Kinderopvang in Bunnik: Een Overzicht van Voorzieningen en Kenmerken
september 6, 2025
De kinderopvang in 2015 was een onderwerp van diverse ontwikkelingen en beleidswijzigingen, met name op het gebied van financiering, kwaliteitseisen en toezicht. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste aspecten van de kinderopvang in dat jaar, gebaseerd op beschikbare gegevens. De focus ligt op de kinderopvangtoeslag, kwaliteitsverbeteringen en de rol van gemeenten in het toezicht.
In 2015 bleef de kinderopvangtoeslag grotendeels gelijk ten opzichte van 2014, maar er waren enkele belangrijke wijzigingen. De loonindexatie zorgde ervoor dat bij een gelijk inkomen een iets hogere toeslag mogelijk was, mits aan de voorwaarden werd voldaan. Ook de uurprijzen voor kinderopvang stegen in 2015 ten opzichte van 2014. Of ouders daadwerkelijk meer toeslag ontvingen, was afhankelijk van hun inkomen. Een belangrijke wijziging betrof de termijn voor werklozen; zij hadden in 2015 recht op zes maanden kinderopvangtoeslag, in plaats van de drie maanden die in 2014 golden. Dit gaf werklozen meer tijd om een nieuwe baan te vinden terwijl zij gebruik konden blijven maken van kinderopvang.
De kinderopvangtoeslag is een inkomensafhankelijke regeling. Voor het eerste kind kon men bij een relatief laag inkomen 90,7% van de kosten aan kinderopvangtoeslag terugkrijgen. De toeslag werd berekend aan de hand van een gedetailleerd schijvensysteem, waarbij een kleine inkomensverhoging direct kon leiden tot een lagere toeslag.
De maximale uurprijzen voor verschillende vormen van kinderopvang zijn in 2015 aangepast ten opzichte van 2014. De tarieven waren als volgt:
Het is belangrijk op te merken dat deze tarieven de maximale bedragen zijn waarvoor kinderopvangtoeslag kon worden aangevraagd. De daadwerkelijke kosten voor ouders konden hoger zijn, afhankelijk van de aanbieder.
Om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag in 2015, moesten aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Ten eerste moest het kind naar een geregistreerde kinderopvang gaan, zoals een geregistreerde dagopvang of buitenschoolse opvang. Opvang bij een geregistreerd kinderverblijf of een geregistreerde gastouder was toegestaan. Er was een maximum van 230 uur per maand aan kinderopvangtoeslag mogelijk, waarbij de hoogte van de toeslag afhankelijk was van het aantal uren dat de ouders werkten en arbeidsinkomen hadden. Ook studie of een traject naar werk, inclusief inburgeringscursussen, werden meegenomen in de berekening.
In 2015 werden stappen gezet om de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te bevorderen. Verschillen in kwaliteitseisen tussen kinderopvang en peuterspeelzalen werden op een aantal punten weggenomen. Zo gold voor horizontale peutergroepen met 2-jarigen een ratio van 1 beroepskracht op 8 kinderen, zowel in de kinderopvang als in de peuterspeelzaal. Vanaf 1 juli 2015 was het vierogenprincipe ook van toepassing op peuterspeelzaalwerk en moesten beide voorzieningen meer ontwikkelingsgericht werken met kinderen.
De focus op kwaliteit lag de afgelopen jaren vooral op het vergroten van de veiligheid, naar aanleiding van het rapport van de Commissie Gunning. Continue screening van medewerkers in de kinderopvang was gerealiseerd en het toezicht was verbeterd en geprofessionaliseerd.
Gemeenten hadden in 2015 een belangrijke rol in het toezicht op de kinderopvang. Een landelijk rapport over toezicht en handhaving liet zien hoe gemeenten hun wettelijke taken uitvoerden. Het rapport schetste een algemeen beeld van de beschikbare kinderopvangvoorzieningen en typen houders. Gemeenten waren verantwoordelijk voor het handhaven van de wet- en regelgeving rondom kinderopvang, waaronder het controleren van de registratie van opvanglocaties en het toezicht op de kwaliteit van de opvang.
In 2015 werden verschillende wetsvoorstellen aangenomen die de kinderopvang beïnvloedden. De wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen werd door het parlement aangenomen, evenals het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang (Wko) in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid tot meertalige buitenschoolse opvang.
De beleidsdoorlichting kinderopvang, verzonden naar de Tweede Kamer op 23 december 2015, bracht een aantal kernconclusies naar voren:
Artikel 14 van de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Leiden 2020 (hoewel van latere datum, geeft dit inzicht in handhavingsprocedures) beschrijft de prioriteiten en boetebedragen voor overtredingen. Zo kon het exploiteren van een kinderopvang zonder toestemming van het college van Burgemeester en Wethouders leiden tot een boete van € 20.750.
De kinderopvang in 2015 kenmerkte zich door een stabilisatie van de kinderopvangtoeslag, gecombineerd met inspanningen om de kwaliteit van de opvang te verbeteren en het toezicht te versterken. Wijzigingen in de wetgeving en het beleid waren gericht op het vergroten van de veiligheid, het bevorderen van de toegankelijkheid en het ondersteunen van de combinatie van arbeid en zorg. Gemeenten speelden een cruciale rol in het toezicht en de handhaving van de wet- en regelgeving. De kinderopvangtoeslag bleef een belangrijk instrument om de kinderopvang financieel toegankelijk te maken voor ouders, met name voor diegenen met een laag inkomen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet