Co-ouderschap en Omgangsregelingen: Welke Zorgverdeling Past bij Uw Kind?
juni 29, 2025
Een scheiding of het beëindigen van een relatie brengt vaak complexe vragen met zich mee, met name als er kinderen in het spel zijn. Een belangrijk aspect is de omgangsregeling, die bepaalt hoe de zorg en opvoeding van de kinderen worden verdeeld. Hoewel co-ouderschap, waarbij beide ouders gelijkwaardig betrokken blijven, steeds vaker wordt overwogen, is het niet altijd de meest geschikte oplossing. Dit artikel bespreekt de rechten en plichten van ouders bij het opstellen van een omgangsregeling, de mogelijkheden om co-ouderschap te weigeren, en de juridische procedures die daarbij betrokken zijn. De informatie is gebaseerd op diverse bronnen die inzicht geven in de rechten en plichten van ouders in deze situatie.
Na een scheiding hebben kinderen recht op omgang met beide ouders. Deze omgang wordt idealiter vastgelegd in een ouderschapsplan, waarin afspraken worden gemaakt over de verblijfplaats van het kind, de invulling van de omgangsregeling en andere belangrijke zaken met betrekking tot de opvoeding. Indien ouders er niet in slagen om gezamenlijk tot een overeenkomst te komen, kan de rechter een omgangsregeling vaststellen. Het belang van het kind staat hierbij centraal.
De wet kent geen algemene verplichting tot co-ouderschap. Wel is er sprake van ‘gelijkwaardig ouderschap’, wat niet noodzakelijk een 50/50 verdeling impliceert. De rechter zal bij het bepalen van de omgangsregeling rekening houden met diverse factoren, waaronder de wensen van het kind (afhankelijk van de leeftijd), de onderlinge relatie tussen de ouders, en het welzijn van het kind.
Het staat ouders vrij om co-ouderschap te weigeren, zowel de moeder als de vader. Er is geen wettelijke basis om dit eenzijdig af te dwingen. Echter, een weigering moet goed onderbouwd zijn en in het belang van het kind. Een simpele beslissing om co-ouderschap te weigeren zonder goede reden is niet mogelijk. De rechter zal uiteindelijk beoordelen of de weigering gerechtvaardigd is.
Er zijn verschillende gronden die een ouder kan aanvoeren om co-ouderschap te weigeren. Voorbeelden hiervan zijn situaties waarin een ouder fysiek niet in staat is om voldoende zorg te bieden, een verhuizing die de reistijd onredelijk lang maakt, spanningen tussen de ouders die een negatieve invloed hebben op de kinderen, of een slechte communicatie tussen de ouders. Ook de mening van het kind kan een rol spelen, met name als het kind aangeeft geen behoefte te hebben aan co-ouderschap.
Indien een ouder co-ouderschap wil weigeren, moet dit via de rechtbank gebeuren. De procedure omvat doorgaans de volgende stappen: het indienen van een verzoek bij de rechtbank, het overleggen van bewijsmateriaal ter onderbouwing van de weigering, en een zitting waarin de rechter de argumenten van beide ouders hoort.
Het is raadzaam om voorafgaand aan een procedure mediation te overwegen. Mediation kan helpen om tot een overeenkomst te komen die voor beide ouders werkt en de belangen van het kind beschermt. Een mediator is een neutrale derde partij die de ouders helpt om tot een oplossing te komen. Mediation is vaak een minder ingrijpende en kostbare optie dan een procedure voor de rechtbank.
De mening van het kind wordt steeds belangrijker bij het bepalen van de omgangsregeling. Kinderen van 12 jaar of ouder hebben recht op inspraak en kunnen hun mening kenbaar maken aan de rechter. Ook jongere kinderen kunnen hun wensen laten horen, hoewel de rechter hier minder gewicht aan zal toekennen.
De rechter zal bij de beslissing rekening houden met het belang van het kind. Dit betekent dat de rechter zal proberen een regeling te treffen die de ontwikkeling en het welzijn van het kind zo goed mogelijk bevordert. De rechter kan een omgangsregeling vaststellen die afwijkt van de wensen van de ouders, indien dit in het belang van het kind is. In uitzonderlijke gevallen kan de rechter zelfs beslissen dat de omgang met één van de ouders wordt ontzegd, maar dit is slechts aan de orde als er ernstige redenen zijn om te vrezen voor het welzijn van het kind.
Een zorgwekkend fenomeen is ouderverstoting, waarbij een ouder de omgang met de andere ouder actief saboteert. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor het kind, dat hierdoor een belangrijke band met één van de ouders kan verliezen.
Hoewel het voorstelbaar is om strafrechtelijke stappen te ondernemen bij het niet nakomen van een omgangsregeling, wordt dit door de overheid afgeraden. Het inschakelen van de politie om de omgang af te dwingen kan schadelijke gevolgen hebben voor het kind. Anderzijds is ouderverstoting eveneens schadelijk. De overheid overweegt om strenger op te treden tegen ouders die de omgangsregeling niet naleven, bijvoorbeeld door het opleggen van boetes of het ontzetten van het ouderlijk gezag.
Het aanmelden van onttrekking aan het ouderlijk gezag bij de politie is mogelijk, maar wordt door het Hof niet gezien als een directe grond voor strafrechtelijke vervolging, tenzij er sprake is van een duidelijke ontvoering.
De leeftijd van het kind speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de omvang van de omgangsregeling. Voor kinderen jonger dan 3 jaar is een veilige hechtingsrelatie met de primaire verzorger (meestal de moeder) van groot belang. Naarmate het kind ouder wordt, kan de omgangsregeling geleidelijk worden uitgebreid.
Vanaf 16 jaar kan een kind aangeven de omgangsregeling te willen wijzigen, omdat hij/zij zich niet kan vinden in de huidige regeling. Echter, tot de leeftijd van 18 jaar bepaalt degene die het gezag over het kind uitvoert bij wie het kind woont. Pas wanneer een kind 18 jaar bereikt, mag hij/zij zelfstandig beslissen bij welke ouder hij/zij wil wonen. De omgangsregeling vervalt dan van rechtswege.
Er zijn geen wettelijk vastgelegde minimale eisen aan een omgangsregeling voor vaders. Wel moet de regeling het belang van het kind dienen en een zinvolle relatie met beide ouders mogelijk maken. In de praktijk wordt vaak uitgegaan van een om-de-week weekend en een vaste doordeweekse dag als minimum.
Vaders hebben ook plichten binnen een omgangsregeling, zoals het nakomen van de afgesproken tijden, het bieden van een veilige en ondersteunende omgeving, en het respecteren van de afspraken met de moeder en de rechter.
De omgangsregeling is een cruciaal aspect bij een scheiding of het beëindigen van een relatie. Hoewel co-ouderschap een aantrekkelijke optie kan zijn, is het niet altijd de meest geschikte oplossing. Ouders hebben het recht om co-ouderschap te weigeren, mits dit goed onderbouwd is en in het belang van het kind. De rechter zal bij het bepalen van de omgangsregeling altijd het belang van het kind voorop stellen. Het is raadzaam om mediation te overwegen om tot een overeenkomst te komen die voor alle partijen acceptabel is. Ouderverstoting is een ernstig probleem dat schadelijke gevolgen kan hebben voor het kind en de overheid overweegt om strenger op te treden tegen ouders die de omgangsregeling niet naleven. De leeftijd van het kind speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de omvang van de omgangsregeling.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet