Kinderopvang: Financiering en Vergoedingen voor Ouders
september 7, 2025
De kosten van kinderopvang vormen een aanzienlijke financiële last voor veel ouders in Nederland. Verschillende regelingen en mogelijkheden bestaan om deze kosten te verlichten. Dit artikel biedt een overzicht van de kinderopvangtoeslag, de bijdragen van werkgevers, en de fiscale aspecten die van toepassing zijn op kinderopvangorganisaties. De informatie is gebaseerd op beschikbare gegevens en richt zich op de financiële aspecten van kinderopvang.
De kinderopvangtoeslag is een financiële bijdrage van de overheid om de kosten van kinderopvang te verlagen. Deze toeslag is bedoeld voor ouders die werken, een opleiding volgen, een inburgeringscursus volgen of een traject naar werk volgen. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder het inkomen van de ouders, het aantal kinderen en de soort opvang. Ouders kunnen voor maximaal 230 uur per maand kinderopvangtoeslag ontvangen per kind.
De kinderopvangtoeslag is per 1 januari 2006 in de plaats gekomen van de aftrek inkomstenbelasting voor kinderopvang. De regeling is gebaseerd op de Wet kinderopvang van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Deze wet regelt dat ouders, werkgevers en de overheid de kosten voor kinderopvang samen betalen. De toeslag geldt voor alle erkende vormen van kinderopvang, zoals kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.
De hoogte van de kinderopvangtoeslag wordt berekend op basis van het actuele inkomen van de aanvrager. Ouders dienen een schatting te maken van hun jaarinkomen. Indien deze schatting afwijkt van het daadwerkelijke inkomen, zijn ouders verplicht deze wijziging door te geven aan de Belastingdienst. Ook wijzigingen in de huishoudsamenstelling, zoals samenwonen, scheiden of veranderingen in het gebruik van de kinderopvang, moeten worden gemeld.
Werkgevers kunnen een deel van de kosten van kinderopvang belastingvrij vergoeden aan hun werknemers. De maximale bijdrage die een werkgever kan vergoeden is 1/3 van de totale kosten van de kinderopvang. Werkgevers zijn echter niet verplicht om mee te betalen aan de kosten van kinderopvang. Indien een werkgever niet (het volledige bedrag van) 1/3 van de kosten vergoedt, kan de ouder in aanmerking komen voor een extra toeslag van de rijksoverheid.
Voor kinderopvangorganisaties zijn er verschillende fiscale aspecten om rekening mee te houden, waaronder vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting.
Veel maatschappelijke kinderopvangorganisaties zijn gevestigd als stichtingen. Er bestaat vaak de misvatting dat stichtingen geen vennootschapsbelasting (Vpb) hoeven te betalen. Echter, op grond van de wet is een stichting belastingplichtig indien en voor zover een onderneming wordt gedreven. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een besloten vennootschap (bv), die integraal Vpb-plichtig is. Van een onderneming is sprake indien er een organisatie van kapitaal en arbeid is die deelneemt aan het economisch verkeer en een winststreven heeft. Dit omvat ook situaties waarin er concurrentie wordt gevoerd.
Het is daarom belangrijk voor kinderopvangorganisaties om hun activiteiten goed in beeld te hebben. Indien er sprake is van voor- en vroegschoolse educatie, is het raadzaam om dit goed te laten onderzoeken.
De omzetbelasting is relevant voor zowel de in- als uitleen van personeel en de inzet van zzp’ers.
De loonbelasting is van toepassing op zowel personeel in loondienst als vrijwilligers.
Naast de kinderopvangtoeslag kunnen er ook subsidies beschikbaar zijn, met name via de gemeente. Gemeenten kunnen (een deel van) de kosten van de kinderopvang financieren in specifieke situaties:
Er bestaan subsidies voor het aanbieden van peuteropvang, die bestaan uit een jaarlijkse opslag per uur voor extra voorbereidings- en evaluatietijd en de door de gemeente gehanteerde kwaliteitseisen bovenop de wettelijke minimumeisen. De subsidie is verdeeld in verschillende componenten:
De ouderbijdrage is het bedrag dat ouders betalen voor de kinderopvang, na aftrek van de kinderopvangtoeslag. Voor reguliere peuteropvang (niet-KOT) brengen aanbieders een ouderbijdrage in rekening voor de eerste 2 dagdelen (maximaal 8 uur per week), volgens de jaarlijks vastgestelde ouderbijdragetabel van de rijksoverheid. Voor peuters met een KOT-indicatie betalen ouders het normtarief kinderopvang, waarover ze kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Het overblijvende bedrag na aftrek van de toeslag is de ouderbijdrage. Ouders van peuters met een indicatie voor een aanvullend aanbod betalen geen ouderbijdrage over de extra 4 tot 8 uur per week.
Een VVE-indicatie (Voor- en Vroegschoolse Educatie) is een verklaring van het consultatiebureau (JGZ) dat een peuter aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een aanvullend aanbod. Dit aanbod is bedoeld om peuters met een achterstand een goede start te geven op de basisschool.
De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld door het college. Voor 2020 bedroeg dit plafond € 363.536. Indien er meer aanvragen zijn dan het beschikbare budget, wordt de subsidie verdeeld naar rato van het marktaandeel van de aanvragers op 1 mei van het betreffende jaar.
De financiering van kinderopvang is complex en omvat verschillende regelingen en mogelijkheden. Ouders kunnen gebruikmaken van de kinderopvangtoeslag, een inkomensafhankelijke bijdrage van de overheid. Werkgevers kunnen een deel van de kosten vergoeden, en gemeenten kunnen subsidies verstrekken voor specifieke doelgroepen, zoals peuters met een risico op een (taal)achterstand. Kinderopvangorganisaties dienen rekening te houden met fiscale aspecten zoals vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting. Het is belangrijk voor ouders en aanbieders om zich goed te informeren over de beschikbare regelingen en voorwaarden om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet