Terugbetalingsverplichting bij ouderschapsverlof in het onderwijs

Ouderschapsverlof speelt een belangrijke rol in de balans tussen werk en gezin. In het onderwijs is het mogelijk om betaald ouderschapsverlof aan te vragen, wat de werknemers in staat stelt om tijd te maken voor hun kind terwijl ze toch een gedeelte van hun inkomsten behouden. Echter, er zijn bepaalde voorwaarden en regels die van toepassing zijn, zoals de terugbetalingsverplichting. Deze verplichting kan verschillen afhankelijk van de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) en het tijdstip waarop het verlof wordt opgenomen of het dienstverband wordt beëindigd.

In dit artikel wordt ingegaan op de terugbetalingsverplichting bij ouderschapsverlof, met een focus op de regels zoals deze in de CAO van het onderwijs worden beschreven. De nadruk ligt op situaties waarin een werknemer ontslag neemt of zijn werkweek vermindert, en welke gevolgen dit kan hebben voor het betaalde ouderschapsverlof.

Terugbetalingsverplichting bij ontslag binnen één jaar

Volgens artikel 8.19a lid 4 van de CAO PO geldt er een terugbetalingsverplichting voor betaald ouderschapsverlof als een werknemer binnen één jaar na het genieten van ouderschapsverlof ontslag neemt of wordt ontslagen wegens verwijtbaar handelen of nalaten. In dat geval moet het betaalde ouderschapsverlof dat de werknemer in een periode van twee jaar voorafgaand aan het ontslag heeft ontvangen, worden terugbetaald.

Een belangrijke uitzondering geldt voor het betaalde ouderschapsverlof dat is opgenomen in het eerste levensjaar van het kind. Dit hoeft niet terug te worden betaald. Daarnaast is er geen terugbetalingsverplichting als de werknemer ontslag neemt om een dienstbetrekking aan te nemen bij een andere onderwijsinstelling die door de Rijksoverheid wordt bekostigd. Dit is beschreven in artikel 8.19a lid 6 van de CAO PO.

Deze regel is bedoeld om te zorgen dat het gebruik van betaald ouderschapsverlof eerlijk is en niet wordt misbruikt om het werkgeversbedrag te ontvangen zonder dat het verband met de werkgever op de lange termijn behouden blijft. Het beoogt ook dat werknemers die hun dienstverband beëindigen zonder dat dit verband langer dan een jaar bestaat, het gedeelte van het salaris dat in die periode is doorbetaald, teruggaan betalen.

Terugbetalingsverplichting bij vermindering van de werktijdfactor

Een andere situatie waarin een terugbetalingsverplichting kan ontstaan, is als een werknemer binnen zes maanden na het aflopen van het ouderschapsverlof zijn werktijdfactor vermindert. In dat geval dient hij het betaalde ouderschapsverlof dat hij in de twee jaar voorafgaand aan deze vermindering heeft ontvangen, terug te betalen. De uitzondering geldt weer voor het ouderschapsverlof dat is opgenomen in het eerste levensjaar van het kind, wat niet terug hoeft te worden betaald. Ook geldt er geen terugbetalingsverplichting als de werknemer zijn werktijdfactor vermindert om een dienstbetrekking aan te nemen bij een andere onderwijsinstelling die door de Rijksoverheid wordt bekostigd.

Het doel van deze regel is om ervoor te zorgen dat de vermindering van de werktijd niet wordt gebruikt om voordelen uit het ouderschapsverlof te behouden terwijl de werknemer in werkelijkheid minder werkt dan hij normaal zou doen. De terugbetalingsverplichting is hierbij afhankelijk van de omvang van de vermindering van de werktijdfactor.

Berekening van de terugbetalingsverplichting

De terugbetalingsverplichting wordt berekend op basis van het verschil in de omvang van het betaalde ouderschapsverlof dat een werknemer heeft genoten ten opzichte van wat hij op basis van zijn nieuwe werktijdfactor had kunnen opnemen. De omvang van het ouderschapsverlof wordt in beginsel berekend op grond van de werktijdfactor (wtf) op de dag die voorafgaat aan de ingangsdatum van het verlof. Als de werktijdfactor tijdens of binnen zes maanden na het aflopen van het ouderschapsverlof wordt verminderd, kan het betaalde ouderschapsverlof groter zijn dan wat de werknemer op basis van zijn nieuwe werktijdfactor had kunnen opnemen. Het verschil in omvang is het teveel genoten ouderschapsverlof en moet worden terugbetaald.

Bijvoorbeeld: een werknemer met een fulltime dienstverband (wtf 1,0) heeft recht op 415 uur ouderschapsverlof met behoud van 75% of 55% van het salaris. Als deze werknemer 415 uur betaald ouderschapsverlof opneemt en binnen zes maanden na het aflopen van het verlof zijn dienstverband vermindert naar een wtf van 0,8, dan bestaat er slechts aanspraak op 332 uur aan betaald ouderschapsverlof. Dit betekent dat de werknemer 83 uur teveel aan betaald ouderschapsverlof heeft genoten en deze hoeveelheid dient terug te worden betaald. Het percentage van het salaris dat is doorbetaald voor deze uren moet worden meegenomen in de berekening.

De terugbetalingsverplichting is echter beperkt tot een periode van twee jaar. Dat wil zeggen dat als een deel van het betaalde ouderschapsverlof langer dan twee jaar geleden is opgenomen, dit niet onder de terugbetalingsverplichting valt. Bovendien geldt er geen terugbetalingsverplichting voor het ouderschapsverlof dat is opgenomen in het eerste levensjaar van het kind.

Uitzonderingen en afwijkende situaties

Er zijn verschillende uitzonderingen op de terugbetalingsverplichting. Zo hoeft ouderschapsverlof dat is opgenomen in het eerste levensjaar van het kind niet terug te worden betaald. Dit is een belangrijke uitzondering die zorgt voor stabiliteit in de eerste levensjaren van het kind.

Daarnaast geldt er geen terugbetalingsverplichting in situaties waarin de werknemer ontslag neemt of zijn werktijdfactor vermindert om bijvoorbeeld bij een andere gemeente te gaan werken of om zijn partner te volgen die ergens anders in het land gaat werken. Ook als de werknemer binnen drie maanden na het einde van het betaalde ouderschapsverlof onbetaald ouderschapsverlof neemt voor een periode langer dan drie maanden, is de terugbetalingsverplichting niet van toepassing.

Een belangrijke overweging is dat de terugbetalingsverplichting alleen geldt als de werknemer de verandering in zijn dienstverband initieert. Als de werkgever bijvoorbeeld het verzoek van de werknemer om aanpassing van de arbeidsduur weigert, en de werknemer vervolgens ontslag neemt, is er geen terugbetalingsverplichting. Dit wordt ook duidelijk uitgelegd in de CAO en is bedoeld om te voorkomen dat werknemers worden gedwongen om betaald ouderschapsverlof terug te betalen terwijl ze geen keuze hadden in de verandering van hun dienstverband.

Rol van de werkgever en het UWV

Het betaalde ouderschapsverlof in het onderwijs wordt meestal gedeeltelijk doorbetaald door de werkgever. De precieze hoogte van de doorbetaling kan variëren, afhankelijk van de CAO. In sommige gevallen wordt het ouderschapsverlof alleen gedeeltelijk doorbetaald, terwijl het resterende deel uit het UWV komt. In dat geval is het mogelijk dat de werkgever slechts 30% van het salaris aanvult, terwijl het UWV 70% vergoedt. Als dit het geval is, kan de werknemer alleen verantwoordelijk zijn voor het deel dat de werkgever heeft aangevuld.

Het is belangrijk om duidelijk te weten hoe de doorbetaling is geregeld in de CAO van de werkgever, omdat dit bepaalt welk deel van het ouderschapsverlof terug moet worden betaald. Werknemers worden aangeraden om dit te bespreken met hun HR-adviseur of werkgever om te voorkomen dat ze onverwacht een terugbetalingsverplichting krijgen.

De rol van de CAO in de regeling

De regeling van ouderschapsverlof en de eventuele terugbetalingsverplichting hangt sterk af van de CAO waarin de werknemer is aangesteld. Verschillende CAO’s kunnen verschillende regels hebben betreffende het ouderschapsverlof, de hoogte van de doorbetaling en de voorwaarden voor terugbetaling. In het onderwijs geldt bijvoorbeeld de CAO PO, waarin de regels voor ouderschapsverlof en terugbetaling zijn vastgelegd.

In sommige CAO’s is de terugbetalingsverplichting volledig vervallen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Wageningen Research, waar de voorwaarde dat een werknemer minimaal één jaar in dienst moet zijn om ouderschapsverlof in aanmerking te komen, is geschrapt. Ook de terugbetalingsverplichting bij beëindiging van het dienstverband is hier weggevallen. Dit betekent dat werknemers in deze organisatie geen ouderschapsverlof hoeven terug te betalen, zelfs niet als ze binnen een jaar ontslag nemen of hun werkweek verkleinen.

Hoewel dit een gunstige situatie is voor werknemers, is het belangrijk om te beseffen dat dit niet overal het geval is. In andere CAO’s kan de terugbetalingsverplichting nog wel van toepassing zijn, en werknemers moeten dit in overweging nemen bij het besluit om ouderschapsverlof op te nemen.

Conclusie

Ouderschapsverlof is een belangrijke ondersteuning voor werknemers die een kind krijgen of adopteren. Het toelaat om tijd te maken voor de opvoeding van het kind terwijl er nog een gedeelte van het inkomsten is behouden. Echter, er zijn regels rondom de terugbetalingsverplichting die werknemers moeten kennen.

In het onderwijs geldt een terugbetalingsverplichting als een werknemer binnen één jaar na het ouderschapsverlof ontslag neemt of zijn werkweek vermindert. De terugbetalingsverplichting is afhankelijk van de CAO en de omvang van het ouderschapsverlof dat is genoten. In het eerste levensjaar van het kind hoeft ouderschapsverlof niet terug te worden betaald, en er zijn ook uitzonderingen voor situaties waarin de werknemer bijvoorbeeld zijn partner volgt of binnen drie maanden onbetaald ouderschapsverlof neemt.

Werknemers worden aangeraden om zich te informeren over de regels in hun CAO en eventueel advies in te winnen bij hun HR-adviseur. Dit helpt om onverwachte financiële verplichtingen te voorkomen en zorgt voor een beter begrip van de regeling.

Bronnen

  1. Poraad.nl - Hoe moet artikel 8.19a lid 4 en 5 worden geïnterpreteerd?
  2. Managementsite.nl - Moet ouderschapsverlof gedeeltelijk worden terugbetaald als een medewerker minder gaat werken?
  3. Lokale regelgeving - CVDR133971
  4. 24baby.nl - Ouderschapsverlof terugbetalen
  5. Ambtenaren salaris - Betaald ouderschapsverlof in het onderwijs

Gerelateerde berichten