijk gezag, de omgangsregeling, de informatie- en consultatieregeling, en de kinderalimentatie.
Een bestaande verblijfsregeling kan altijd in onderling overleg worden aangepast. Nieuwe afspraken moeten echter gezamenlijk worden genomen. Het is niet mogelijk voor een ouder om op eigen houtje te beslissen hoe de nieuwe verblijfsregeling eruit ziet. Als de ouders er samen niet uitkomen, kan de rechtbank een nieuwe regeling vaststellen.
De regeling rondom ouderlijk gezag en omgangsrecht na scheiding is complex en vereist zorgvuldige afweging van de belangen van alle betrokkenen, met het belang van het kind voorop. Ouders hebben de plicht om een goede band tussen de kinderen en beide ouders te stimuleren, maar hebben ook het recht om co-ouderschap te weigeren onder bepaalde voorwaarden. Het is essentieel om open te communiceren, naar het kind te luisteren en indien nodig juridisch advies in te winnen om tot een regeling te komen die in het belang van het kind is. De Belgische wetgeving biedt verschillende mogelijkheden om de rechten en plichten van ouders te waarborgen, en de rechtbank staat klaar om te bemiddelen en een passende oplossing te vinden in geval van geschillen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet