Kinderopvang in Nederland: Uitdagingen, kosten en toekomstplannen
juli 20, 2025
De opleiding tot kleuterleerkracht en de structuur van het kleuteronderwijs hebben in de afgelopen decennia aanzienlijke veranderingen doorgemaakt. Dit artikel biedt een overzicht van deze ontwikkelingen, gebaseerd op beschikbare historische gegevens en documentatie. De focus ligt op de periode rond 1977, maar er wordt ook gekeken naar de bredere context van de 20e eeuw en de recente ontwikkelingen.
Voor 1956 kende men de bewaarschool, een voorziening voor jonge kinderen waar toezicht werd geboden. In 1956 werd met de Kleuteronderwijswet een belangrijke stap gezet: de bewaarschool werd officieel een kleuterschool. Dit betekende dat er ook geld beschikbaar kwam voor materialen en de aanstelling van gediplomeerde kleuteronderwijzeressen. Een voorbeeld hiervan is de school in Sloten, waar Zuster Anna tot 1947 met een strakke hand het roer voerde, en daarmee de basis legde voor de werkwijze die door haar opvolgers werd voortgezet. In 1958 werd de noodzaak van een derde kleuterklas duidelijk, die tijdelijk ondergebracht moest worden op een boerderij vanwege ruimtegebrek.
In 1977 bevond de opleiding tot leerkracht zich in een periode van vernieuwing. De Pedagogische Academie (PA) in Den Helder bood een omgeving waarin creativiteit en persoonlijke ontwikkeling centraal stonden. Studenten werden aangemoedigd om lessen te bedenken, onderzoek te doen in de natuur en zich bezig te houden met kunst en muziek. Het zingen, dat voor sommigen een uitdaging was, werd juist op de PA gestimuleerd. Deze periode kenmerkte zich door een afwijking van traditionele methoden en een focus op de individuele expressie van de student. Vakantieweken en werkweken werden gebruikt om de creativiteit te versterken en de band tussen studenten te bevorderen.
De Havo-afdeling van de PA dreigde in de jaren '70 te vervagen, doordat de doorstroming van leerlingen van de Havo-top naar de beroepsopleiding afnam. Dit leidde tot problemen met het onderwijs in exacte vakken, omdat veel nieuwe studenten deze vakken niet in hun pakket hadden. De PA probeerde dit op te vangen door middel van compensatiecursussen. De opleiding tot kleuterleerkracht was in deze tijd een belangrijke route voor studenten die een carrière in het onderwijs ambieerden.
De jaren '70 waren een periode van maatschappelijke verandering, die ook het onderwijs beïnvloedde. Het idee van 'gelijke kansen voor iedereen' kwam op, en er werd aandacht besteed aan kinderen uit lagere sociale milieus en allochtone gezinnen. Onderwijsachterstandsbeleid werd ontwikkeld om deze kinderen te compenseren voor hun achterstanden. Psycholoog Co van Calcar speelde een belangrijke rol in deze ontwikkeling met het Innovatie Project Amsterdam (IPA), dat taalactiveringsprogramma's omvatte. Dit sloot aan bij de filosofie van het kabinet Den Uyl, dat 'spreiding van kennis, macht en inkomen' en 'gelijke kansen voor iedereen' hoog in het vaandel droeg.
De inspectie op het lager en kleuteronderwijs onderging in de loop der jaren verschillende reorganisaties. In 1978 bestond de Hoofdinspectie van het Kleuteronderwijs en het Lager Onderwijs in Algemene Dienst. Later werd dit de Categorale Hoofdinspectie van het Kleuteronderwijs en Lager Onderwijs (1985) en uiteindelijk de Inspectie van het Basisonderwijs (1986-1991). De inspectie had ook een afdeling voor lichamelijke opvoeding en een afdeling voor buitengewoon onderwijs. Vanaf 1975 was de inspectie ook betrokken bij de opleiding voor kleuterleidsters en onderwijzers.
Een cruciale verandering vond plaats in 1985 met de Wet op het Basisonderwijs. Deze wet voerde een samenvoeging door van het kleuteronderwijs en het lager onderwijs. Kinderen kregen nu acht aaneensluitende jaren onderwijs, van hun vierde tot hun twaalfde. Dit betekende een einde aan de kleuterschool als aparte onderwijsinstelling. Vanaf dat moment moesten ouders kiezen naar welke basisschool hun kind zou gaan.
De Cito-toets, ingevoerd in 1966, werd gebruikt om het vooroordeel van de onderwijzer te ontmantelen. Echter, er was ook kritiek op de toets, omdat deze slechts een momentopname was. De discussie over de balans tussen het oordeel van de leraar en de uitslag van de toets duurde voort. Het oordeel van de leerkracht werd nog steeds als belangrijk beschouwd, maar scholen stelden soms hun beoordeling bij aan de hand van de toetsresultaten. Vanaf 2023-2024 heet de Cito-toets de doorstroomtoets, met als doel de overgang van de basisschool naar de middelbare school te verbeteren en voor meer kansengelijkheid te zorgen.
Afgestudeerden aan de Pabo (Pedagogische Hogeschool) kunnen lesgeven aan zowel kleuters als oudere kinderen. Op de meeste Pabo's kunnen studenten zich specialiseren in het jonge kind. Sommigen vinden dit een verarming van het kleuteronderwijs, omdat er een behoefte bestaat aan een specifieke opleiding voor het jonge kind. Er zijn Pabo's die hierop inspelen door studenten in een vroeg stadium van de opleiding te laten specialiseren.
De Pabo-opleiding kan pittig zijn qua werkdruk, met veel papierwerk, zowel in voltijd als in deeltijd. De deeltijdstudie is vaak nog zwaarder, omdat deze gecombineerd moet worden met een baan en stage. Studenten moeten zich goed voorbereiden op de uitdagingen van de opleiding en de vereiste toelatingseisen kennen.
De overheid stimuleert scholing in cruciale sectoren door middel van de SLIM-subsidie, waarmee werkgevers tot € 25.000,- subsidie kunnen ontvangen voor opleidingskosten. Dit toont aan dat er voortdurend aandacht is voor de ontwikkeling van het onderwijs en de professionalisering van leerkrachten.
De ontwikkelingen in het kleuteronderwijs en de opleiding van kleuterleerkrachten zijn voortdurend in beweging. De focus ligt op het bieden van kwalitatief goed onderwijs aan alle kinderen, ongeacht hun achtergrond. De Pabo speelt een cruciale rol in het opleiden van bevoegde en gemotiveerde leerkrachten die in staat zijn om aan de uitdagingen van het moderne onderwijs te voldoen.
De ontwikkeling van het kleuteronderwijs en de opleiding van kleuterleerkrachten is een complex proces dat beïnvloed is door maatschappelijke, pedagogische en politieke factoren. Van de bewaarschool tot de Pabo, de veranderingen zijn aanzienlijk geweest. De focus op creativiteit, individuele ontwikkeling, gelijke kansen en kwaliteitszorg blijft echter centraal staan. De toekomst van het kleuteronderwijs zal afhangen van de inzet van bevoegde leerkrachten en de continue vernieuwing van de opleidingen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet