In de context van buitenschoolse opvang speelt de aanwezigheid en het gebruik van sanitaire voorzieningen een essentiële rol bij het waarborgen van hygiëne, welzijn en privacy voor zowel kinderen als medewerkers. De richtlijnen en aanbevelingen op dit vlak zijn gebaseerd op juridische kaders, wetgeving en specifieke hygiënevoorschriften die gericht zijn op de veilige en gezonde omgang in kinderopvanginstellingen.
In dit artikel worden de relevante richtlijnen en aanbevelingen voor het aantal toiletten en de bijbehorende voorzieningen in buitenschoolse opvang besproken. Het artikel richt zich op de wetgeving, hygiënerichtlijnen en praktische maatregelen die voorziening bieden voor de noodzakelijke infrastructuur, inclusief het aantal toiletten per groep, toegankelijkheid voor personen met een beperking, en het gebruik van handdesinfectiemiddelen. Daarnaast worden relevante richtlijnen voor de inzet van beroepskrachten en de verdeling van speel- en buitenspeelruimte behandeld, aangevuld met toelichting op de organisatie van buitenschoolse opvang.
Het doel van dit artikel is om een overzicht te geven van de huidige richtlijnen en aanbevelingen in relatie tot sanitaire voorzieningen in buitenschoolse opvang, zowel voor insteek als voor ouders en betrokkenen die beter willen begrijpen hoe deze richtlijnen in de praktijk worden uitgevoerd.
Aantal Toiletten en Sanitaire Voorzieningen
Het aantal toiletten in een buitenschoolse opvang is een essentieel onderdeel van de sanitaire infrastructuur. In dit kader is de richtlijn dat per twee groepen leerlingen in het basisonderwijs (afgerond naar boven) drie toiletten aanwezig moeten zijn. Voor leerlingen in het speciaal onderwijs geldt een andere aanbeveling: per tien leerlingen moet één toilet aanwezig zijn. Deze richtlijnen zijn bedoeld om te zorgen voor voldoende ruimte en te voorkomen dat wachttijden of hygiëneproblemen ontstaan.
Daarnaast zijn er aparte toiletten voor medewerkers, die gescheiden moeten zijn naar geslacht. In elk geval moeten er minimaal twee toiletten voor het personeel zijn. Deze richtlijn geldt ook voor bijgebouwen waar geen onderwijs wordt gegeven, aangezien ook daar medewerkers aanwezig zijn.
Voor nieuwe scholen, die zijn gebouwd of gerenoveerd vanaf 1 juli 2005, is het verplicht dat er een invalidentoilet aanwezig is. Dit toilet moet integraal toegankelijk zijn, zodat personen met een beperking er ongecompliceerd gebruik van kunnen maken. Deze voorziening vormt onderdeel van de Algemene Hygiënerichtlijn, die ook geldt voor buitenschoolse opvang.
In het geval van meerdere toiletten voor mannen, kan één of meerdere toiletten vervangen worden door urinoirs, wat het gebruik efficiënter kan maken. Voor de jongste leerlingen (groep 1 t/m 4) is een strikte scheiding tussen jongens- en meisjestoiletten niet noodzakelijk, terwijl dit bij oudere leerlingen wenselijk is. Dit heeft te maken met de mate van privacy die kinderen in die leeftijd nodig hebben.
De sanitaire voorzieningen moeten ook voldoen aan bepaalde eisen om risico’s op hygiëneproblemen of privacyverstoringen te voorkomen. Zo kunnen vloeren van tegelvloeren, die poreus zijn, bijvoorbeeld leiden tot vervuiling en stankoverlast. Het aanbrengen van een coating op dergelijke vloeren kan dit probleem voorkomen. Bovendien dient de plaatsing van toiletpotten zo te zijn gekozen dat de deuren niet vanuit de ruimte waarin kinderen zich bevinden, zichtbaar zijn. Dit zorgt voor extra privacy.
Daarnaast wordt aanbevolen om medewerkers te benoemen die verantwoordelijk zijn voor het voorzien van maandverband, in het geval van medewerkers die dit nodig hebben. In dergelijke gevallen dient het wel duidelijk te zijn wie deze voorzieningen kan leveren, zodat er geen verwarring ontstaat bij medewerkers of leerlingen.
Gebruik en Onderhoud van Sanitaire Voorzieningen
Het gebruik en het onderhoud van sanitaire voorzieningen zijn essentieel om hygiëneproblemen te voorkomen. In het kader van buitenschoolse opvang wordt aangeraden om regelmatig te controleren hoe de bevestigingspunten van de toiletten zijn, bijvoorbeeld vier keer per jaar. Dit zorgt ervoor dat eventuele losse of beschadigde onderdelen op tijd worden hersteld, zodat er geen gevaren of ongemakken ontstaan.
Daarnaast zijn er bepaalde veiligheidsmaatregelen voor warmwaterkranen in toiletten. Deze kranen moeten voorzien zijn van een thermostaat die is ingesteld op maximaal 38°C. Deze instelling voorkomt dat kinderen of medewerkers verbrand raken bij gebruik van warm water. Bovendien dient de thermostaat alleen door het personeel te zijn in te stellen, zodat er geen risico op verkeerde instellingen of manipulaties is.
Het onderhoud van de sanitaire voorzieningen is ook van belang in de context van het schoonmaken. In de richtlijnen wordt aangeraden om het aantal toiletten en de toegang ervoor zo te organiseren dat er voldoende ruimte is voor schoonmaak en onderhoud. Dit is niet alleen belangrijk voor de hygiëne, maar ook om ervoor te zorgen dat er geen hinderpunt wordt gecreëerd voor het dagelijks gebruik.
Hygiënerichtlijnen en Aanvullende Richtlijnen
In het kader van hygiëne zijn er specifieke richtlijnen en aanbevelingen die van toepassing zijn op buitenschoolse opvang. In de herziene hygiënerichtlijn van het RIVM is bijvoorbeeld aangegeven dat handen wassen voorkeur heeft boven het gebruik van handdesinfectiemiddelen in de kinderopvang. Deze aanbeveling is gebaseerd op het feit dat handen wassen een betere hygiëne zorgt, zowel voor de kinderen als voor de medewerkers.
Daarnaast is er in de richtlijn aandacht voor het gebruik van nagelbedekking. Hoewel het niet dragen van nagelbedekking niet meer als een norm geldt, wordt dit als een streven voor de branche aangewezen. Het niet dragen van nagelbedekking wordt afgeraden omdat het kan leiden tot grotere oppervlakken voor het opslaan van bacteriën en andere micro-organismen. Dit is van belang in een omgeving waarin kinderen vaak in contact komen met hun medewerkers en andere kinderen.
De richtlijn bevat ook een paragraaf over het verschonen van luiers en het helpen van kinderen bij toiletbezoek. Deze paragrafen zijn aangevuld en verduidelijkt in de herziene versie van de hygiënerichtlijn. Bovendien is er een nieuwe paragraaf opgenomen over de omgang met beddengoed. Deze richtlijnen zijn van belang om ervoor te zorgen dat de hygiëne op alle vlakken wordt gewaarborgd.
Buitenschoolse Opvang en Inzet van Beroepskrachten
De inzet van beroepskrachten in buitenschoolse opvang is een belangrijk onderdeel van de organisatie en werking van deze vorm van kinderopvang. De rekenformule die wordt gebruikt om het benodigde aantal beroepskrachten te bepalen, is als volgt:
$$ Z = (A + ((B + C + D) / 1,2)), \text{afgerond naar boven} $$
Hierin is: - A het aantal kinderen van 0 tot 1 jaar gedeeld door 3, - B het aantal kinderen van 1 tot 2 jaar gedeeld door 5, - C het aantal kinderen van 2 tot 3 jaar gedeeld door 6, - D het aantal kinderen van 3 tot 4 jaar gedeeld door 8.
Daarnaast is er een situatie waarin het toevoegen van één kind leidt tot een kleiner aantal benodigde beroepskrachten. In dergelijke gevallen wordt het benodigde aantal beroepskrachten met één verhoogd, om ervoor te zorgen dat er voldoende medewerkers zijn voor de kinderen.
Voor kinderen van vier jaar tot en met zes jaar wordt het minimaal benodigde aantal beroepskrachten berekend op basis van de formule:
$$ Z = (A \times 0,1) + (B \times 0,083) $$
Hierin is: - A het aantal kinderen van vier tot en met zes jaar, - B het aantal kinderen van zeven jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt.
Deze formule zorgt voor een redelijke verdeling van het benodigde aantal medewerkers, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Bij een uitkomst van 0,18 of hoger wordt naar boven afgerond. Bij een uitkomst lager dan 0,18 dient er ten minste één beroepskracht ingezet te worden, zolang er kinderen aanwezig zijn.
In combinatiegroepen van dagopvang en buitenschoolse opvang geldt een iets aangepaste berekening, waarbij kinderen van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt, als kinderen van 3 tot 4 jaar worden beschouwd. Deze aanpassing maakt het mogelijk om een consistente berekening te maken voor zowel dagopvang als buitenschoolse opvang.
Daarnaast is er een online rekentool beschikbaar gesteld door de minister, waarmee de inzet van beroepskrachten kan worden berekend. Deze tool helpt bij het bepalen van het benodigde aantal medewerkers, afhankelijk van het aantal kinderen in de opvang.
Speel- en Buitenspeelruimte
Een essentieel aspect van buitenschoolse opvang is de beschikbaarheid van voldoende speelruimte, zowel binnen als buiten. In dit kader is het verplicht dat een kindercentrum ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte per aanwezig kind beschikt. Deze ruimte dient passend ingericht te zijn voor spelactiviteiten. Buiten de stamgroepruimte worden deze ruimtes verdeeld over de groepen van het kindercentrum.
Voor de buitenspeelruimte geldt dat het kindercentrum ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte per aanwezig kind moet hebben. Voor kinderen tot twee jaar moet deze ruimte aangrenzend aan het kindercentrum liggen. Voor kinderen van twee jaar of ouder wordt de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het centrum geplaatst, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw waarin het kindercentrum is gevestigd.
Daarnaast is er een aparte slaapruimte voor kinderen tot anderhalf jaar, die afgestemd moet zijn op het aantal aanwezige kinderen. Deze ruimte is van belang om ervoor te zorgen dat jonge kinderen voldoende rust kunnen nemen en zich veilig en prettig voelen.
Pedagogisch Beleidsplan en Ondersteuning
Onderdeel van de verantwoorde buitenschoolse opvang is het aanbieden van een pedagogisch beleidsplan. Dit plan is verplicht voor elk kindercentrum en dient als richtlijn voor het handelen in de buitenschoolse opvang. Het beleidsplan dient de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang te behandelen, zoals de invulling van de activiteiten, de organisatie van de groepen en de ondersteuning van de kinderen.
Daarnaast dient er aan elk kind een mentor toegewezen te worden. Deze mentor is een beroepskracht die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het kind en die in overleg kan treden met de ouders. De mentor is ook aanspreekpunt voor ouders en kinderen in kwesties rondom ontwikkeling en welbevinden. Dit helpt bij het zorgen voor een stabiele en ondersteunende omgeving voor elk kind.
Buitenschoolse Opvang Tijdens Vrije Dagen
Tijdens schoolvrije dagen, zoals schoolvakanties, is het mogelijk om kindercentrum-overstijgende opvang te bieden. Dit betekent dat kinderen die normaal in een basisgroep zitten, gedurende deze periode in een andere opvang kan worden opgevangen, zonder dat dit noodzakelijkerwijs afgesproken is in de reguliere overeenkomst. Dit is van belang om ervoor te zorgen dat er continu opvang beschikbaar is voor ouders die tijdens deze periodes werken of andere verplichtingen hebben.
De rekenformules en richtlijnen voor de inzet van beroepskrachten zijn op deze periodes niet volledig van toepassing. In plaats daarvan is er een afwijkende inzet van medewerkers, die ten hoogste drie uur per dag kan duren, mits minstens de helft van het benodigde aantal medewerkers aanwezig is. Dit zorgt voor een flexibele aanpak, die tegelijkertijd ook veiligheid en kwaliteit waarborgt.
Conclusie
Het aantal toiletten en de sanitaire voorzieningen in buitenschoolse opvang zijn essentieel voor het waarborgen van hygiëne, privacy en welzijn voor zowel kinderen als medewerkers. De richtlijnen die hier werden besproken zijn gebaseerd op wetgeving, hygiënerichtlijnen en praktische aanbevelingen. Deze richtlijnen zorgen voor een consistente aanpak, zodat kinderen en medewerkers in een veilige en hygiënische omgeving kunnen functioneren.
Daarnaast zijn er specifieke richtlijnen voor de inzet van beroepskrachten, de beschikbaarheid van speel- en buitenspeelruimte, en het aanbieden van een pedagogisch beleidsplan. Deze richtlijnen zijn van belang om ervoor te zorgen dat de buitenschoolse opvang zowel veilig als ondersteunend is voor de kinderen die erop worden opgevangen.
Het is van belang dat deze richtlijnen niet alleen op papier staan, maar ook in de praktijk worden uitgevoerd. Door regelmatig te controleren of de sanitaire voorzieningen voldoen aan de eisen, en door voldoende medewerkers in te zetten, kan ervoor worden gezorgd dat de buitenschoolse opvang een betrouwbare en betrouwbare plek is voor kinderen.