Kinderopvang De Bosuiltjes in Bilthoven: Een Overzicht voor Ouders en Opvoeders
september 6, 2025
De kinderopvang is een essentiële voorziening voor veel werkende ouders in Nederland. Recentelijk zijn er belangrijke wijzigingen aangekondigd in de financiering van kinderopvang, met name met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Dit artikel biedt een overzicht van de verwachte veranderingen per 1 januari 2025, gebaseerd op beschikbare gegevens.
Per 1 januari 2025 zal de kinderopvangtoeslag voor alle ouders worden verhoogd naar 96 procent van de kosten. Eerder was dit 95 procent, wat voor ouders met een lager inkomen tot achteruitgang zou leiden. Deze aanpassing is gedaan om de kinderopvang toegankelijker te maken voor alle inkomensgroepen en de maatschappelijke functie van kinderopvang te ondersteunen. De verhoging van 1 procentpunt, hoewel klein in getal, heeft een aanzienlijke impact op de financiële lasten van ouders, met name die met een lager inkomen.
De uitgaven voor kinderopvang in 2025 zijn voor 99,4 procent juridisch verplicht. Dit betekent dat de overheid wettelijk verplicht is om deze bedragen uit te geven. Van dit percentage is 0,3 procent bestuurlijk gebonden en 0,3 procent beleidsmatig gereserveerd. Er is geen budget dat nog niet is ingevuld of vrij te besteden. De inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag is volledig juridisch verplicht, aangezien deze gebaseerd is op wet- en regelgeving.
Het budget voor subsidies aan kinderopvanginstellingen is voor 76 procent juridisch verplicht. Dit omvat instellingssubsidies en projectsubsidies voor kinderopvang in Nederland. Voor de Tijdelijke subsidieregeling Caribisch Nederland geldt dat alle organisaties die aan de voorwaarden voldoen, aanspraak kunnen maken op de regeling, waardoor dit budget voor 100 procent juridisch verplicht is.
Het budget voor opdrachten, zoals onderzoek en toezicht, is voor 7 procent juridisch verplicht. De rest van dit budget is grotendeels beleidsmatig gereserveerd, bijvoorbeeld voor toezicht en handhaving van verbetermaatregelen in de gastouderopvang. Voor opdrachten in Caribisch Nederland is 44 procent juridisch verplicht, voornamelijk voor de uitvoeringskosten van de UVB (tijdelijke subsidieregeling) en de Inspectie van het Onderwijs.
De bekostiging van de Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) is voor 100 procent juridisch verplicht. De bijdrage aan agentschappen, specifiek voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang, is voor 0 procent juridisch verplicht, maar wel voor 99 procent bestuurlijk gebonden.
De Dienst Toeslagen voert de kinderopvangtoeslag uit in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De Staatssecretaris Toeslagen en Douane is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de toeslag.
De verhoging van de toeslagpercentages in 2025 is een eerste stap naar een hoge, inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang voor alle werkende ouders. Deze verhoging is met name bedoeld voor middeninkomens, met een verzamelinkomen tussen de € 29.393 en € 159.224. Het doel is om kinderopvang betaalbaarder te maken en de arbeidsparticipatie te stimuleren, aangezien het meer gaat lonen om een dag extra te werken. Naar schatting zullen ongeveer 37.000 extra huishoudens vanaf 2025 een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96 procent ontvangen, waardoor kleine inkomensveranderingen minder snel leiden tot een lagere toeslag.
Om verbeteringen in de kinderopvangsector te bekostigen, worden de maximum uurprijzen in 2025 met € 0,04 minder geïndexeerd. Deze middelen worden gebruikt voor:
De ontvangsten uit kinderopvang bestaan uit drie componenten: algemene ontvangsten (eigen bijdrage voor inschrijving in het Personenregister Kinderopvang), terugontvangsten (terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over eerdere jaren) en de werkgeversbijdrage kinderopvang (0,5 procent van de totale loonsom). De terugontvangsten zullen naar verwachting in 2024 en 2025 toenemen en daarna stabiliseren, mede door het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang.
De deelname van kinderen aan kinderopvang is in de afgelopen jaren gestaag toegenomen. In 2023 waren er 427.000 kinderen in de dagopvang (0-4 jaar) en 486.000 kinderen in de buitenschoolse opvang (4-12 jaar). Van alle kinderen tussen 0 en 12 jaar nam 43 procent deel aan kinderopvang, tegenover 63 procent voor kinderen in de dagopvang en 34 procent voor kinderen in de buitenschoolse opvang.
Het gemiddelde aantal uren kinderopvang per kind per maand bedroeg in 2023 67,1 uur voor kinderen tussen 0 en 12 jaar, 93,5 uur voor kinderen in de dagopvang en 43,9 uur voor kinderen in de buitenschoolse opvang.
Het gebruik van kinderopvangtoeslag verschilt per inkomensgroep. Huishoudens met een inkomen tot 130 procent van het wettelijk minimumloon (Wml) maken het meest gebruik van de toeslag (69.000 kinderen). Huishoudens met een inkomen tussen 130 procent Wml en 1,5 keer modaal (119.000 kinderen), tussen 1,5 keer modaal en 3 keer modaal (514.000 kinderen) en boven de 3 keer modaal (209.000 kinderen) maken ook gebruik van de toeslag, maar in mindere mate.
De arbeidsparticipatie van vrouwen tussen 15 en 75 jaar is in 2023 stabiel gebleven op 27,9 procent. Voor mannen ligt dit cijfer op 36,0 procent. Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar) werken gemiddeld 28,2 uur per week, terwijl vaders met jonge kinderen gemiddeld 40,0 uur per week werken.
De wettelijke maximum uurprijzen voor kinderopvang zijn als volgt:
De verhoging van de kinderopvangtoeslag naar 96 procent per 1 januari 2025 is een belangrijke stap om kinderopvang toegankelijker te maken voor alle ouders. De juridische verplichtingen en budgettaire flexibiliteit rondom de kinderopvang zijn aanzienlijk, met 99,4 procent van de uitgaven juridisch verplicht voor 2025. De verhoging van de toeslagpercentages en de aanpassingen in de maximum uurprijzen zijn bedoeld om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren en de arbeidsparticipatie te stimuleren. De gegevens laten een stijgende trend zien in de deelname aan kinderopvang, met verschillen in gebruik per inkomensgroep.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet