Kinderopvang: Financiering en Vergoedingen voor Ouders
september 7, 2025
De vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van jonge kinderen, en bereidt hen voor op een succesvolle start op de basisschool. Voor pedagogisch medewerkers in de kinderopvang betekent dit specifieke eisen op het gebied van opleiding en continue bijscholing. Dit artikel geeft een overzicht van de vereisten voor het werken in de VVE, de benodigde kwalificaties, en de borging van kwaliteit binnen VVE-groepen.
Vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) richt zich op het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen vanaf 2,5 jaar, met als doel hen optimaal voor te bereiden op de basisschool. Dit gebeurt door middel van spelenderwijs aanbieden van vaardigheden op het gebied van taal, motoriek en sociale vaardigheden. Dit wordt ook wel ontwikkelingsgericht werken genoemd. Voorschoolse educatie (VE) is een onderdeel van de VVE en richt zich specifiek op ontwikkelingsprogramma’s binnen de peuter- en kinderopvang, en in groep 1 en 2 van de basisschool. Een voorschool en een vroegschool werken vaak samen om een gezamenlijk doel te bereiken: het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Elke kinderopvang die met voorschoolse educatie werkt, wordt een VE-locatie genoemd.
Kinderen kunnen via het consultatiebureau een VE-indicatie krijgen, wat recht geeft op plaatsing in een VE-groep. Kinderen met een VE-indicatie ontvangen gemiddeld 960 uur voorschoolse educatie, verdeeld over de week. De exacte invulling van deze uren, bijvoorbeeld 16 uur per week verdeeld over vier dagdelen, wordt door de kinderopvangorganisatie zelf bepaald, met een maximum van zes uur per dagdeel. Ouders van kinderen met een VE-indicatie ontvangen een tegemoetkoming in de kosten via de gemeente. Ook kinderen zonder indicatie kunnen gebruikmaken van VE, waarbij de ouders de kosten zelf betalen via de kinderopvangtoeslag. Kinderen met en zonder indicatie worden in dezelfde VE-groep geplaatst.
Om in de VVE-kinderopvang te werken, is een relevante mbo-3 of mbo-4 opleiding vereist. De volgende opties zijn mogelijk: Pedagogisch medewerker kinderopvang (mbo-3), Gespecialiseerd pedagogisch medewerker (mbo-4), of Onderwijsassistent (mbo-4). Op het diploma en de resultatenlijst moet een vermelding staan dat voldaan is aan de eisen voor VVE. Een apart certificaat voor VVE is niet noodzakelijk.
Het is ook mogelijk om in de VVE te werken na het afronden van een losse bijscholing VVE. Dit geeft een basiskwalificatie om op een VVE-locatie te mogen werken. Naast de opleidingseisen is het essentieel om te voldoen aan de taaleis Nederlands 3F, zoals vastgelegd in de wet IKK en de taaleis VE.
Sinds 2018 is het wettelijk verplicht voor pedagogisch medewerkers die werkzaam zijn op een VVE-groep om jaarlijks bijscholing te volgen na het behalen van hun VVE-certificaat. De manier waarop deze bijscholing wordt georganiseerd, staat beschreven in het opleidingsplan van de kinderopvangorganisatie. Dit plan beschrijft hoe de organisatie de medewerkers faciliteert en begeleidt bij het onderhouden van hun kennis en vaardigheden.
Een basiskwalificatie VVE kan worden verkregen door het afronden van een Basistraining VVE of door het behalen van een volledig certificaat voor een erkend VVE-programma. De volledige Basistraining VVE bestaat uit twaalf bijeenkomsten van vier uur, vijf coachingsbezoeken op de werkvloer, en aanvullende contactmomenten per telefoon of e-mail. De training duurt minimaal negen, maar maximaal twaalf maanden.
Voor pedagogisch medewerkers die al Module 1 (zes bijeenkomsten) hebben gecertificeerd, is het mogelijk om de volledige Basistraining VVE te behalen door deel te nemen aan Module 2. Deze module duurt ongeveer zes maanden en bestaat uit zes bijeenkomsten van vier uur en drie coachingsbezoeken op de werkvloer.
Tijdens de training oefenen deelnemers in de praktijk aan de hand van praktijkopdrachten, houden ze een portfolio bij om hun leerproces te volgen, en worden ze gecoacht op de werkvloer. De studiebelasting per bijeenkomst, inclusief het maken van de praktijkopdrachten, bedraagt ongeveer acht tot tien uur. Om deel te kunnen nemen aan de Basistraining VVE, moet de taalnorm behaald zijn: B2/3F mondeling, B2/3F leesvaardig en B1/2F schriftelijk.
De wetgeving stelt eisen aan de samenstelling van het team binnen een VVE-groep. Ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie, die werkzaam is op de tijden dat VVE-geïndiceerde kinderen daadwerkelijk worden opgevangen, moet beschikken over een certificaat van een met goed gevolg afgelegde scholing met betrekking tot het VVE-programma. Als de andere beroepskracht op dezelfde groep niet over dit certificaat beschikt, moet deze in ieder geval een opleiding hebben afgerond zoals genoemd in artikel 4 lid 2 of 3 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Daarnaast moet deze beroepskracht deelnemen aan scholing met betrekking tot het VVE-programma, of met deze scholing starten. Als de beroepskracht al scholing volgt, moet dit korter dan twee jaar duren. Indien de beroepskracht nog moet starten, moet dit binnen zes maanden gebeuren.
In het geval van meer dan twee beroepskrachten op een VVE-groep, moeten alle beroepskrachten een opleiding hebben afgerond zoals genoemd in artikel 4 lid 2 of 3 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. De aanvullende scholingsvereisten met betrekking tot het VVE-programma gelden voor de eerste twee beroepskrachten.
De houder van de kinderopvangorganisatie is verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit van de VVE. Dit omvat het vastleggen van afspraken over de scholing van het personeel in het pedagogisch plan of werkplan. Gemeenten kunnen extra eisen stellen aan de kwaliteit van de opvang in een VVE-groep, bovenop de bestaande wettelijke regels. Zo kan er bijvoorbeeld de eis zijn dat op tijden dat VVE-geïndiceerde kinderen worden opgevangen, ten minste één beroepskracht over een certificaat beschikt van een met succes afgerond scholingsprogramma met betrekking tot het VVE-programma. Het programma voor voorschoolse educatie moet erkend zijn door het Nederlands Jeugdinstituut en opgenomen zijn in de Databank Effectieve Jeugdinterventies.
Het keuzedeel Basis ontwikkelingsgericht werken in de VVE sluit aan bij de wettelijke eisen en is geschikt voor ervaren (gespecialiseerd) pedagogisch medewerkers die hun interactievaardigheden met jonge kinderen verder willen ontwikkelen en hun mogelijkheden willen verbreden.
De kwaliteit van de VVE in de kinderopvang is afhankelijk van goed opgeleide en bijgeschoolde pedagogisch medewerkers. Wettelijke eisen stellen specifieke kwalificaties en continue bijscholing verplicht. Kinderopvangorganisaties spelen een cruciale rol in het faciliteren en begeleiden van hun personeel bij het voldoen aan deze eisen, en het borgen van een hoogwaardige VVE-omgeving voor alle kinderen. Het naleven van de gestelde eisen draagt bij aan een optimale ontwikkeling van jonge kinderen en een goede voorbereiding op de basisschool.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet