De buitenschoolse opvang (BSO) speelt een essentiële rol in de kinderopvangsector in Nederland, waarbij jonge kinderen ondergebracht worden tijdens de vakanties en in de pauzes tussen schooluren. In de afgelopen jaren is er een toegenomen vraag naar deze vorm van opvang, onder andere door de groeiende arbeidsdeelname van ouders. Toch blijkt uit meerdere onderzoeken dat ook bij de BSO langere wachttijden kunnen ontstaan. Deze wachttijden worden beïnvloed door diverse factoren, zoals het aantal beschikbare plekken, de vraag naar opvang en het personeelstekort. In dit artikel wordt een grondige analyse gegeven van de wachttijden bij buitenschoolse opvang, met aandacht voor de huidige situatie, het verschil tussen stedelijke en minder stedelijke regio’s, en de rol van het personeelstekort.
Wachttijden bij buitenschoolse opvang: Huidige situatie
Volgens de landelijke wachttijdenmonitor, die in 2023 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is het probleem van wachttijden bij buitenschoolse opvang zowel aanwezig als behoorlijk uitgesproken. Uit het onderzoek blijkt dat ruim 60 procent van de BSO’s een wachtlijst heeft. Bijna 62 procent van de buitenschoolse opvanglocaties heeft een wachtlijst voor één of meerdere dagen, terwijl bij ongeveer 16,7 procent van deze locaties een wachtlijst geldt voor alle dagen. Hieruit is duidelijk te concluderen dat het probleem van wachttijden niet beperkt blijft tot enkele locaties, maar op brede schaal optreedt.
Een belangrijk aspect is de wachttijd zelf. Uit het onderzoek blijkt dat bij bijna 25 procent van de BSO’s in de grote steden, zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, ouders minstens drie maanden moeten wachten op een plek voor hun kind. In andere sterk stedelijke regio’s is deze wachttijd iets langer dan drie maanden voor 16 procent van de ouders. In de overige regio’s is de wachttijd over het algemeen iets korter, maar blijft het percentage ouders dat meer dan drie maanden moet wachten op een plek, toch nog behoorlijk hoog.
Invloed van het personeelstekort
Een van de belangrijkste oorzaken van langere wachttijden bij buitenschoolse opvang is het personeelstekort. In de afgelopen vijf jaar is de vraag naar nieuwe medewerkers in de kinderopvangsector sterk toegenomen. Sinds 2019 zijn er bijna 29.000 nieuwe banen bijgekomen in de sector, en het aantal openstaande vacatures is in dezelfde periode verdubbeld. Dit maakt duidelijk dat het aanbod van medewerkers niet bij het vraagvolume in de sector aansluit.
Uit onderzoeken van de Nationale Vacaturebank blijkt dat voor elke vier vacatures slechts één werkzoekende beschikbaar is. Dit beeldt een gespannen arbeidsmarkt af, die direct invloed heeft op de wachttijden. Het personeelstekort leidt tot een beperkte mogelijkheid om de vraag naar opvang te voldoen, wat op zijn beurt weer kan leiden tot langere wachttijden.
Oorzaak en gevolgen van langere wachttijden
Langere wachttijden bij buitenschoolse opvang hebben niet alleen gevolgen voor de ouders, maar ook voor de kinderen en de sector als geheel. Uit de landelijke wachttijdenmonitor blijkt dat bijna 40 procent van de ouders in Nederland meer dan één maand moet wachten voordat hun kind op een kinderopvangplek terecht kan. Voor 15 procent van de ouders is de wachttijd zelfs langer dan drie maanden.
Deze lange wachttijden kunnen leiden tot verschillende problemen. Voor ouders betekent het vaak extra planning en stress, vooral als de opvangplek cruciaal is voor hun werk of studie. Bovendien kan het invloed hebben op de arbeidsdeelname van ouders, die bij gebrek aan opvangplekken mogelijk aangeven minder uren te willen werken. Dit is in tegenspraak met overheidsdoelen rondom het verhogen van de arbeidsdeelname, en het kan dus negatief uitwerken op de economie en de werkelijke arbeidsmarkt.
Regioverschillen
De wachttijden bij buitenschoolse opvang variëren sterk per regio. In de grote steden, zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, is het probleem van lange wachttijden het grootst. Uit onderzoek blijkt dat in deze steden bijna een kwart van de ouders minstens drie maanden moet wachten op een plek voor hun kind. In sterk stedelijke regio’s ligt dit percentage iets lager, maar is het probleem toch nog behoorlijk significant.
In minder stedelijke regio’s is de wachttijd in het algemeen korter. Toch is het percentage ouders dat meer dan drie maanden moet wachten, nog steeds niet verwaarloosbaar. Dit suggereert dat de vraag naar buitenschoolse opvang op nationale schaal toeneemt, en dat dit ook in regio’s met minder drukke bevolkingsdichtheid leidt tot wachttijden.
Invloed van kinderkenmerken op wachttijden
Niet alleen de locatie van een BSO beïnvloedt de wachttijden, ook kenmerken van het kind kunnen een rol spelen. Uit de landelijke wachttijdenmonitor blijkt dat ouders van kinderen met een indicatie voor Voorschoolse Educatie (VE) vaker langer dan drie maanden moeten wachten op een plek bij kinderdagverblijven dan ouders van kinderen zonder een VE-indicatie. Het verschil is behoorlijk groot, met een verschil van 15 procentpunt.
Hoewel dit onderzoek zich voornamelijk richt op kinderdagverblijven, kan het toch een aanduiding zijn dat ook bij buitenschoolse opvang bepaalde groepen kinderen langer moeten wachten. Dit is een belangrijk aspect dat de sector en de overheid moeten in overweging nemen bij het plannen van aanvullende maatregelen.
Beleidsmaatregelen en toekomstige uitdagingen
Om de huidige situatie met wachttijden bij buitenschoolse opvang aan te pakken, zijn verschillende beleidsmaatregelen genomen of voorgesteld. Zo is in 2023 de wachttijdenmonitor gestart, waarbij de ontwikkelingen in wachttijden tussen 2023 en 2025 worden gevolgd. Het doel is om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van wachttijden en eventuele maatregelen te kunnen nemen.
Daarnaast zijn er maatregelen gericht op het versterken van de arbeidsmarkt in de kinderopvangsector. Deze omvatten onder andere acties om het aantrekken en het behouden van medewerkers te verbeteren. Het is echter nog onduidelijk of deze maatregelen in de toekomst voldoende zijn om het personeelstekort en de wachttijden te verminderen.
Conclusie
De wachttijden bij buitenschoolse opvang in Nederland zijn op het moment behoorlijk significant. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat bijna 62 procent van de BSO’s een wachtlijst heeft, en bijna 15 procent van de ouders moet minstens drie maanden wachten op een plek voor hun kind. Deze lange wachttijden worden beïnvloed door factoren zoals het personeelstekort en de toegenomen vraag naar opvangplekken.
De situatie varieert per regio, met de langste wachttijden in grote steden. Bovendien zijn er verschillen in wachttijden tussen kinderen met een indicatie voor Voorschoolse Educatie en kinderen zonder. Dit benadrukt de complexiteit van het probleem en de noodzaak om gerichte maatregelen te nemen.
Tot nu toe zijn er al enkele beleidsmaatregelen genomen, zoals de start van de wachttijdenmonitor en acties om de arbeidsmarkt in de kinderopvangsector te versterken. Toch blijft het vraagstuk van langere wachttijden aan de orde, en is het belangrijk om op lange termijn aan oplossingen te werken die zowel de vraag naar opvangplekken als het aanbod van medewerkers in balans brengen.