Ouderschapsverlof voor grensarbeiders: regels, uitkeringen en praktijk

Ouderschapsverlof is een belangrijke maatregel in de werknemersrechtelijke regelgeving, gericht op het ondersteunen van ouders bij het opvoeden van hun kind(eren). Het biedt de mogelijkheid om de arbeidsprestatie tijdelijk te verminderen of te onderbreken, en in sommige gevallen ook een uitkering te ontvangen. Voor grensarbeiders, die in een land wonen en in een ander land werken, kunnen deze regels echter complex worden. De Europese coördinatieregels en nationale wetgevingen bepalen hoe ouderschapsverlof en uitkeringen zijn toegankelijk voor deze groep. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de relevante regelgeving en praktijkkenmerken, met name voor werknemers die tussen Nederland en België werken.

Ouderschapsverlof in de Algemene Context

Ouderschapsverlof is een vorm van loopbaanonderbreking waarbij werknemers hun werkzaamheden tijdelijk kunnen onderbreken of verminderen om zich met de zorg voor hun kind te bezighouden. In tegenstelling tot tijdelijke arbeidsveranderingen zoals flexibel werken, blijft het contract bij ouderschapsverlof hetzelfde. De regels en uitkeringen variëren per sector en land. In België is ouderschapsverlof regelgeving verdeeld over verschillende sectoren zoals de privésector, de overheidssector, de onderwijssector en de sector van de autonome overheidsbedrijven. De uitkeringen die werknemers kunnen ontvangen, worden geregeld door de Regie van Arbeidsverzekeringen (RVA).

In Nederland zijn er ook duidelijke regels voor ouderschapsverlof, waarbij werknemers in het kader van de Wet Arbeidstijden en Flexibel Werken het recht hebben op een verlof. De uitkeringen zijn geregeld via de Uitkeringenwet. De regels en uitkeringen zijn echter afhankelijk van het aantal uren dat een werknemer werkt en de sector waarin deze tewerk is gesteld.

Grensarbeiders en Ouderschapsverlof

Grensarbeiders die in Nederland wonen en in België werken, kunnen in bepaalde gevallen het nemen van ouderschapsverlof en het recht op uitkeringen tegenkomen. Dit hangt af van de Europese coördinatieregels, die bepalen in welk land een werknemer onder de sociale zekerheid valt. Deze regels zijn van toepassing op werknemers die in meerdere landen werken of die deels thuiswerken. De toepassing van deze regels kan leiden tot situaties waarin een werknemer onder de sociale zekerheidswetgeving van het woonland valt, maar niet in staat is om uitkeringen te ontvangen vanwege het feit dat het verlof niet door het werkland wordt erkend.

In het geval van een Belgische inwoner die in Nederland werkt, kan het gebeuren dat deze onder de Belgische sociale zekerheid valt, maar dat de Nederlandse werkgever Belgische sociale zekerheidsbijdragen afdrage. Dit kan leiden tot situaties waarin de werknemer, hoewel hij of zij sociale bijdragen heeft betaald, geen uitkering ontvangt voor ouderschapsverlof.

Een belangrijke factor in deze regels is het percentage van het werk dat op afstand wordt gedaan. In de Europese regels geldt een normaal percentage van 25% als de grens waarop de sociale zekerheid in het woonland geldt. Echter, met de Kaderovereenkomst kan dit percentage tot 49% stijgen. In grensregio’s is het steeds vaker dat werknemers deels thuiswerken en daardoor onder de sociale zekerheidswetgeving van hun woonland vallen. Dit kan leiden tot complexe situaties, waarin grensarbeiders geen recht hebben op uitkeringen voor ouderschapsverlof.

De Rol van de Kaderovereenkomst

De Kaderovereenkomst speelt een belangrijke rol bij de bepaling van het recht op ouderschapsverlof en uitkeringen voor grensarbeiders. Deze overeenkomst stelt grensarbeiders in staat om een hoger percentage van hun werk thuis te doen, wat kan leiden tot het feit dat ze onder de sociale zekerheidswetgeving van hun woonland vallen. Dit betekent dat grensarbeiders in sommige gevallen geen uitkeringen ontvangen van het werkland, omdat ze onder de sociale zekerheidswetgeving van het woonland vallen.

De toepassing van de Kaderovereenkomst hangt af van de afspraken tussen de werknemers en hun werkgevers. Het is belangrijk dat grensarbeiders deze afspraken goed begrijpen en weten hoe deze hun recht op ouderschapsverlof en uitkeringen beïnvloeden. Het kan zijn dat grensarbeiders onder het woonland vallen, maar dat hun werkgever geen uitkeringen betaalt omdat deze niet door het werkland wordt erkend.

Uitkeringen en Ouderschapsverlof

Ouderschapsuitkeringen zijn een belangrijke component van ouderschapsverlof. In België worden deze uitkeringen door de Regie van Arbeidsverzekeringen betaald. De uitkeringen zijn afhankelijk van het aantal uren dat een werknemer werkt en de sector waarin deze tewerk is gesteld. In Nederland worden ouderschapsuitkeringen geregeld via de Uitkeringenwet, en het bedrag dat een werknemer ontvangt, is afhankelijk van het inkomen en het aantal uren dat deze werkt.

Grensarbeiders die in Nederland wonen en in België werken, kunnen in bepaalde gevallen geen ouderschapsuitkeringen ontvangen vanwege het feit dat ze onder de sociale zekerheidswetgeving van het woonland vallen. Dit kan leiden tot situaties waarin grensarbeiders sociale bijdragen hebben betaald, maar geen uitkeringen ontvangen vanwege het feit dat het verlof niet door het werkland wordt erkend.

In Nederland is sinds augustus 2022 een nieuwe wet aangenomen voor betaald ouderschapsverlof. Werknemers kunnen nu negen weken betaald ouderschapsverlof opnemen, waarbij 70% van hun loon wordt uitbetaald. Dit betaald verlof moet binnen het eerste levensjaar van het kind worden genomen. Als het verlof later wordt genomen, is het onbetaald. Dit betaald verlof komt bovenop de zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof voor de moeder en de zes weken geboorteverlof voor de partner.

Afspraken in de CAO

In een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) kunnen extra afspraken staan over ouderschapsverlof. Wat in de CAO staat, geldt boven de wettelijke regeling. Door onderhandelingen door vakorganisaties zoals de FNV zijn de afspraken in de CAO vaak uitgebreider dan wat in de wet staat.

In de CAO kunnen extra regels staan over ouderschapsverlof voor kinderen tot 8 jaar. Bij een tweeling of drieling hebben ouders per kind het recht op ouderschapsverlof. In sommige CAO's zijn er ook andere afspraken gemaakt over de leeftijd van het kind. Het is belangrijk dat werknemers deze afspraken goed begrijpen, omdat deze hun recht op ouderschapsverlof en uitkeringen beïnvloeden.

Ouderschapsverlof en Pleegouders

Ouderschapsverlof is ook beschikbaar voor pleegouders. In België kunnen pleegouders ouderschapsverlof nemen zolang het kind is ingeschreven als een gezinslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de woonplaats. Het recht op ouderschapsverlof is beschikbaar zolang het kind niet ouder is dan 12 jaar, of 21 jaar in het geval van een kind met een handicap.

De aanvraagprocedure voor ouderschapsverlof voor pleegouders is vergelijkbaar met die voor biologische ouders. Bij de indiening van een vraag voor ouderschapsverlof moet bewijs worden geleverd van de handicap van het kind tussen 12 en 21 jaar. In het kader van langdurige pleegzorg kunnen ouders ouderschapsverlof nemen zolang het kind is geplaatst in een pleeggezin en bij dezelfde pleegouder(s) woont.

Vormen van Ouderschapsverlof

Er zijn vier vormen van ouderschapsverlof beschikbaar, ongeacht de sector waarin een werknemer tewerk is gesteld. Deze vormen zijn:

  1. Volledige onderbreking: Dit betreft een volledige schorsing van de arbeidsprestaties. Werknemers kunnen deze vorm van verlof nemen ongeacht hun arbeidsregime (voltijds of deeltijds).

  2. Onderbreking tot 1/2: Met deze vorm van verlof kan een werknemer aan 50% van een voltijdse arbeidsregeling blijven werken. Deze vorm van verlof kan alleen genomen worden als een werknemer voltijds werkt.

  3. Onderbreking met 1/5: Met deze vorm van verlof kan een werknemer aan 80% van een voltijdse arbeidsregeling blijven werken. Ook deze vorm van verlof kan alleen genomen worden als een werknemer voltijds werkt.

  4. Volledige onderbreking met mogelijkheid tot heropnemen: Deze vorm van verlof biedt de mogelijkheid om de arbeidsprestaties volledig te onderbreken en later opnieuw op te nemen. Dit is een flexibele vorm van ouderschapsverlof die goed kan aansluiten bij de wisselende behoeften van ouders.

Ouderschapsverlof in de Overheidssector

Werknemers in de overheidssector hebben ook het recht op ouderschapsverlof. In de overheidssector zijn werknemers contractuele en statutaire werknemers die tewerk worden gesteld bij een federale, gewestelijke of gemeenschapsadministratie. Het recht op ouderschapsverlof is voorzien door het besluit waarvan de voogdijoverheid van de administratie afhangt of van de openbare dienst die ervan afhangt.

Het recht op onderbrekingsuitkeringen is voorzien door het koninklijk besluit van 19.11.1998 voor de statutairen van de Staat of door het koninklijk kaderbesluit van 07.05.1999 voor de andere categorieën. De uitkeringen zijn afhankelijk van het aantal uren dat een werknemer werkt en de sector waarin deze tewerk is gesteld.

