Kinderopvang: Financiering en Vergoedingen voor Ouders
september 7, 2025
De kinderopvang in Nederland is onderworpen aan specifieke wet- en regelgeving die gericht is op het waarborgen van de kwaliteit en het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen, evenals het faciliteren van de combinatie tussen werk en zorg voor ouders. De Wet kinderopvang, van kracht sinds 2005, vormt de basis voor deze regelgeving, met latere aanpassingen zoals de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK). Deze wetten stellen minimum eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en de peuterspeelzalen, en zijn van toepassing op verschillende vormen van opvang, waaronder kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en voorheen peuterspeelzalen.
De Wet kinderopvang is opgebouwd uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 behandelt algemene bepalingen, regels omtrent kinderopvangtoeslag en de kwaliteitseisen voor verschillende opvangvormen. Dit hoofdstuk is verder onderverdeeld in zes afdelingen, die uiteenlopen van algemene definities tot regels voor handhaving en experimenten. Afdeling 3 richt zich specifiek op de kwaliteitseisen voor kindercentra, gastouderopvang en gastouderbureaus. Hoofdstuk 2, dat betrof de kwaliteitseisen voor peuterspeelzalen, is per 1 januari 2018 vervallen door de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Hoofdstuk 3 bevat overgangs- en slotbepalingen.
De wet stelt dat kinderopvangorganisaties ‘verantwoorde kinderopvang’ moeten bieden. Dit omvat het creëren van een veilige en gezonde omgeving, het bevorderen van de emotionele veiligheid van kinderen, het stimuleren van hun persoonlijke en sociale competenties, en het overdragen van algemeen aanvaarde waarden en normen. Deze eisen zijn verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen, die wettelijke voorschriften bevatten waar niet van mag worden afgeweken.
Deze voorschriften omvatten specifieke eisen met betrekking tot de groepsgrootte, de samenstelling van stamgroepen, de beroepskracht-kindratio (het aantal kinderen per pedagogisch medewerker), voorwaarden voor een opendeurenbeleid, het vierogenprincipe en de inhoud van het pedagogisch beleidsplan en de accommodatie. Voor gastouderopvang gelden aparte AMvB’s en Ministeriële Regelingen.
De eisen voor goede en verantwoorde kinderopvang zijn onderverdeeld in vier thema’s. Het eerste thema, ‘Ontwikkeling kind centraal’, benadrukt dat kinderopvangorganisaties de ontwikkeling van kinderen moeten volgen en stimuleren, en indien nodig bijsturen. Pedagogisch beleidsmedewerkers zijn verantwoordelijk voor het vastleggen van het pedagogisch beleid, waarin staat hoe kinderen worden uitgedaagd om nieuwe vaardigheden te leren. Bij de overgang van kinderopvang naar de basisschool of buitenschoolse opvang (bso) kan informatie over de ontwikkeling van het kind worden gedeeld met de school, mits de ouders hiervoor schriftelijke toestemming geven. Elk kind in de dagopvang en buitenschoolse opvang krijgt een mentor die de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt.
Het tweede thema, ‘Veiligheid kinderopvang’, richt zich op het creëren van een veilige omgeving waarin ouders hun kinderen met een gerust hart kunnen achterlaten. Specifieke details over deze veiligheidseisen worden niet verder uitgewerkt in de beschikbare documenten.
De Wet kinderopvang besteedt aandacht aan de betrokkenheid en inspraak van ouders. Oudercommissies spelen hierin een belangrijke rol. De wet specificeert de eisen waaraan een ondernemer moet voldoen om een oudercommissie in te stellen, de vereisten voor het oudercommissiereglement en de onderwerpen waarover de oudercommissie adviesrecht heeft. Aanbieders van kinderopvang bepalen de prijs van de opvang, maar de oudercommissie heeft hierover een wettelijk adviesrecht.
De kinderopvangsector heeft de afgelopen jaren een aanzienlijke groei doorgemaakt, zowel in capaciteit als in omzet. In 2008 nam de capaciteit toe met bijna 22% en de omzet steeg met meer dan een derde, van ongeveer € 2,5 miljard in 2007 naar bijna € 3,5 miljard in 2008. Het aantal kindplaatsen in kinderdagverblijven groeide van 112.000 in 2004 naar 149.000 in 2008. In 2009 maakten ouders van 800.000 kinderen gebruik van kinderopvang. Hoewel de sector is gegroeid, bestaat het grootste deel van de organisaties nog steeds uit ‘eenpitters’ met één of twee vestigingen.
De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, van kracht sinds 1 januari 2018, heeft peuterspeelzaalwerk omgevormd tot kinderopvang. Hierdoor vallen peuterspeelzalen nu onder dezelfde kwaliteitseisen als kinderdagverblijven en crèches. Ouders die voldoen aan de voorwaarden, kunnen nu ook kinderopvangtoeslag ontvangen voor peuteropvang, waardoor gemeenten de financiering van peuteropvang voor deze ouders niet langer hoeven op zich te nemen.
De Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) heeft als doel de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. Afspraken over kwaliteitsverbeteringen zijn gemaakt in het Akkoord Innovatie en Kwaliteit kinderopvang met partijen uit de kinderopvangsector en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Kwaliteitseisen die van kracht worden, worden opgenomen in de Wet kinderopvang.
De aanbieders van kinderopvang bepalen zelf de prijs van de opvang. In 2008 bedroeg het gemiddelde uurtarief € 5,73 voor kinderopvang tot vier jaar en € 5,77 voor kinderopvang vanaf vier jaar. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is gebonden aan een maximum uurprijs. In 2008 gold er één maximum uurprijs van € 6,10 voor alle soorten opvang.
De Wet kinderopvang en de daaropvolgende wijzigingen, zoals de Wet harmonisatie en de Wet IKK, vormen een uitgebreid kader voor de kwaliteit en regulering van kinderopvang in Nederland. De wetgeving richt zich op het waarborgen van een veilige en stimulerende omgeving voor kinderen, het bevorderen van hun ontwikkeling, het betrekken van ouders bij het proces en het faciliteren van de combinatie tussen werk en zorg. De continue ontwikkeling en aanpassing van de wetgeving getuigt van een voortdurende inspanning om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren en te waarborgen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet