Het vier-ogenprincipe en zijn toepassing in de buitenschoolse opvang

Het vier-ogenprincipe is een belangrijk beleidsinstrument dat gericht is op de veiligheid en professionaliteit in de kinderopvang. Het houdt in dat er altijd iemand moet kunnen meekijken of meeluisteren bij de werkzaamheden van een medewerker met jonge kinderen. Hoewel dit principe verplicht is voor dagopvang, zijn er belangrijke verschillen in de toepassing in de buitenschoolse opvang (BSO), die in dit artikel worden toegelicht. Op basis van de beschikbare informatie uit meerdere bronnen wordt hierboven uitgebreid ingegaan op de invulling van het vier-ogenprincipe in de praktijk, de bouwkundige en organisatorische maatregelen, en de wettelijke achtergrond.

Wat is het vier-ogenprincipe?

Het vier-ogenprincipe is een wettelijk vastgelegd kwaliteitsaspect in de kinderopvang. Het principe is ontworpen om het risico op grensoverschrijdend gedrag tegenover kinderen te beperken en een open aanspreekcultuur aan te moedigen binnen de organisatie. De wettelijke formulering luidt dat “het werken met jonge kinderen dient zo georganiseerd te worden dat er op het kinderdagverblijf altijd iemand mee kan kijken en/of luisteren”.

In de praktijk betekent dit dat pedagogisch medewerkers, stagiaires of vrijwilligers nooit volledig alleen zijn bij kinderen. Het idee is dat er altijd een tweede persoon in de buurt is die in staat is om de situatie te overzien of in te grijpen indien nodig. Dit kan gebeuren via fysieke aanwezigheid, audio- of videoverbindingen, of door het creëren van ruimtes en procedures waarin transparantie en openheid centraal staan.

Toepassing in de buitenschoolse opvang

Het vier-ogenprincipe is niet verplicht voor de buitenschoolse opvang. Dit is een belangrijk onderscheid ten opzichte van de dagopvang. De reden hiervoor is dat het risico op misbruik in de BSO wordt geacht kleiner te zijn. In de buitenschoolse opvang slapen kinderen niet tijdens de opvang en zijn er minder verzorgingsmomenten dan in de dagopvang. Daardoor is de kans op situaties waarin kinderen en volwassenen zich opgesloten kunnen bevinden met minder toezicht.

Toch kan het vier-ogenprincipe in de BSO worden ingezet als extra maatregel voor veiligheid en professionaliteit. Organisaties die dit willen doen, moeten deze keuze afstemmen met de oudercommissie en in hun pedagogisch beleid opnemen. Het principe kan bijvoorbeeld worden toegepast op uitstapjes of bij momenten waarin minder kinderen op de BSO aanwezig zijn, zoals aan het eind van de middag.

Invulling van het vier-ogenprincipe in de praktijk

Er zijn verschillende manieren waarop het vier-ogenprincipe in de dagopvang kan worden ingevuld. Deze invulling hangt af van de omstandigheden op de locatie, zoals het aantal medewerkers, de ruimtelijke organisatie en de werkdruk. Een aantal voorbeelden die in de praktijk worden genoemd:

  • Gebruik van technologie: Audio- en videoverbindingen zoals een babyfoon kunnen worden ingezet om zorg te dragen voor een zekere mate van toezicht. Zo kan een medewerker in een slaapkamer bijvoorbeeld worden gehoord door een collega in een aangrenzende ruimte.

  • Bouwkundige voorzieningen: Het aanbrengen van glazen wanden, doorzichtige deuren, of open ruimtes zorgt voor een visuele transparantie. Dit maakt het mogelijk dat een medewerker op een ander moment of in een andere ruimte ziet wat zich afspeelt. Ook het openen van toiletdeuren wanneer kinderen aanwezig zijn, is een voorbeeld van een bouwkundige maatregel.

  • Inzet van extra personeel: In momenten waarin er minder kinderen op de BSO zijn, kunnen medewerkers die elders niet nodig zijn inzetten. Zo kan het vier-ogenprincipe in de praktijk ook van toepassing zijn op de buitenschoolse opvang wanneer de omstandigheden dat toelaten.

  • Transparante communicatie: Het vier-ogenprincipe houdt ook in dat ouders en medewerkers open kunnen communiceren over eventuele zorgen of incidenten. De aanspreekcultuur is hierbij een essentieel onderdeel. Medewerkers worden getraind in het herkennen en melden van situaties die betrekking hebben op huiselijk geweld of kindermishandeling.

  • Uitstapjes en activiteiten: Bij uitstapjes is het vier-ogenprincipe verder verankerd. Medewerkers gaan meestal minimaal met twee personen mee, zodat er altijd iemand is die zowel fysiek aanwezig is als bereid is in te grijpen. Als een medewerker alleen op pad gaat, moet dit gebeuren in een omgeving met voldoende sociale controle, zoals een bekende winkel of een kinderboerderij.

Het vier-ogenprincipe als onderdeel van het pedagogisch beleid

Het vier-ogenprincipe is niet alleen een wettelijke verplichting, maar ook een kwaliteitsaspect dat wordt ingebed in het pedagogisch beleid van kinderopvangorganisaties. Zoals omschreven in meerdere bronnen, is het beleid meestal het resultaat van een proces waarin medewerkers, oudercommissies en houders samenwerken om een passende invulling te bepalen. Deze invulling wordt meestal vastgelegd in een beleidsstuk, dat vervolgens jaarlijks wordt geëvalueerd en eventueel aangepast.

Het beleid omvat niet alleen de bouwkundige en organisatorische maatregelen, maar ook het trainen van medewerkers in de aanspreekcultuur, het gebruik van meldcodes in geval van verdachte situaties, en het informeren van ouders over de toepassing van het principe. In sommige gevallen is er zelfs een specifieke werkinstructie voor momenten waarin medewerkers alleen zijn bij kinderen.

Wettelijke achtergrond van het vier-ogenprincipe

Het vier-ogenprincipe is sinds 2013 wettelijk verankerd in het Besluit kwaliteit kinderopvang, onder de categorie “Veiligheid en Gezondheid”. De wettelijke formulering is te vinden in artikel 4, lid 4 van dit besluit. Het principe is ontstaan uit een samenwerking tussen de Brancheorganisatie Kinderopvang, Sociaal Werk Nederland en BOinK, en is ontworpen om de veiligheid van kinderen in de opvang te vergroten.

De toepassing van het vier-ogenprincipe is verder uitgewerkt in publicaties zoals “Leidraad Toezicht en handhaving op het vierogenprincipe in de dagopvang” en “Vierogenprincipe in de praktijk”, beide uitgegeven door de Brancheorganisatie Kinderopvang. Deze leidraden geven praktische richtlijnen voor houders en medewerkers bij de invulling van het principe.

De GGD speelt een rol bij het toezicht op de naleving van het vier-ogenprincipe. Tijdens inspecties beoordeelt de GGD of een kinderdagverblijf zich aan het principe houdt en of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De GGD stelt ook instructies op voor houders en medewerkers die het vier-ogenprincipe alledaags in hun werkzaamheden moeten toepassen.

Het vier-ogenprincipe en de aanspreekcultuur

Een belangrijke component van het vier-ogenprincipe is de aanspreekcultuur. Deze cultuur is gericht op het creëren van een omgeving waarin medewerkers elkaar kunnen aanspreken op verdachte situaties of gedrag. Het doel is om een open en professionele omgeving te creëren waarin medewerkers elkaar kunnen ondersteunen en bijdragen aan de veiligheid van de kinderen.

In de praktijk betekent dit dat medewerkers worden getraind in het herkennen van tekenen van grensoverschrijdend gedrag. Ook wordt er aandacht besteed aan het gebruik van meldcodes in geval van verdachte situaties. Bijvoorbeeld: als een medewerker een kind ziet dat traumatisch reageert of zich verward gedraagt, kan hij of zij een meldcode gebruiken om meteen hulp in te roepen.

De aanspreekcultuur houdt ook in dat ouders betrokken zijn bij de invulling van het vier-ogenprincipe. Zij kunnen bijvoorbeeld worden geïnformeerd over de manier waarop het principe op de locatie wordt toegepast, of zelfs een rol spelen in het opstellen van het beleid. In sommige gevallen zijn er ook procedures voor ouders om onaangekondigd het kinderopvangcentrum te bezoeken, zoals het gebruik van een toegangscode.

Vier-ogenprincipe en het creëren van een veilige omgeving

De veiligheid van kinderen staat centraal bij het vier-ogenprincipe. Het principe draagt bij aan het creëren van een omgeving waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen in een zekere en gecontroleerde ruimte. De visuele en akoestische toezichtsmogelijkheden zorgen ervoor dat kinderen nooit volledig alleen zijn met een volwassene.

In de praktijk betekent dit dat kinderen voldoende ruimte krijgen om te experimenteren, te leren en zich te ontwikkelen, zonder dat de ruimte of de regels te beperkend zijn. De uitdaging voor kinderopvangorganisaties is om de balans te vinden tussen voldoende toezicht en voldoende vrijheid voor kinderen.

Tegelijkertijd draagt het vier-ogenprincipe ook bij aan de veiligheid van de medewerkers. Een open cultuur waarin collega’s elkaar kunnen ondersteunen en inzicht hebben in elkaars werk, maakt het mogelijk dat medewerkers zich prettig voelen en zich verder kunnen ontwikkelen in hun beroep.

Het vier-ogenprincipe en de gastouderopvang

Het vier-ogenprincipe is niet verplicht in de gastouderopvang. In deze vorm van opvang kiezen ouders bewust voor een kleinschalige en persoonlijke opvang, waarbij kinderen in een gezinachtige omgeving worden verzorgd. Omdat er in de gastouderopvang maar één begeleider aanwezig is, is het niet haalbaar om het vier-ogenprincipe volledig toe te passen.

Toch is het belangrijk dat ook in de gastouderopvang voldoende aandacht wordt besteed aan de veiligheid van kinderen. Hierbij wordt vaak vertrouwen gelegd op de professionaliteit van de gastouder en de betrokkenheid van de ouders. In sommige gevallen wordt er bijvoorbeeld voor gekozen om bij bepaalde activiteiten een extra persoon in te zetten, zoals bij een uitstapje of bij momenten waarin kinderen langer in de zorg staan.

Evaluatie en aanpassing van het vier-ogenprincipe

Het vier-ogenprincipe is geen statisch beleidsinstrument. Het moet regelmatig worden geëvalueerd en eventueel aangepast aan veranderende omstandigheden. In de praktijk gebeurt dit meestal een keer per jaar, in overleg met de oudercommissie. Als er veranderingen zijn in de organisatie of in de werkwijzen, moeten ouders en medewerkers op de hoogte worden gebracht en kan het beleid worden bijgesteld.

Een aantal organisaties beschrijven ook hoe het vier-ogenprincipe op een specifieke locatie wordt toegepast. Dit kan via een document dat beschrijft welke bouwkundige en organisatorische maatregelen worden genomen, en hoe de aanspreekcultuur is ingebed in het gedrag en de communicatie van medewerkers.

De rol van de GGD en de toezichtverantwoordelijkheid

De GGD speelt een belangrijke rol bij het toezicht op de invulling van het vier-ogenprincipe. Tijdens inspecties beoordeelt de GGD of een kinderopvangorganisatie zich aan het principe houdt en of er eventueel verbeteringen nodig zijn. De GGD heeft ook instructies opgesteld voor houders en medewerkers om ervoor te zorgen dat het vier-ogenprincipe op een consistente en professionele manier wordt toegepast.

In sommige gevallen kan de GGD ook aandachtfunctionarissen inzetten als aanspreekpunt voor pedagogisch medewerkers. Deze functionarissen kunnen ondersteunen bij het melden van verdachte situaties of bij het afhandelen van klachten. Het is ook mogelijk dat de GGD advies geeft bij de invulling van het vier-ogenprincipe, bijvoorbeeld als er klachten zijn van ouders of medewerkers.

Conclusie

Het vier-ogenprincipe is een wettelijk verankerd beleidsaspect dat gericht is op de veiligheid en professionaliteit in de kinderopvang. Het houdt in dat er altijd iemand moet kunnen meekijken of meeluisteren bij de werkzaamheden van een medewerker met jonge kinderen. In de dagopvang is dit principe verplicht, terwijl het in de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang niet verplicht is.

Toch kan het vier-ogenprincipe in de BSO worden ingezet als extra maatregel om de veiligheid van kinderen te verhogen. De invulling van het principe varieert per organisatie, afhankelijk van de bouwkundige voorzieningen, de aanspreekcultuur en de werkdruk. In de praktijk worden technologieën zoals babyfoons gebruikt, worden extra medewerkers ingezet, en wordt er aandacht besteed aan open communicatie en transparantie.

Het vier-ogenprincipe is ook onderdeel van het pedagogisch beleid van kinderopvangorganisaties. Het wordt meestal vastgelegd in een beleidsstuk dat jaarlijks wordt geëvalueerd en eventueel aangepast. De GGD speelt een rol bij het toezicht op de naleving van het principe en geeft richtlijnen voor houders en medewerkers.

De toepassing van het vier-ogenprincipe draagt bij aan het creëren van een veilige omgeving voor kinderen, waarin zij zich kunnen ontwikkelen en leren. Tegelijkertijd biedt het ook ondersteuning aan medewerkers, die in een open en professionele cultuur kunnen werken. Het is dus een belangrijk instrument in de kinderopvang, dat zowel gericht is op de veiligheid van kinderen als op de kwaliteit van de zorg.

Bronnen

  1. Klachtenloket Kinderopvang
  2. Kinderopvang Baloe
  3. Kindpartners
  4. Second Home Kinderopvang
  5. Boink

Gerelateerde berichten