Betaald ouderschapsverlof in het onderwijs: regelingen, percentages en praktische toepassing

In het onderwijs gelden specifieke regels voor betaald ouderschapsverlof, die afhankelijk zijn van het type onderwijs, het dienstverband en de leeftijd van het kind. Deze regelingen zijn vastgelegd in wetgeving en collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s), met als doel ouders te ondersteunen in de opvoeding van hun kinderen en te stimuleren dat het ouderschapsverlof zoveel mogelijk in het eerste levensjaar van het kind wordt ingenomen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige regelingen voor betaald ouderschapsverlof in verschillende onderwijssectoren, inclusief het aantal uren, het percentage loon dat wordt doorbetaald en eventuele beperkingen of voorwaarden. Daarnaast wordt ingegaan op recente ontwikkelingen en wijzigingen in de regelingen.

Algemene principes van betaald ouderschapsverlof in het onderwijs

Het betaald ouderschapsverlof in het onderwijs is geregeld via een combinatie van wetgeving, zoals de Wet Betaald Ouderschapsverlof (WBO), en CAO’s per onderwijssector. Deze regels verschillen per type onderwijs en dienstverband. Een belangrijk principe is dat ouders de mogelijkheid krijgen om een deel van hun ouderschapsverlof te ontvangen tegen een percentage van hun loon, terwijl het resterende verlof onbetaald kan zijn. Het doel van deze regeling is om ouders te ondersteunen in de opvoeding van jonge kinderen en tegelijkertijd de werknemerschap te behouden.

De doorbetaling is het hoogst in het eerste levensjaar van het kind. Hierbij wordt het verlof tegen 70 tot 75 procent van het dagloon doorbetaald. Vanaf het tweede levensjaar daalt het percentage tot 55 of 62,5 procent. De exacte percentages en het aantal uren dat betaald kan worden, hangen af van de CAO van de betreffende onderwijssector.

Primair onderwijs

In het primair onderwijs geldt een regeling waarbij een werknemer recht heeft op 1.040 uur ouderschapsverlof per kind. Dit aantal is gebaseerd op 26 keer de wekelijkse arbeidsduur. Voor een voltijd werkende docent (40 uur per week) betekent dit 1.040 uur (26 x 40 uur). Voor een gedeeltelijk voltijd werkende docent wordt het aantal uren evenredig aangepast. Bijvoorbeeld bij een werkweek van 24 uur is het totale ouderschapsverlof 624 uur (26 x 24 uur).

Van deze 1.040 uur is een maximum van 415 uur betaald ouderschapsverlof toegestaan. Het aantal betaalde uren is eveneens naar rato van de wekelijkse arbeidsduur. Voor een voltijd werkende docent betekent dit 415 uur. Over deze uren ontvangt de werknemer 75 procent van het dagloon als het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt genomen. Na het eerste jaar is het percentage doorbetaling 55 procent.

Een belangrijk voordeel van deze regeling is dat ouders het volledige betaald verlof in het eerste levensjaar kunnen opnemen. Dit leidt tot een hogere doorbetaling en kan helpen bij de opbouw van een betere taakverdeling tussen beide ouders.

Voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs geldt een vergelijkbare regeling. Werknemers hebben recht op een maximum van 415 uur betaald ouderschapsverlof per kind. Deze uren kunnen worden opgenomen tot het kind vier jaar oud is. Als de uren in het eerste levensjaar worden genomen, ontvangt de werknemer 75 procent van het dagloon. Vanaf het tweede jaar is de doorbetaling 55 procent.

Een belangrijk verschil met het primair onderwijs is dat in het voortgezet onderwijs ook het idee van “maatwerk” speelt. Ouders kunnen het verlof flexibel verdelen, afhankelijk van hun persoonlijke situatie. Bijvoorbeeld kunnen ouders kiezen om het verlof over meerdere jaren te verdelen of in blokken in te nemen.

Wetenschappelijk onderwijs (hbo)

In het hbo, ook wel wetenschappelijk onderwijs genoemd, geldt een iets andere regeling. Hier is er geen centrale CAO-regeling voor betaald ouderschapsverlof. In plaats daarvan wordt het verlof bepaald per instelling, waarbij een deel van het jaarinkomen (1,41 procent) beschikbaar is voor decentrale arbeidsvoorwaarden. Dit geldt bijvoorbeeld voor betaald ouderschapsverlof. Wel moet de hogeschool de pensioenopbouw tijdens het verlof laten doorlopen.

Werknemers in het hbo kunnen maximaal 26 keer de wekelijkse arbeidsduur aan ouderschapsverlof opnemen. De helft hiervan (13 keer de wekelijkse arbeidsduur) kan betaald worden. Voor een voltijd werkende docent betekent dit 520 uur (13 x 40 uur). Over deze uren ontvangt de werknemer 70 procent van het salaris als het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt genomen. Na het eerste jaar daalt het percentage doorbetaling tot 62,5 procent.

Onderzoekinstellingen

Werknemers in onderzoekinstellingen hebben recht op 13 weken betaald ouderschapsverlof per kind. Deze uren kunnen worden opgenomen tegen 70 procent van het salaris als het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt genomen. Overblijvende uren van de 13 betaalde weken kunnen na de eerste verjaardag van het kind alsnog worden opgenomen tegen 55 procent van het salaris, mits deze uren binnen het vierde levensjaar van het kind worden genomen.

Recentere ontwikkelingen en wijzigingen

In de recente CAO’s voor vrijwel alle onderwijssectoren (met uitzondering van het hbo) zijn afspraken gemaakt om het ouderschapsverlof flexibeler en duidelijker te maken. Deze wijzigingen zijn vanaf 1 april 2025 in werking. De kern van de regeling blijft hetzelfde: ouders krijgen de mogelijkheid om verlof flexibel op te nemen tot hun kind acht jaar oud is, met een hoger percentage doorbetaling in het eerste levensjaar. De aanpassing maakt het eenvoudiger om betaald en onbetaald verlof te combineren. De overheid blijft ouders stimuleren om het betaalde deel van het verlof vooral in het eerste levensjaar van hun kind op te nemen.

In het primair onderwijs geldt nog steeds de regeling die in 2024 werd ingevoerd. Werknemers hebben recht op 1.040 uur ouderschapsverlof per kind, te verdelen over de periode tot het kind acht jaar oud is. Van deze uren zijn er 415 betaald, wat neerkomt op ruim tien weken. Neemt een werknemer dit verlof op in het eerste levensjaar van zijn kind, dan krijgt hij 75 procent van zijn loon doorbetaald. Dit is een duidelijke verbetering ten opzichte van de oude 55 procent.

In het voortgezet onderwijs is de regeling in 2025 grotendeels gelijk aan die van 2024. Het aantal uren en het percentage doorbetaling blijven hetzelfde. Echter, is er meer maatwerk mogelijk, wat inhoudt dat ouders het verlof flexibel kunnen verdelen, afhankelijk van hun persoonlijke situatie.

Praktische toepassing en voorwaarden

Het opnemen van betaald ouderschapsverlof is onderworpen aan een aantal voorwaarden. Zo moet het verlof binnen bepaalde tijdsperiodes worden genomen en kan het percentage doorbetaling variëren afhankelijk van wanneer het verlof wordt genomen. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de CAO-regeling van de betreffende onderwijssector.

Een belangrijke voorwaarde is dat het verlof binnen een bepaalde periode moet worden genomen. Voor het betaald verlof geldt een tijdsperiode van vier jaar, terwijl het totale ouderschapsverlof tot acht jaar kan worden genomen. Dit betekent dat ouders het verlof op meerdere momenten kunnen verdelen, afhankelijk van hun situatie.

Een andere voorwaarde is dat ouders het verlof moeten registreren bij hun werkgever. Hierbij moet worden aangegeven hoeveel uren en op welke data het verlof wordt genomen. De werkgever is verantwoordelijk voor het afhandelen van de administratie en het doorbetalen van het percentage loon.

Terugbetaling van loon

In sommige gevallen is het mogelijk dat ouders het loon over het betaald ouderschapsverlof moeten terugbetalen. Dit kan het geval zijn als de werknemer binnen een jaar ontslag neemt, ontslagen wordt wegens plichtverzuim of minder dan de helft gaat werken dan voor het verlof. Deze terugbetalingsverplichting is niet van toepassing op het betaald verlof dat in het eerste levensjaar is opgenomen. Ook geldt deze verplichting niet als de werknemer een andere functie binnen het onderwijs gaat vervullen.

Samenwerking tussen ouders

Een belangrijk aspect van de regelingen is dat ouderschapsverlof zowel door de moeder als de vader kan worden opgenomen. In de CAO’s is expliciet geregeld dat beide ouders het verlof kunnen gebruiken, waardoor de taakverdeling tussen ouders kan worden verbeterd. Dit is een bewuste keuze van de overheid, aangezien onderzoek heeft aangetoond dat ouderschapsverlof in het eerste levensjaar van het kind een gunstige uitwerking heeft op de taakverdeling.

Een voorbeeld van deze regeling is het aanvullende geboorteverlof voor de partner. In het onderwijs en bij de overheid is dit verlof 100 procent doorbetaald. In andere sectoren is dit 70 procent. Deze regeling stelt partners in staat om ook na de geboorte van het kind verlof te nemen, waardoor ze meer betrokken kunnen zijn bij de opvoeding.

Conclusie

Het betaald ouderschapsverlof in het onderwijs is een belangrijk onderdeel van de ondersteuning die ouders krijgen bij de opvoeding van hun kinderen. De regelingen verschillen per onderwijssector en zijn geregeld via wetgeving en CAO’s. In het primair en voortgezet onderwijs is het aantal betaalde uren en het percentage doorbetaling het hoogst in het eerste levensjaar van het kind, terwijl in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoekinstellingen andere regels gelden. De recente aanpassingen in de CAO’s maken het mogelijk om het verlof flexibeler te gebruiken, waardoor ouders het verlof beter kunnen aanpassen aan hun persoonlijke situatie. De overheid stimuleert ouders om zoveel mogelijk verlof in het eerste levensjaar van het kind op te nemen, aangezien dit een positieve invloed heeft op de taakverdeling en de opvoeding.

Bronnen

  1. Ik werk in het onderwijs, heb ik recht op betaald ouderschapsverlof?
  2. 3 vragen over betaald ouderschapsverlof in het onderwijs
  3. Ouderschapsverlof in het onderwijs – Overheid
  4. Nieuwe cao’s voor de onderwijssector

Gerelateerde berichten