De Sims 4 Ouderschap: Een Uitgebreide Gids voor Virtuele Gezinsopvoeding
juni 28, 2025
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een fiscale regeling die werkende ouders met kinderen onder de 12 jaar ondersteunt. De regels rondom deze korting, in het bijzonder in situaties van co-ouderschap, zijn de afgelopen jaren complexer geworden door uitspraken van de Hoge Raad en daaropvolgende wetswijzigingen. Dit artikel biedt een gedetailleerd overzicht van de IACK, de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen, en de specifieke regels die gelden bij co-ouderschap, gebaseerd op de meest recente informatie.
Om in aanmerking te komen voor de IACK, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Ten eerste moet het kind jonger zijn dan 12 jaar op 1 januari van het betreffende jaar. Daarnaast moet het kind ten minste 6 maanden in dat kalenderjaar op hetzelfde woonadres ingeschreven staan bij de gemeente. Voor co-ouders geldt een uitzondering op deze inschrijvingseis, zoals verderop in dit artikel wordt toegelicht. Tot slot moet de ouder een arbeidsinkomen hebben dat hoger is dan een vastgesteld bedrag. Voor 2025 is dit bedrag € 6.145. In voorgaande jaren waren dit bedragen respectievelijk € 6.073 (2024) en € 5.548 (2023).
Het kind kan een eigen kind zijn, een stiefkind, een pleegkind (mits opgevoed en onderhouden als een eigen kind), een geadopteerd kind, of een kind uit een eerdere relatie van de echtgenoot of geregistreerd partner. Indien men samenwoont of een huisgenoot heeft en fiscale partners zijn, wordt het kind van die fiscale partner ook als het eigen kind beschouwd.
De regels rondom co-ouderschap en de IACK zijn de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Oorspronkelijk was de regel dat beide ouders de zorg voor het kind gelijkelijk moesten verdelen om beiden in aanmerking te komen voor de korting. Dit werd vaak geïnterpreteerd als minimaal 3 tot 3,5 halve dagen per week verblijf bij elke ouder. Een uitspraak van de Hoge Raad in 2022 heeft deze interpretatie echter versoepeld.
De Hoge Raad oordeelde dat de zorgverdeling in een ander duurzaam ritme dan de traditionele 3 tot 3,5 dagen per week ook als gelijkwaardig kan worden beschouwd. Dit betekende dat ouders die de zorg voor hun kind op een andere manier gelijkelijk verdeelden, ook in aanmerking konden komen voor de IACK. Echter, dit arrest leidde tot een onwenselijke uitkomst in sommige situaties, waarbij een ouder met slechts 78 dagen zorg voor een kind al in aanmerking kon komen voor de korting.
Om deze onwenselijke uitkomst te corrigeren, is de regeling voor co-ouderschap per 1 januari 2024 aangepast en in de wet opgenomen. Vanaf deze datum komen co-ouders beiden in aanmerking voor de IACK als zij de zorg voor een kind gedurende het kalenderjaar gelijk hebben verdeeld. Dit betekent concreet dat het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens moet verblijven.
Indien ouders niet het hele jaar co-ouders zijn, maar wel minimaal 6 maanden, wordt de 156-dageneis naar verhouding herrekend. Dit zorgt voor een eerlijke verdeling van de korting, ook in situaties waarin de co-ouderschapsregeling niet het hele jaar van kracht is.
Ouders die al gescheiden zijn en een zorgregeling hebben afgesproken, kunnen mogelijk alsnog in aanmerking komen voor de IACK, zelfs als de belastingaangifte al definitief vaststaat. In dat geval kan een wijziging van de aangifte worden aangevraagd, of een zogenaamde ambtshalve vermindering worden aangevraagd bij de Belastingdienst. Het is raadzaam om dit te bespreken met een belastingadviseur.
In principe kan een kind maar op één adres in de basisadministratie worden ingeschreven. Bij co-ouderschap kan dit leiden tot vragen over welke ouder recht heeft op de heffingskortingen en toeslagen. De Belastingdienst hanteert de regel dat bij co-ouderschap het adresvereiste niet geldt. Zelfs als een kind bij de andere ouder is ingeschreven, kunnen beide ouders de IACK ontvangen, mits aan de overige voorwaarden is voldaan.
De IACK is ook relevant voor situaties waarin er sprake is van een fiscale partner. Een fiscale partner is iemand met wie men een huishouden deelt en die als partner wordt beschouwd voor de belastingheffing. Indien er een fiscale partner is, kan de IACK worden toegekend aan de ouder met het lagere arbeidsinkomen.
In situaties waarin een co-ouder een nieuwe partner krijgt, kan de IACK-situatie veranderen. De regels zijn complex en afhankelijk van de specifieke omstandigheden. In een casus werd bijvoorbeeld de vraag gesteld of een nieuwe partner, C, recht had op de IACK, terwijl B al een kind had uit een eerdere relatie en samenwoonde met C. De conclusie was dat C in dit geval recht had op de IACK, mits aan de overige voorwaarden werd voldaan.
De aanpassing van de co-ouderschapsregeling heeft beperkte uitvoeringsgevolgen voor de Belastingdienst. De inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) blijft een belangrijke aanwijzing voor de Belastingdienst, maar de materiële toets (de daadwerkelijke zorgverdeling) wordt steeds belangrijker. De Belastingdienst kan ouders verzoeken om aannemelijk te maken dat het kind gedurende zes maanden tot hun huishouden behoort, of geacht wordt te behoren.
Voor aanslagen die op 30 september 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden, geldt een andere beoordeling van co-ouderschap. In die gevallen kon sprake zijn van recht op de IACK als het kind in een herhalend ritme minimaal 78 dagen bij elke ouder verbleef. Voor eerdere aangiften geldt de regelgeving die op dat moment van kracht was.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een belangrijke fiscale regeling voor werkende ouders. De regels rondom co-ouderschap zijn complex en zijn de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Vanaf 1 januari 2024 geldt een nieuwe regeling die vereist dat het kind ten minste 156 dagen per kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft om beide ouders in aanmerking te laten komen voor de korting. Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van deze regels en om indien nodig advies in te winnen bij een belastingadviseur. De Belastingdienst zal de zorgverdeling steeds meer beoordelen op basis van de materiële feiten, en niet alleen op basis van de inschrijving in de BRP.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet