BAM Kinderopvang: Een Veilige en Stimulerende Omgeving voor Kinderen
september 7, 2025
De kwaliteit van kinderopvang in Nederland is een onderwerp van voortdurend aandacht en ontwikkeling. Zowel wetgeving als toezicht spelen een cruciale rol in het waarborgen van een veilige, gezonde en pedagogisch verantwoorde omgeving voor kinderen. Dit artikel biedt een overzicht van de huidige stand van zaken, de verantwoordelijkheden van verschillende partijen en de wijze waarop de kwaliteit wordt bewaakt en verbeterd.
De Wet kinderopvang (Wko) vormt het wettelijke fundament voor de kwaliteit van kinderopvang in Nederland. Deze wet regelt onder andere tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang, de waarborging van kwaliteit, en het toezicht hierop. De Wko wordt uitgewerkt in nadere regelgeving, zoals het Besluit kwaliteit kinderopvang en de Regeling kwaliteit kinderopvang. De wet definieert kinderopvang als het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
De wetgeving is erop gericht uniforme landelijke kwaliteitseisen te stellen. Deze eisen worden beoordeeld door toezichthouders van de GGD, namens de gemeente, aan de hand van landelijk vastgelegde toetsingskaders. Er zijn specifieke toetsingskaders voor verschillende vormen van kinderopvang, waaronder dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen.
De verantwoordelijkheid voor kwalitatief goede kinderopvang is verdeeld over verschillende partijen. Ouders hebben primair de verantwoordelijkheid voor hun keuze van een opvangvoorziening, waarbij zij naast praktische overwegingen ook de kwaliteit kunnen meewegen. De houder van een kinderopvangvoorziening is verantwoordelijk voor het bieden van een veilige, gezonde en pedagogisch verantwoorde omgeving.
De rijksoverheid stelt de eisen aan kinderopvang vast, terwijl het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van deze eisen. Het college wijst de directeur publieke gezondheid (DPG) van de GGD aan als toezichthouder. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het toezicht blijft echter bij het college liggen.
Het toezicht op de kwaliteit van kinderopvang wordt voornamelijk uitgevoerd door de GGD, namens de gemeente. De Inspectie Kinderopvang, vaak ondergebracht binnen de gemeente, voert het toezicht uit en houdt zich bezig met handhaving. De Inspectie Kinderopvang hanteert een dialooggerichte werkwijze, waarbij het gesprek met de houder centraal staat. Dit gesprek gaat over verantwoorde kinderopvang en hoe de vereiste kwaliteit wordt gerealiseerd en geborgd in beleid en praktijk.
De Inspectie geeft ruimte en vertrouwen waar mogelijk, maar houdt tegelijkertijd oog voor de individuele situatie en omstandigheden van de houder. Er wordt gestreefd naar een uniforme werkwijze en inspectierapporten zijn, waar mogelijk, kort en bondig en kwalitatief goed. De Inspectie spant zich in om de wettelijke termijnen na te leven en hanteert waar mogelijk kortere termijnen.
Wanneer een kindercentrum niet voldoet aan de kwaliteitseisen, bekijkt de gemeente welke maatregelen getroffen moeten worden. Deze maatregelen kunnen variëren van een waarschuwing tot een exploitatieverbod of een boete. De gemeentelijke verantwoordelijkheid geldt niet voor de kwaliteit van onderwijs, die een taak is van de Inspectie van het Onderwijs.
Uit onderzoek, waaronder de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK), blijkt dat de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland overwegend voldoende tot goed is. Nederland scoort ook goed in vergelijking met andere Europese landen zoals België, Duitsland en Denemarken. De emotionele kwaliteit, gekenmerkt door warme relaties, emotionele veiligheid en bevordering van de autonomie, wordt in alle kinderopvangtypen gemiddeld als voldoende tot goed beoordeeld.
De educatieve kwaliteit, die verwijst naar de stimulering van de competentieontwikkeling, is gemiddeld matig tot net voldoende. Er zijn echter verschillen tussen de verschillende vormen van kinderopvang. In de gastouderopvang zijn de verschillen in emotionele kwaliteit tussen individuele gastouders groter, met uitschieters naar beneden. Ook de educatieve kwaliteit is in de gastouderopvang vaak lager.
Onderzoek toont aan dat de kwaliteit van de kinderopvang de afgelopen jaren is gestegen. Door kinderopvangorganisaties is ingezet op kwaliteitsverbetering en professionalisering, waardoor Nederland zich nu kan meten met gidslanden zoals Denemarken en Finland.
De kwaliteit van kinderopvang is een continu proces van verbetering. De dialooggerichte werkwijze van de Inspectie Kinderopvang draagt bij aan een constructieve samenwerking tussen toezichthouders, houders en ouders. Door het voeren van gesprekken over verantwoorde kinderopvang en het borgen van kwaliteit in beleid en praktijk, wordt gestreefd naar een verdere professionalisering van de sector.
De GGD en de gemeenten maken jaarlijks afspraken over de inspecties van kindercentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen. De GGD stelt een inspectierapport op over de kwaliteit, dat wordt besproken met het college van burgemeester en wethouders. Het college beslist uiteindelijk welke maatregelen er getroffen worden wanneer de kwaliteit onvoldoende blijkt.
De beoordeling van de kwaliteit van kinderopvang omvat verschillende aspecten. Naast de emotionele en educatieve kwaliteit, wordt ook gekeken naar de veiligheid, gezondheid en pedagogische verantwoordelijkheid van de opvang. De toetsingskaders die door de GGD worden gebruikt, zijn gebaseerd op landelijk vastgestelde criteria.
De GGD maakt gebruik van een afwegingsmodel voor handhaving en sancties, om te bepalen welke maatregelen passend zijn in geval van tekortkomingen. Dit model houdt rekening met de ernst van de tekortkomingen, de mate van verwijtbaarheid en de impact op de kinderen.
De kwaliteit van kinderopvang in Nederland wordt gewaarborgd door een combinatie van wetgeving, toezicht en verantwoordelijkheidsverdeling. De Wet kinderopvang vormt het wettelijke kader, terwijl de GGD en de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het toezicht en de handhaving. De kwaliteit van de kinderopvang is de afgelopen jaren gestegen, mede dankzij de inzet op kwaliteitsverbetering en professionalisering. De dialooggerichte werkwijze van de Inspectie Kinderopvang draagt bij aan een constructieve samenwerking tussen alle betrokken partijen. Het is van belang dat ouders zich bewust zijn van de kwaliteitseisen en hun keuze van een opvangvoorziening hierop baseren.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet