Ouderschapsverlof is een belangrijke mogelijkheid voor werknemers om tijd vrij te maken voor het opvoeden van een kind. Het verlof is gedeeltelijk betaald en kan volgens regelgeving verder worden uitgestrekt in onbetaalde uren. Echter, bij het beëindigen of aanpassen van een arbeidsrelatie na het ouderschapsverlof, kunnen terugbetalingsverplichtingen ontstaan. Deze verplichtingen hangen af van verschillende factoren, zoals de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de aard van de verandering in de arbeidsduur, en of de werknemer binnen een bepaalde periode werkt of overstapt naar een andere instelling. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de situaties waarin ouderschapsverlof gedeeltelijk of volledig moet worden terugbetaald, op basis van de relevante informatie uit de bronnen.
De terugbetalingsregeling in de cao
De terugbetalingsregeling voor ouderschapsverlof is vastgelegd in de cao van het betreffende bedrijf of sector. Deze regeling bepaalt wanneer een werknemer verplicht is om een deel of het volledige bedrag van het betaald ouderschapsverlof terug te betalen aan de werkgever. In de regel geldt dat als een werknemer de arbeidsovereenkomst op eigen verzoek beëindigt, binnen zes of twaalf maanden na het einde van het ouderschapsverlof, hij of zij verplicht is om het ontvangen salaris terug te betalen. Deze regel is afhankelijk van de cao en kan variëren tussen sectoren.
In de cao voor het basisonderwijs is bijvoorbeeld vastgelegd dat een fulltimer recht heeft op 415 uur betaald ouderschapsverlof en 625 uur onbetaald ouderschapsverlof. Voor deeltijders geldt dit naar rato van de werktijdfactor. Tijdens het betaald ouderschapsverlof ontvangt de werknemer 55 procent van zijn of haar salaris. Een belangrijke uitzondering op de terugbetalingsregeling is dat werknemers die binnen twaalf maanden na afloop van het ouderschapsverlof overstappen naar een andere onderwijsinstelling die door de rijksoverheid wordt bekostigd, geen salaris hoeven terug te betalen. Deze uitzondering geldt echter niet voor werknemers die het onderwijs verlaten of die overstappen naar een sector die niet door de rijksoverheid wordt ondersteund.
Wanneer terugbetaling verplicht is bij minder werken
Een situatie die vaak voorkomt en waarbij terugbetaling verplicht kan zijn, is wanneer een werknemer na afloop van het ouderschapsverlof minder gaat werken. Als een werknemer binnen zes maanden na het einde van het ouderschapsverlof een lagere werktijdfactor aanvraagt, moet het teveel genoten salaris worden terugbetaald. Dit geldt met name als de werknemer op eigen verzoek de arbeidsduur aanpast. Het verschil tussen de oude en de nieuwe werktijdfactor bepaalt hoeveel moet worden terugbetaald.
Deze terugbetalingsverplichting geldt echter niet voor het gedeelte van het betaald ouderschapsverlof dat na 1 augustus 2022 is opgenomen en valt in het eerste levensjaar van het kind. Dit deel hoeft niet terugbetaald te worden, ook als de werknemer minder gaat werken. Daarnaast geldt de regeling niet als een werknemer ontslag neemt of een lagere werktijdfactor aanvraagt omdat hij of zij een betrekking aanvaardt bij een andere onderwijsinstelling die door de rijksoverheid wordt bekostigd.
Onbetaald ouderschapsverlof en terugbetaling
Onderscheid is belangrijk tussen betaald en onbetaald ouderschapsverlof. Terwijl betaald ouderschapsverlof kan leiden tot terugbetalingsverplichtingen, geldt dit niet voor onbetaald ouderschapsverlof. Het is mogelijk om een periode van onbetaald ouderschapsverlof aan te vragen, bijvoorbeeld wanneer de werknemer na het betaalde ouderschapsverlof verder wil verzuimen. In dat geval is er geen terugbetalingsverplichting, omdat er geen salaris is ontvangen.
Een belangrijk detail is dat als een werknemer binnen drie maanden na het einde van het betaalde ouderschapsverlof minder gaat werken op eigen verzoek, hij of zij wel verplicht is om het ontvangen salaris terug te betalen. Wanneer de werknemer echter kiest om gedurende meer dan drie maanden onbetaald ouderschapsverlof te nemen, is de terugbetalingsverplichting niet van toepassing. Dit betekent dat het werknemer niet hoeft terug te betalen als het verlof onbetaald verder loopt.
De rol van de cao en arbeidsrechtelijke overwegingen
De cao speelt een centrale rol bij de bepaling van de terugbetalingsverplichtingen voor ouderschapsverlof. In de cao zijn regels opgenomen over hoe ouderschapsverlof moet worden afgehandeld, en onder welke voorwaarden er terugbetaling is. De regels zijn meestal gebaseerd op de idee dat ouderschapsverlof een tijdelijke maatregel is, en dat werknemers die vroegtijdig stoppen met werken of hun werktijdfactor verlagen, verplicht zijn om het teveel genoten salaris terug te betalen.
De terugbetalingsregeling is niet alleen afhankelijk van de cao, maar ook van het Burgerlijk Wetboek. In het Burgerlijk Wetboek zijn regels opgenomen over de beëindiging van arbeidsrelaties en de redenen die als "redelijke grond" voor ontslag kunnen worden aangemerkt. Deze regels bepalen ook of een werknemer verplicht is om ouderschapsverlof terug te betalen. Bijvoorbeeld, als een werknemer ontslag neemt vanwege verwijtbaar handelen of het nalaten van handelen, kan dat invloed hebben op de terugbetalingsverplichting.
Praktijkvoorbeelden en scenario’s
De praktijk leert dat er verschillende scenario’s zijn waarin ouderschapsverlof moet worden terugbetaald. Een voorbeeld is een werknemer die na het ouderschapsverlof overstapt naar een andere school in dezelfde sector. In dat geval is er geen terugbetalingsverplichting, omdat de werknemer in de onderwijssector blijft werken. Echter, als de werknemer een baan aanvaardt buiten de onderwijssector, dan moet hij of zij wel het ontvangen salaris terugbetalen.
Een ander voorbeeld is een werknemer die na het ouderschapsverlof zijn of haar werktijdfactor verlaagt. Als de verlaging binnen zes maanden na het einde van het ouderschapsverlof plaatsvindt, is er een terugbetalingsverplichting. Het verschil tussen de oude en nieuwe werktijdfactor bepaalt hoeveel moet worden terugbetaald. Deze regel geldt niet voor het deel van het ouderschapsverlof dat na 1 augustus 2022 is opgenomen en in het eerste levensjaar van het kind valt.
Ouderschapsverlof en toeslagen
Een belangrijk aspect van ouderschapsverlof is de invloed op toeslagen zoals kinderopvangtoeslag, zorgtoeslag en huurtoeslag. Tijdens ouderschapsverlof kan het inkomen dalen, wat leidt tot veranderingen in de hoogte van deze toeslagen. Het is belangrijk dat werknemers deze veranderingen doorgeven aan de Belastingdienst, zodat de toeslagen correct worden aangepast.
De terugbetalingsverplichtheid voor ouderschapsverlof heeft echter geen directe invloed op de toeslagen. De toeslagen zijn afhankelijk van het inkomen tijdens het ouderschapsverlof, en niet van de eventuele terugbetaling van het salaris. Het is daarom belangrijk om te onthouden dat de terugbetaling van ouderschapsverlof en de invloed op toeslagen twee aparte kwesties zijn.
Ouderschapsverlof in het onderwijs en bij andere instellingen
In het onderwijs gelden specifieke regels voor ouderschapsverlof. Werknemers in het onderwijs kunnen bijvoorbeeld profiteren van een uitzondering op de terugbetalingsregeling als ze overstappen naar een andere onderwijsinstelling. Deze uitzondering is echter niet van toepassing als de werknemer het onderwijs verlaat of overstapt naar een instelling die niet door de rijksoverheid wordt ondersteund.
Een werknemer die overstapt naar een andere gemeente of die zijn of haar partner volgt naar een andere locatie, heeft ook geen terugbetalingsverplichting. Deze uitzondering is bedoeld om te zorgen dat werknemers die om persoonlijke redenen verhuizen, niet hoeven terug te betalen, terwijl ze hun werk in de onderwijssector behouden.
Conclusie
Ouderschapsverlof is een belangrijke maatregel die werknemers in staat stelt om tijd vrij te maken voor het opvoeden van een kind. Het verlof is gedeeltelijk betaald, en er zijn regels opgesteld om te bepalen wanneer en hoeveel moet worden terugbetaald. De terugbetalingsverplichting is afhankelijk van factoren zoals de cao, de aard van de verandering in de arbeidsduur, en of de werknemer binnen een bepaalde periode werkt of overstapt naar een andere instelling.
In het algemeen geldt dat werknemers die binnen zes of twaalf maanden na het einde van het ouderschapsverlof stoppen met werken of een lagere werktijdfactor aanvragen, verplicht zijn om het teveel genoten salaris terug te betalen. Deze regel geldt niet voor het gedeelte van het ouderschapsverlof dat na 1 augustus 2022 is opgenomen en valt in het eerste levensjaar van het kind. Daarnaast is er een uitzondering voor werknemers die binnen de onderwijssector blijven werken of die overstappen naar een andere onderwijsinstelling die door de rijksoverheid wordt bekostigd.
Het is belangrijk dat werknemers zich bewust zijn van deze regels, zodat ze geen onverwachte verplichtingen krijgen. Het is ook belangrijk om te weten dat ouderschapsverlof en toeslagen twee aparte kwesties zijn, en dat de terugbetaling van ouderschapsverlof geen directe invloed heeft op de hoogte van de toeslagen. Voor verdere uitleg is het aan te raden om contact op te nemen met een juridisch adviescentrum of de werkgever, om te zorgen dat de terugbetalingsregeling correct wordt geïnterpreteerd en toegepast.
Bronnen
- Moet ouderschapsverlof gedeeltelijk worden terugbetaald als een medewerker minder gaat werken?
- Juridisch advies: Nieuwe baan, ouderschapsverlof terugbetalen?
- Hoeveel ouderschapsverlof moet ik terugbetalen?
- Wanneer dient een werknemer het betaalde ouderschapsverlof terug te betalen?
- Lokale regelgeving over ouderschapsverlof