Salarisschalen en Periodieke Verhogingen in de Kinderopvang: Een Overzicht voor 2025
september 7, 2025
De kinderopvang speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van jonge kinderen. Naast pedagogisch handelen is het waarborgen van een veilige en gezonde omgeving essentieel. Deze omgeving omvat zowel de fysieke veiligheid als de gezondheid van zowel de kinderen als de medewerkers. Dit artikel beschrijft de arbo-richtlijnen en verantwoordelijkheden binnen de kinderopvang, gebaseerd op beschikbare informatie.
Kinderopvangorganisaties zijn verantwoordelijk voor het jaarlijks uitvoeren van een risico-inventarisatie en evaluatie op het gebied van veiligheid en gezondheid, en arbeidsomstandigheden (ARBO). Voor deze inventarisatie worden methoden van Consument en Veiligheid en het Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid (LCHV) of de Risico monitor gebruikt. De jaarlijkse controle door de GGD richt zich op veiligheid, pedagogisch beleid, protocollen en hygiëne. Vanaf de ontwerpfase van een kinderopvanglocatie wordt rekening gehouden met brand- en kindveiligheid, in overeenstemming met het Bouwbesluit Kinderopvang en de richtlijnen van de GGD en VAK.
Wanneer een kind ziek is of om een andere reden niet naar de opvang kan komen, dient de pedagogisch medewerker voor 09.00 uur telefonisch op de hoogte te worden gesteld. Bij twijfel kan in overleg met de ouders worden besloten of het verstandig is het kind te laten komen. Ziekte geeft geen recht op terugbetaling van kosten of een ruildag. Bij kinderziektes worden de richtlijnen van de GGD aangehouden. Deze richtlijnen, met informatie over diverse kinderziektes, zijn in te zien bij de kinderopvanglocatie. De reactie van ieder kind op ziekteverschijnselen zoals verkoudheid of verhoging kan verschillen.
Voor bepaalde vormen van kinderopvang kan gebruik worden gemaakt van een sociaal medische indicatie (SMI). Dit maakt een ruime keuze mogelijk in de vorm van kinderopvang, passend bij de gezinssituatie. De Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen definieert de verschillende vormen van kinderopvang.
De ARBO-instelling Ausems en Kerkvliet (AenK) is verantwoordelijk voor het beoordelen van de noodzaak van een SMI voor kinderopvang. AenK keurt jaarlijks of ouders/kinderen in aanmerking komen voor een dergelijke indicatie. Het advies van AenK is leidend, hoewel het college uiteindelijk het besluit neemt. Dit advies geeft aan hoeveel uren kinderopvang per week noodzakelijk zijn en wat de ingangs- en einddatum is. De noodzaak voor SMI kan voor maximaal een jaar worden vastgesteld. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het indienen van een nieuwe aanvraag voor een volgende periode.
In specifieke gevallen, namelijk wanneer de aanvrager in dagbehandeling is voor therapie, is het advies van AenK niet vereist.
De Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen vormt het wettelijke kader voor kinderopvang. Wanneer ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst, is dit de gebruikelijke wijze van bekostiging. Voor situaties waarin ouders niet in aanmerking komen voor deze toeslag, zorgt de gemeente voor aanvullende bekostiging, in lijn met de systematiek voor peuteropvang (2,5 en 4 jaar) en de VVE-doelgroep.
De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) heeft als doel het bevorderen van veilige en gezonde werkomstandigheden. Dit is van belang om te zorgen voor een veilige en gezonde omgeving voor kinderen om te spelen en te groeien. De Arbocatalogus Kinderopvang ondersteunt werkgevers bij het stimuleren van gezond en veilig werken binnen hun organisatie. Deze catalogus is niet vrijblijvend; werkgevers zijn wettelijk verplicht om hun werk gezond en veilig te organiseren. De Inspectie SZW gebruikt de catalogus als referentiekader tot 15 april 2029. Werkgevers kunnen ook op eigen manier gezondheid en veiligheid bevorderen, maar moeten ervoor zorgen dat de bescherming van medewerkers minimaal gelijkwaardig is aan die in de catalogus.
Bij de aanvraag voor kinderopvang met een SMI is het belangrijk dat de aanvrager voldoende en juiste informatie verstrekt. Duidelijkheid over de plaatsingsovereenkomst met een kinderopvangorganisatie is vereist. Indien er nog geen plaatsingsovereenkomst is, kan deze na het advies van AenK worden opgevraagd. Een kopie van de plaatsingsovereenkomst is noodzakelijk. In sommige gevallen kan een bewijsstuk van de behandelaar van de aanvrager worden gevraagd.
Voor het aanpassen van de inrichting en inventaris aan de Arbo-eisen wordt uitgegaan van gemiddeld € 4.000,-- per peuterspeelzaal, gebaseerd op ervaringscijfers. Het streven naar geïntegreerde voorzieningen en het gezamenlijk gebruik van leegstaande schoollokalen kan extra financiële gevolgen hebben. Deze kosten zijn in principe voor rekening van de deelnemende partners, maar het is een gemeentelijke taak om te zorgen voor een goed en verspreid aanbod van peuterspeelzalen.
De invoering van de wet OKE biedt een goed moment om de afspraken rond informatie-management met betrekking tot Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) te evalueren. Het inzetten van een monitor kan inzicht geven in de deelname, verwijzing, toeleiding, kwaliteit en resultaten van VVE. Voor de aanpak, inrichting en afspraken met partners is externe ondersteuning gewenst, wat een eenmalige opstartkosten van € 7.000,-- met zich meebrengt. Na de eenmalige opstartkosten kan de monitor jaarlijks in eigen beheer door de gemeente en partners worden uitgevoerd.
De arbo-richtlijnen en verantwoordelijkheden in de kinderopvang zijn gericht op het waarborgen van een veilige en gezonde omgeving voor zowel kinderen als medewerkers. Een jaarlijkse risico-inventarisatie, het naleven van de richtlijnen van de GGD, en de correcte toepassing van de Arbowet zijn essentieel. De rol van de ARBO-instelling AenK bij de beoordeling van de noodzaak van een sociaal medische indicatie (SMI) is significant. Door aandacht te besteden aan deze aspecten kan de kinderopvang een optimale omgeving bieden voor de ontwikkeling van jonge kinderen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet