Kinderhanden aan het Werk: Veilig Tuinieren met de Juiste Handschoenen
juni 18, 2025
Sondevoeding is een vorm van vloeibare voeding die rechtstreeks via een slangetje naar de maag of darmen wordt toegediend. Kinderen kunnen sondevoeding nodig hebben wanneer ze zelf niet in staat zijn om voldoende te eten, bijvoorbeeld als gevolg van neurologische aandoeningen, slikproblemen, ziekte of na een operatie. Deze gids biedt een overzicht van de verschillende aspecten van sondevoeding bij kinderen, gebaseerd op beschikbare informatie.
Kinderen krijgen sondevoeding wanneer ze zelf onvoldoende kracht hebben om te eten, of wanneer het slikken niet veilig is. Dit kan het gevolg zijn van verschillende oorzaken. Bij neurologische aandoeningen kunnen de spieren te zwak of te snel vermoeid zijn. Verslikken kan leiden tot hoesten en in ernstige gevallen tot een longontsteking. In sommige gevallen is een kind te ziek om zelf te eten, bijvoorbeeld tijdens een chemotherapie of na een operatie. Ook ondervoeding kan een reden zijn om over te gaan op sondevoeding. Sondevoeding kan tijdelijk zijn, totdat een kind voldoende is aangesterkt om zelf weer te eten, of langdurig, afhankelijk van de onderliggende aandoening.
Er bestaan verschillende soorten sondes. De voorkeur gaat uit naar sondes gemaakt van polyurethaan of siliconen, omdat deze minder vaak vervangen hoeven te worden dan sondes van PVC. Een polyurethaan sonde moet na 4 tot 8 weken worden vervangen, terwijl een siliconen sonde om de 3 tot 4 maanden vervangen kan worden. PVC-sondes worden minder vaak gebruikt in de thuissituatie, omdat deze sneller hard worden en het maagslijmvlies kunnen beschadigen.
Een andere optie is de PEG-sonde (Percutane Endoscopische Gastrostomie), waarbij een slangetje rechtstreeks via de buikwand in de maag wordt ingebracht. Dit gebeurt onder narcose. PEG-sondes hebben een ballonnetje in de maag om te voorkomen dat ze gemakkelijk eruit getrokken worden, maar dit kan wel gebeuren.
Sondevoeding kan op verschillende manieren worden toegediend. Een veelgebruikte methode is via een spuit, waarbij de voeding langzaam in de sonde wordt gespoten. Dit vereist tijd, geduld en kracht. Daarom wordt vaak gekozen voor een voedingspomp, die de sondevoeding langzaam door de sonde duwt. De snelheid van de pomp kan worden ingesteld. Moderne voedingspompen zijn vaak ingebouwd in een rugzak, waardoor de sondevoeding overal mee naartoe kan worden genomen.
Sondevoeding kan in porties worden gegeven, net zoals kinderen normaal gesproken eten. Baby’s krijgen 4 tot 7 keer per dag sondevoeding, oudere kinderen 3 tot 4 keer per dag. De hoeveelheid sondevoeding per portie wordt berekend op basis van het gewicht van het kind. De inloopsnelheid kan variëren van een kwartier tot twee of drie uur, afhankelijk van wat het kind verdraagt. In sommige gevallen kan sondevoeding continu worden gegeven, vooral als kinderen de porties niet verdragen en gaan spugen. Sondevoeding via een jejunumsonde kan alleen continu worden gegeven.
Het gebruik van sondevoeding vereist aandacht voor hygiëne en verzorging. Het is belangrijk om de handen te wassen voor het toedienen van de voeding en om alle materialen op een schoon oppervlak te leggen. Een geopend pak sondevoeding moet in de koelkast worden bewaard, maar niet langer dan 24 uur. De voeding moet op kamertemperatuur worden gebracht voordat deze wordt gegeven. De sonde zelf moet regelmatig worden schoongespoten met water.
Bij jonge kinderen is het belangrijk om de sonde goed vast te plakken met pleisters om te voorkomen dat ze deze eruit trekken. Soms kan het helpen om handschoentjes of sokjes over de handjes te doen.
Bij langdurig gebruik van sondevoeding is goede mondverzorging essentieel. Kinderen maken minder speeksel aan, waardoor irritaties en infecties van de mondholte kunnen ontstaan. De tanden moeten minimaal twee tot drie keer per dag worden gepoetst, en bij baby’s moet de mond drie keer per dag worden schoongemaakt met een gaasje gedrenkt in water. De lippen kunnen worden ingesmeerd met vaseline of lippenbalsem om uitdroging te voorkomen.
Het is ook belangrijk om jonge kinderen de mogelijkheid te geven om te ontdekken met hun mond, bijvoorbeeld door het geven van een speentje, het laten zuigen op een schone vinger, of het spelen met bijtringen.
Tijdens het geven van sondevoeding kunnen problemen optreden, zoals misselijkheid, braken, diarree of verstopping van de sonde. Bij misselijkheid kan de snelheid waarmee de voeding wordt gegeven te hoog zijn. Het kan helpen om de snelheid te verlagen of de sonde even rond te draaien. Bij diarree kan de voeding te koud zijn, of kan er sprake zijn van een infectie.
Een neusmaagsonde kan door kinderen uit de neus worden getrokken. Als de sonde een paar centimeter eruit is, kan deze voorzichtig worden teruggeduwd, na het controleren of er een borrelend geluid in de maag hoorbaar is. Een PEG-sonde kan ook eruit getrokken worden, waarna een nieuwe sonde door een kinderchirurg moet worden ingebracht.
Wanneer een kind weer gewone voeding via de mond mag hebben, is het belangrijk om de overgang soepel te laten verlopen. Dit kan in een rustige omgeving, met een ontspannen tempo en een gezellige sfeer. Het is belangrijk om uit te zoeken wat het kind lekker vindt en om regelmatig de gewone eetsituatie te gebruiken, waarin het kind ook andere mensen ziet eten.
Voor oudere kinderen die voor de sondevoeding al zelf hebben gegeten, is het belangrijk dat zij naast de sondevoeding ook gewoon via de mond eten, als dit is toegestaan.
De arts zal met de ouders bespreken of zij zelf de sondevoeding willen en durven geven. De verpleegkundige zal uitleg geven over de juiste manier van toedienen en de ouders begeleiden bij het oefenen van de verschillende handelingen, zoals het controleren van de sonde, het geven van de voeding, het inbrengen van de sonde (indien gewenst), het fixeren van de sonde, het verwijderen van de sonde, het bereiden van de voeding en het toedienen van medicijnen. Een checklist wordt gebruikt om te controleren of alle handelingen correct worden uitgevoerd.
Sondevoeding kan een noodzakelijke en levensreddende vorm van voeding zijn voor kinderen die niet in staat zijn om zelf voldoende te eten. Het vereist zorgvuldige aandacht voor hygiëne, verzorging en de juiste toedieningsmethoden. Door de juiste informatie en begeleiding kunnen ouders en verzorgers hun kind op een veilige en effectieve manier sondevoeding geven.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet