Buitenspeelruimte in buitenschoolse opvang: eisen, praktijk en toezicht

In Nederland is het bieden van een veilige en speelvriendelijke omgeving voor kinderen van essentieel belang, vooral in buitenschoolse opvang (BSO). Het kader voor deze speelruimte wordt geregeld door wetgeving en adviezen uit de markt, die ervoor zorgen dat kinderen voldoende ruimte hebben om te spelen, te bewegen en zich te ontwikkelen. Dit artikel geeft een overzicht van de wettelijke eisen, praktische richtlijnen en toezichtsmaatregelen die betrekking hebben op de benodigde speelruimte in buitenschoolse opvang, gebaseerd op informatie uit relevante bronnen.

Wettelijke eisen voor binnenspeelruimte in buitenschoolse opvang

Volgens het Besluit kwaliteit kinderopvang is voor buitenschoolse opvang minimaal 3,5 vierkante meter passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind. Dit betekent dat voor elke groep van 20 kinderen, minstens 70 vierkante meter ruimte nodig is. De binnenspeelruimte hoeft niet volledig binnen de stamgroep of basisgroep te liggen. Andere ruimtes kunnen meetellen, zolang ze veilig zijn, altijd toegankelijk tijdens de opvangtijd zijn en passend zijn ingericht voor de leeftijd van de kinderen.

Het is belangrijk om te begrijpen dat deze norm slechts een minimum is. De praktijk in buitenschoolse opvang laat zien dat kinderen vaak meer ruimte nodig hebben om voldoende te bewegen en te spelen. Omdat BSO-organisaties meestal kinderen opvangen die na schooltijd extra beweging en activiteit nodig hebben, is het wenselijk om ruimtes te ontwerpen die groter zijn dan de wettelijke minimumeisen.

Praktijkadviezen voor binnenspeelruimte

Hoewel de wettelijke norm 3,5 m² per kind voor binnenspeelruimte voorstelt, adviseren diverse ontwerpbureaus en speeltoestelleveranciers vaak grotere aantallen. Deze praktijkadviezen gaan uit van de ideale speelomstandigheden voor kinderen en de behoefte aan een gevarieerde en veilige speelomgeving. In de praktijk adviseren experts richtwaarden van circa 6–8 m² binnenspeelruimte per kind in buitenschoolse opvang. Dit is geen wettelijke verplichting, maar een aanbeveling vanuit de markt om de speelkwaliteit te verbeteren.

Een rekenvoorbeeld laat zien dat voor een BSO-locatie met 60 aanwezige kinderen, op basis van deze richtwaarden, 360–480 vierkante meter binnenspeelruimte wenselijk zou zijn. Dit is aanzienlijk meer dan de wettelijke minimumeis van 210 m² (3,5 m² × 60 kinderen). De extra ruimte draagt bij aan een betere speelbeleving en zorgt voor ruimte voor meerdere groepen en activiteiten.

Buitenspeelruimte in buitenschoolse opvang

Ook voor de buitenspeelruimte geldt een wettelijke minimumnorm. Per aanwezig kind moet er minstens 3 vierkante meter buitenspeelruimte beschikbaar zijn. Deze ruimte dient veilig, toegankelijk en passend ingericht te zijn voor de leeftijd van de kinderen. De ligging van de buitenspeelruimte varieert afhankelijk van de leeftijd van de kinderen:

  • Kinderen tot 2 jaar: De buitenspeelruimte moet direct aan het kindercentrum grenzen.
  • Kinderen van 2 tot 4 jaar en BSO-kinderen: De buitenspeelruimte moet bij voorkeur aan het centrum grenzen, maar in ieder geval aan het gebouw waarin het centrum is gevestigd.

De praktijk leert echter dat deze minimumnorm vaak te krap is. Kinderen in buitenschoolse opvang spelen gemiddeld anderhalf tot twee uur per dag buiten, wat aangeeft dat grotere buitenspeelruimtes wenselijk zijn om voldoende beweging en activiteit te stimuleren. Adviezen van de markt suggereren richtwaarden van circa 6–8 m² buitenspeelruimte per kind, wat betekent dat voor 60 kinderen een buitenruimte van 360–480 m² wenselijk zou zijn.

Toezicht op speelruimtes in buitenschoolse opvang

In 2025 is er een verandering in het GGD-toezichtsregime voor buitenspeelruimtes. GGD-inspecteurs zullen extra aandacht besteden aan het beleid van organisaties rond buitenspelen en of de buitenspeelruimte voldoende en goed is. Er wordt ook gekeken hoe kinderen worden gestimuleerd om buiten te spelen. Dit betekent dat het ontwerp en gebruik van buitenspeelruimte in buitenschoolse opvang nog sterker in het vizier komen van inspecteurs.

De GGD beoordeelt niet alleen de oppervlakte van de buitenspeelruimte, maar ook of die ruimte functioneel en veilig is. Daarbij worden factoren zoals de aanwezigheid van veilige speeltoestellen, goede toegang tot de buitenspeelruimte en de aanwezigheid van een veilige afscheiding beoordeeld. Een veilige terreinafscheiding is in de praktijk vrijwel altijd vereist, vooral als de buitenspeelruimte grenst aan openbare wegen, water of andere risicovolle zones. Hoewel de wet niet expliciet een minimale hekhoogte verplicht, hanteren vele organisaties een richtwaarde van circa 120 cm.

Veiligheid van speeltoestellen

In de buitenschoolse opvang gelden bepaalde veiligheidseisen voor speeltoestellen, aangevuld met de NEN-EN 1176-norm. Deze norm legt uit hoe speeltoestellen veilig in gebruik zijn, met aandacht voor factoren zoals valafstanden, vloerbedekking en de constructie van de toestellen. Hoewel het gebruik van deze norm voor gastouderopvang sinds 2025 niet wettelijk verplicht is, wordt het aanbevolen om aan deze veiligheidseisen te voldoen om kinderen te beschermen tegen blessures.

Slaapruimtes en speciale aandacht voor jonge kinderen

In buitenschoolse opvang zijn er ook specifieke eisen voor kinderen tot 1,5 jaar. Deze kinderen moeten beschikken over een afzonderlijke slaapruimte die is afgestemd op het aantal kinderen. In een horizontale groep van 12 kinderen van 0 tot 2 jaar is bijvoorbeeld minstens 2 slaapkamers nodig met 5 slaapplekken per kamer. Voor kinderen van 2 tot 4 jaar is minder ruimte nodig, waarbij per 12 kinderen minstens 1 slaapkamer met 6 slaapplekken beschikbaar moet zijn.

Hoewel BSO’s vooral gericht zijn op kinderen na schooltijd, is het belangrijk om ook aandacht te besteden aan de rusttijd van jonge kinderen. Dit geldt met name voor kinderen die in de naschoolse opvang ook slapen of rusten, bijvoorbeeld in de geval van kinderen die van school naar BSO gaan en moe zijn.

Praktische voorbeelden en berekeningen

De berekening van de benodigde speelruimte hangt af van het aantal aanwezige kinderen en de leeftijdscategorie. Voor een BSO met 60 kinderen is op basis van de wettelijke minimumnorm:

  • Binnenspeelruimte: 3,5 m² × 60 = 210 m²
  • Buitenspeelruimte: 3 m² × 60 = 180 m²

Op basis van praktijkadviezen, die spreken van 6–8 m² per kind voor binnenspeelruimte en 6–8 m² per kind voor buitenspeelruimte, is een wenselijke ruimte:

  • Binnenspeelruimte: 6 m² × 60 = 360 m²
  • Buitenspeelruimte: 6 m² × 60 = 360 m²

Dit betekent dat voor 60 kinderen een totale speelruimte van 720 m² wenselijk is. Deze grotere ruimte zorgt voor een betere speelbeleving en voldoende ruimte voor groepen, activiteiten en rustmomenten.

Invloed van ruimtegebruik en multifunctionele ruimtes

Een belangrijk aspect van ruimtegebruik in buitenschoolse opvang is de mogelijkheid tot multifunctioneel gebruik. In veel BSO-locaties worden ruimtes voor meerdere doeleinden gebruikt, zoals voor speelactiviteiten, rusttijd en naschoolse projecten. Dit vereist zorgvuldige planning en inrichting van de ruimtes zodat ze geschikt zijn voor verschillende doeleinden en leeftijden.

Een ruimte kan meetellen als binnenspeelruimte zolang ze veilig is, altijd toegankelijk tijdens de opvangtijd is en passend is ingericht voor de leeftijd van de kinderen. Dit geldt ook voor ruimtes die niet direct in de stamgroepsruimte liggen, zoals een zolder of een aparte kamer die slechts voor een deel van de tijd wordt gebruikt voor speelactiviteiten.

Veiligheid en toegankelijkheid

Veiligheid is een kernaspect bij het inrichten van speelruimtes in buitenschoolse opvang. De ruimtes moeten zodanig zijn ingericht dat kinderen zich veilig voelen en risico’s worden geminimaliseerd. Dit betreft zowel fysieke veiligheid (zoals vloeren, speeltoestellen en afscheidingen) als emotionele veiligheid, waarbij kinderen zich comfortabel voelen in hun speelomgeving.

Een veilige afscheiding van de buitenspeelruimte is in de praktijk vrijwel altijd vereist, vooral als de buitenspeelruimte grenst aan openbare wegen of water. De wet schrijft geen vaste norm voor de hoogte van een hek, maar in de praktijk wordt vaak een richtwaarde van 120 cm gehanteerd.

Toekomstige ontwikkelingen en adviezen

De eisen voor speelruimtes in buitenschoolse opvang worden in de toekomst waarschijnlijk verder aangescherpt, zowel qua toezicht als qua praktijkstandaarden. In 2025 is er bijvoorbeeld een nieuw speerpunt in het GGD-toezicht, waarbij de beleidsrichting van organisaties en de kwaliteit van de buitenspeelruimte centraal staan.

Daarnaast is er in de markt een groeiende bewustwording van de invloed van ruimte op kinderontwikkeling. Onderzoek en praktijkadviezen wijzen op het belang van voldoende ruimte voor beweging, creativiteit en sociale interactie. Dit drijft de ontwikkeling van grotere en beter ingerichte speelruimtes in buitenschoolse opvang.

Conclusie

In buitenschoolse opvang zijn zowel binnenspeelruimte als buitenspeelruimte essentieel voor de ontwikkeling en welzijn van kinderen. De wettelijke minimumnormen voor deze ruimtes zijn 3,5 m² binnenspeelruimte en 3 m² buitenspeelruimte per kind. In de praktijk adviseren experts echter grotere aantallen om voldoende speelruimte te garanderen. Voor 60 kinderen is een wenselijke ruimte van 360–480 m² binnenspeelruimte en 360–480 m² buitenspeelruimte aan te raden.

De GGD en andere toezichthoudende instanties zullen in de toekomst extra aandacht besteden aan het beleid rond buitenspeelruimte en hoe kinderen worden gestimuleerd om buiten te spelen. Dit betekent dat het ontwerp en gebruik van speelruimtes in buitenschoolse opvang nog sterker in het vizier komen.

Tot slot is het belangrijk om ervoor te zorgen dat speelruimtes veilig, toegankelijk en passend zijn ingericht voor de leeftijd van de kinderen. Met het juiste beleid, planning en inrichting kan buitenschoolse opvang een waardevolle bijdrage leveren aan de groei en ontwikkeling van kinderen.

Bronnen

  1. Eisen buitenruimte kinderopvang
  2. Besluit kwaliteit kinderopvang
  3. Hoeveel vierkante meter moet een kinderopvang zijn?
  4. Accommodatie in kinderopvang

Gerelateerde berichten