Ouderschapsverlof in de Onderwijssector

In de onderwijssector zijn werknemers benoemde, definitieve of tijdelijk aangeworven werknemers op een school of in een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Het recht op ouderschapsverlof is voorzien door het besluit dat van kracht is binnen de gemeenschap waarvan de school of het CLB afhangt. Dit kan de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap (Fédération Wallonie-Bruxelles) of de Duitstalige Gemeenschap zijn.

Het recht op onderbrekingsuitkeringen is voorzien door het koninklijk kaderbesluit van 12.08.1991. In de onderwijssector kunnen werknemers ouderschapsverlof nemen zolang het kind niet ouder is dan 12 jaar, of 21 jaar in het geval van een kind met een handicap. De uitkeringen zijn afhankelijk van het aantal uren dat een werknemer werkt en de sector waarin deze tewerk is gesteld.

Ouderschapsverlof in de Sector van de Autonome Overheidsbedrijven

Voor de toepassing van de reglementering op ouderschapsverlof worden met de werknemers in de sector van de autonome overheidsbedrijven ook specifieke regels gehandhaafd. Deze regels zijn afhankelijk van de sector waarin de werknemers tewerk zijn gesteld en de wetgeving die van toepassing is.

Het recht op ouderschapsverlof is voorzien door het besluit dat van kracht is binnen de sector waarin de werknemers tewerk zijn gesteld. De uitkeringen zijn afhankelijk van het aantal uren dat een werknemer werkt en de sector waarin deze tewerk is gesteld.

Ouderschapsverlof en Belastingaangiften

Het nemen van ouderschapsverlof heeft ook gevolgen voor de belastingaangiften van werknemers. In Nederland en België zijn er regels voor het aanmelden van een lager inkomen bij de Belastingdienst. Werknemers die ouderschapsverlof nemen kunnen in sommige gevallen extra toeslagen ontvangen of minder belasting betalen.

In Nederland is sinds augustus 2022 een nieuwe wet aangenomen voor betaald ouderschapsverlof. Werknemers kunnen negen weken betaald ouderschapsverlof opnemen, waarbij 70% van hun loon wordt uitbetaald. Dit betaald verlof moet binnen het eerste levensjaar van het kind worden genomen. Als het verlof later wordt genomen, is het onbetaald. Dit betaald verlof komt bovenop de zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof voor de moeder en de zes weken geboorteverlof voor de partner.

Ouderschapsverlof en Flexibel Werken

Ouderschapsverlof is een vorm van loopbaanonderbreking, terwijl flexibel werken een vorm is van structurele verandering in de werktijden. Het verschil tussen ouderschapsverlof en flexibel werken is belangrijk om te begrijpen. Bij ouderschapsverlof verander je je contracturen niet. Bij flexibel werken kun je wel structureel minder of anders gaan werken. Werknemers die ouderschapsverlof nemen kunnen na het verlof ook een verzoek doen om flexibel te werken, zoals minder uren te werken of te werken vanuit huis.

De Wet Flexibel Werken biedt werknemers de mogelijkheid om hun werktijden en werkomstandigheden aan te passen aan hun persoonlijke situatie. Deze wet is iets anders dan ouderschapsverlof, omdat ouderschapsverlof een tijdelijke onderbreking is en flexibel werken een structurele verandering in de werktijden. Werknemers die ouderschapsverlof nemen kunnen na het verlof ook een verzoek doen om flexibel te werken, zoals minder uren te werken of te werken vanuit huis.

Conclusie

Ouderschapsverlof is een belangrijke maatregel die werknemers in staat stelt om zich met de zorg voor hun kind te bezighouden. De regels en uitkeringen variëren per sector en land. Voor grensarbeiders die in Nederland wonen en in België werken, kunnen deze regels echter complex worden. De Europese coördinatieregels en nationale wetgevingen bepalen hoe ouderschapsverlof en uitkeringen zijn toegankelijk voor deze groep. Het is belangrijk dat grensarbeiders deze regels goed begrijpen en weten hoe deze hun recht op ouderschapsverlof en uitkeringen beïnvloeden. In Nederland en België zijn er regels voor ouderschapsverlof en uitkeringen, en deze regels zijn afhankelijk van het aantal uren dat een werknemer werkt en de sector waarin deze tewerk is gesteld. Het nemen van ouderschapsverlof heeft ook gevolgen voor de belastingaangiften van werknemers, en werknemers kunnen in sommige gevallen extra toeslagen ontvangen of minder belasting betalen.

Bronnen

  1. Schakelpunt - Ouderschapsuitkering voor grensarbeiders
  2. RVA - Ouderschapsverlof
  3. FNV - Ouderschapsverlof

Gerelateerde berichten