Kinderopvang: Financiering en Vergoedingen voor Ouders
september 7, 2025
De kinderopvangsector kent een complexiteit aan financiële aspecten, variërend van belastingen tot subsidies. Dit artikel biedt een overzicht van de belangrijkste financiële overwegingen voor kinderopvangorganisaties, gebaseerd op beschikbare informatie. Het behandelt vennootschapsbelasting, omzetbelasting, loonbelasting, subsidies en mogelijkheden tot fiscale voordelen.
Kinderopvangorganisaties zijn onderworpen aan verschillende belastingen, waaronder vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting. De specifieke belastingplicht hangt af van de rechtsvorm van de organisatie.
Veel maatschappelijke kinderopvangorganisaties zijn gevestigd als stichtingen. Hoewel vaak wordt aangenomen dat stichtingen geen vennootschapsbelasting (Vpb) verschuldigd zijn, is dit niet altijd het geval. Een stichting is belastingplichtig voor Vpb indien zij een onderneming drijft. Dit betekent dat er een organisatie van kapitaal en arbeid aanwezig moet zijn die deelneemt aan het economisch verkeer en een winststreven heeft. Concurrentie in de markt wordt vaak gezien als een indicatie van een onderneming, waardoor veel kinderopvangorganisaties toch Vpb-plichtig zijn. Het is belangrijk om de specifieke activiteiten van de organisatie te beoordelen, met name als het gaat om voor- en vroegschoolse educatie, om de belastingplicht te bepalen.
Een toenemend personeelstekort leidt ertoe dat kinderopvangorganisaties vaker gebruikmaken van zzp’ers. Dit roept vragen op over de omzetbelasting. De vraag of zzp’ers btw in rekening moeten brengen, is afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en de rechtsbetrekking tussen de partijen. Werkzaamheden die voldoen aan de eisen zijn in principe vrijgesteld van btw. Echter, de Belastingdienst neemt steeds vaker het standpunt in dat zzp’ers wel btw moeten berekenen. Dit kan leiden tot kostprijsverhogingen en ongewenste naheffingen. Het is daarom cruciaal om dit vooraf goed af te stemmen.
Ook het uitlenen van personeel aan andere instellingen, zoals onderwijsinstellingen, kan btw-gevoelig zijn. In principe is het uitlenen van personeel een met btw belaste prestatie, zelfs als het gaat om onderwijsassistenten. Er zijn echter mogelijkheden om btw-heffing te voorkomen, bijvoorbeeld door het vormen van een fiscale eenheid voor de btw bij aan elkaar gelieerde stichtingen of door het opstellen van een ‘overeenkomst kosten voor gemene rekening’. Deze opties vereisen wel een zorgvuldige afstemming en voldoen aan strikte voorwaarden.
Naast vennootschaps- en omzetbelasting, zijn kinderopvangorganisaties ook verantwoordelijk voor de loonbelasting, zowel voor vast personeel als voor vrijwilligers.
Gemeenten verstrekken subsidies voor peuteropvang om een kwalitatief goed aanbod te garanderen en de ontwikkeling van peuters te stimuleren. Deze subsidies bestaan uit verschillende componenten.
De subsidie voor peuters (KOT) omvat een jaarlijkse opslag per uur voor extra voorbereidings- en evaluatietijd, evenals een opslag voor de kwaliteitseisen die de gemeente stelt bovenop de wettelijke minimumeisen.
Voor peuters met een VVE-indicatie (voorschoolse educatie) bestaat de subsidie uit twee componenten: het landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang (normtarief kinderopvang) en een door de gemeente vastgestelde opslag per uur voor extra voorbereidings- en evaluatietijd en de door de gemeente gehanteerde kwaliteitseisen.
De ouderbijdrage verschilt afhankelijk van de subsidieregeling. Voor niet-KOT peuteropvang brengen aanbieders een ouderbijdrage in rekening voor de eerste twee dagdelen (maximaal 6 uur per week), gebaseerd op de jaarlijks door het Rijk vastgestelde ouderbijdragetabel. Voor KOT peuters wordt het normtarief kinderopvang in rekening gebracht, waardoor ouders in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag. Ouders van peuters met een VVE-indicatie betalen geen ouderbijdrage over de extra 4 tot 6 uur per week.
Naast subsidies zijn er ook fiscale faciliteiten die kinderopvangorganisaties kunnen benutten.
Bij investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen of duurzame energie kan gebruik worden gemaakt van de energie-investeringsaftrek, een aftrek van 45,5 procent van het investeringsbedrag. Dit is echter alleen mogelijk als de organisatie Vpb-plichtig is en aan de voorwaarden voldoet, waaronder het tijdig melden van de investering bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) binnen drie maanden na het aangaan van een verplichting.
PIT onderwijs is aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Dit betekent dat donaties aan PIT onderwijs zijn vrijgesteld van schenkingsrecht en aftrekbaar kunnen zijn voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting. PIT onderwijs heeft een RSIN-nummer (0050.84.544).
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet