Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang: Recht op Ondersteuning voor Ouders
september 6, 2025
De kinderopvangsector en de arbeidsmarkt ondergaan voortdurende veranderingen, met impact op zowel de financiering van de kinderopvang als de rechten en plichten van werknemers. Deze ontwikkelingen vragen om een helder overzicht van de huidige regelgeving en de beschikbare middelen. Dit artikel biedt een overzicht van recente ontwikkelingen op het gebied van financiering van de kinderopvang, de transitievergoeding en gerelateerde aspecten van het arbeidsrecht, gebaseerd op beschikbare documenten.
Voor de implementatie van een nieuw financieringsstelsel voor de kinderopvang was oorspronkelijk een bedrag van € 455 miljoen gereserveerd voor 2025 en € 1.365 miljoen voor 2026. Deze bedragen zijn inclusief indexering om rekening te houden met prijsstijgingen. In 2025 wordt de eerste stap gezet in de richting van dit nieuwe stelsel, waarbij de vergoedingen voor met name middeninkomens worden verhoogd.
Een deel van de middelen voor 2025 (€ 34 miljoen) is echter overgeheveld naar 2024, omdat ouders de kinderopvangtoeslag voor januari 2024 al in december 2024 ontvangen. Dit betekent dat voor 2025 een bedrag van € 421 miljoen beschikbaar is. De invulling van de middelen voor 2026 wordt nog door het kabinet verder uitgewerkt, maar het bedrag van € 1.365 miljoen staat nog steeds op de begroting. Het is mogelijk dat een deel van de beschikbare middelen in latere jaren wordt uitgegeven, afhankelijk van de vraag naar kinderopvang als gevolg van de verhoogde vergoedingen.
De volgende tabel geeft een overzicht van de ingroeipadmiddelen voor de kinderopvang:
Bedragen x € 1 miljoen | 2024 | 2025 | 2026 |
---|---|---|---|
Ingroeipadmiddelen KOT | 34 | 421 | 1.365 |
In het eerste kwartaal van 2024 bedroeg de deeltijdfactor in de kinderopvangsector 0,67. Dit betekent dat werknemers in de kinderopvang gemiddeld 67% van een fulltime werkweek werken. Een fulltime werkweek in de kinderopvang wordt vastgesteld op 36 uur per week, conform de cao kinderopvang.
De transitievergoeding is bedoeld als compensatie voor ontslag en om de overgang naar een nieuwe baan te vergemakkelijken. Met de introductie van deze vergoeding is het criterium dat een ontslag redelijk moet zijn, mede in het licht van de gevolgen voor de werknemer en de getroffen voorzieningen om deze gevolgen te verzachten, komen te vervallen.
De transitievergoeding beoogt rechtsgelijkheid in een duaal ontslagstelsel te bevorderen, de kloof tussen flexibele en vaste werknemers te verkleinen en te hoge ontslagkosten te beperken door de vergoeding te maximaliseren. De regeling speelt in op de toenemende vraag naar employability en transitie op de arbeidsmarkt.
Er is echter kritiek op de uitwerking van de transitievergoeding. Er wordt betwijfeld of de vergoeding in alle gevallen effectief kan worden ingezet voor scholing en opleiding, aangezien de benodigde transitiekosten niet afhankelijk zijn van de duur van de arbeidsovereenkomst. Ook wordt opgemerkt dat de transitievergoeding onvoldoende bijdraagt aan het vergroten van de werkzekerheid van werknemers.
Er zijn verschillende aanpassingen en mogelijkheden binnen de regeling van de transitievergoeding. Zo is er een regeling voor situaties waarin de werkgever failliet gaat, surseance van betaling aanvraagt of de schuldsaneringsregeling volgt. In deze gevallen is de transitievergoeding niet verschuldigd.
Daarnaast is het mogelijk om de transitievergoeding in de vorm van een betalingsregeling te voldoen, indien een directe betaling onaanvaardbare gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering. Er kan via een ministeriële regeling een percentage worden toegevoegd aan het te betalen bedrag om de betalingsregeling te compenseren, en er kan een maximale duur voor de betalingsregeling worden vastgesteld.
Er is ook een grondslag opgenomen voor een ministeriële regeling die bepaalt welke werknemer als eerste in aanmerking komt voor wederindiensttreding, in geval van meerdere ontslagen en het ontstaan van nieuwe arbeidsplaatsen binnen 26 weken.
Voor de huurtoeslag geldt een lagere maximumhuurgrens voor personen jonger dan 23 jaar. In 2024 bedraagt deze grens € 454,47 per maand. Als het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de huurtoeslag wordt aangenomen, zal deze leeftijdsgrens worden verlaagd naar 21 jaar. Daarnaast wordt het inkomen van kinderen onder de 23 jaar dat onder de € 5.970 blijft, niet meegenomen in het toetsingsinkomen voor de huurtoeslag van de ouder.
Mensen met een inkomen rond het sociaal minimum kunnen aanspraak maken op gemeentelijke minimaregelingen, zoals kindpakketten. Deze aanspraak kan echter vervallen wanneer een kind 18 jaar wordt, hoewel dit per gemeente kan verschillen. Bijverdiensten van het kind kunnen gevolgen hebben voor het recht op huurtoeslag van het huishouden.
De wettelijke onderhoudsplicht van ouders tegenover hun kinderen vervalt wanneer de kinderen 21 jaar worden. Voor huishoudens met een aanvulling uit de bijstand geldt dat kinderen na hun 27e jaar meetellen als kostendelende medebewoners, wat kan leiden tot een lagere aanvulling vanuit de bijstand.
De geraamde uitgaven van Hoofdstuk XV (SZW) als percentage van het bbp zijn in de loop der jaren wisselend geweest. In 2010 bedroegen de uitgaven 4,2% van het bbp, terwijl de netto-uitgaven 4,1% van het bbp bedroegen. In 2021 stegen deze percentages naar respectievelijk 5,9% en 5,6% van het bbp. De bbp-cijfers voor 2023 en verder zijn nog niet definitief.
De volgende tabel geeft een overzicht van de uitgaven en netto-uitgaven van Hoofdstuk XV in de periode 2010-2021:
Hoofdstuk XV | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven (mln euro) | 27.284 | 25.881 | 31.066 | 30.225 | 33.756 | 32.422 | 31.767 | 33.602 | 32.090 | 36.136 | 39.697 | 52.494 |
in % bbp | 4,2% | 3,9% | 4,7% | 4,5% | 5,0% | 4,6% | 4,4% | 4,5% | 4,1% | 4,4% | 4,9% | 5,9% |
Netto-uitgaven (mln euro) | 26.164 | 24.831 | 29.219 | 28.467 | 31.990 | 30.736 | 30.043 | 31.834 | 30.205 | 34.265 | 37.774 | 50.657 |
in % bbp | 4,1% | 3,8% | 4,4% | 4,3% | 4,7% | 4,4% | 4,2% | 4,3% | 3,9% | 4,2% | 4,6% | 5,6% |
De financiering van de kinderopvang wordt stapsgewijs aangepast, met verhoogde vergoedingen voor middeninkomens als eerste stap. De transitievergoeding is bedoeld om werknemers te compenseren bij ontslag en de overgang naar een nieuwe baan te vergemakkelijken, maar kent kritiekpunten met betrekking tot de effectiviteit en de werkzekerheid. Er zijn diverse aanpassingen en mogelijkheden binnen de regeling om rekening te houden met specifieke situaties. De SZW-begroting is een significant onderdeel van het bbp en fluctueert afhankelijk van economische en sociale ontwikkelingen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet