Jaaropgave Kinderopvang en Belastingdienst: Wat Ouders en Opvangorganisaties Moeten Weten
september 5, 2025
De buitenschoolse opvang (BSO) speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen. Om een optimale kwaliteit van zorg en begeleiding te waarborgen, zijn er regelgevingen en richtlijnen met betrekking tot de kindratio, oftewel het aantal kinderen per pedagogisch medewerker. Deze richtlijnen zijn recentelijk aangepast, met een verschuiving van de focus op groepsniveau naar kindercentrumniveau. Dit artikel geeft een overzicht van de geldende regels omtrent de kindratio in de BSO, met speciale aandacht voor BSO+ (Buitenschoolse Opvang met extra zorg), en de implicaties van de recente wetswijzigingen.
De algemene kindratio in reguliere buitenschoolse opvang varieert doorgaans tussen de 1 begeleider op 10 tot 12 kinderen, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Deze ratio is bedoeld om voldoende begeleiding te bieden, maar kan variëren. Bij BSO+ is de kindratio doorgaans lager, bijvoorbeeld 1 begeleider per 3 tot 6 kinderen. Deze lagere ratio is noodzakelijk omdat kinderen in BSO+ meer aandacht, structuur en begeleiding nodig hebben. De exacte ratio bij BSO+ is afhankelijk van de zorgzwaarte van de groep en de richtlijnen van de organisatie of gemeente.
BSO+ is specifiek gericht op kinderen met extra zorg- en begeleidingsbehoeften. Dit kunnen kinderen zijn met autisme, ADHD, of andere complexe zorgvragen. Voor deze kinderen is intensievere begeleiding vereist, wat resulteert in een lagere kindratio. Door de lagere ratio kan elke begeleider minder kinderen onder zijn of haar hoede hebben, waardoor er meer tijd en aandacht is voor de individuele behoeften van elk kind. De organisatie volgt een berekening om te bepalen hoeveel ondersteuning een kind nodig heeft, zodat elk kind in een veilige en gestructureerde omgeving de ondersteuning krijgt die het nodig heeft.
Voorheen werd het aantal in te zetten beroepskrachten afgestemd op het aantal kinderen per basisgroep, waarbij rekening werd gehouden met de leeftijd van de kinderen. Voor een groep van 4 tot 7 jarigen met 16 kinderen werden bijvoorbeeld twee beroepskrachten ingezet. Dit systeem kende een zogeheten "BKR-ruimte", waarbij groepen met minder dan de maximale capaciteit extra kinderen konden opvangen zonder de kindratio te overschrijden.
Recentelijk is de wetgeving gewijzigd, met een verschuiving van de berekening van de beroepskracht-kindratio (BKR) van groepsniveau naar kindercentrumniveau. Deze wijziging introduceert een nieuwe verplichting voor de houder van het kindercentrum. Het aanpassen van het pedagogisch beleidsplan, het voorleggen van de wijzigingen aan de oudercommissie en het afstemmen met de medewerkers kost naar schatting gemiddeld 4 uur per kindercentrum, wat neerkomt op een totale kostenpost van € 1,7 miljoen voor alle buitenschoolse opvanglocaties.
Hoewel de wijziging regeldrukkosten met zich meebrengt, zijn er ook voordelen. Door de BKR op kindercentrumniveau kan de houder bij de indeling van de groepen meer rekening houden met de voor het kind bekende gezichten. Dit draagt bij aan het creëren van een emotioneel veilige omgeving, wat essentieel is voor de ontwikkeling van kinderen. De nieuwe regeling maakt het makkelijker om tot een optimale groepsindeling te komen, wat indirect tijd kan besparen voor de houders.
Houders hebben de vrijheid om groepen te vormen tot een maximum van 30 kinderen. Het is echter belangrijk dat de houder bij het vormgeven van de basisgroepen rekening houdt met de behoeften van het kind en de pedagogische overwegingen vastlegt in het pedagogisch beleidsplan. Bij de groepsindeling kan rekening worden gehouden met interesses, ontwikkelfases, individuele behoeften van de kinderen en talenten van de beroepskrachten. Het is niet verplicht om het maximumaantal van 30 kinderen te benutten; houders worden juist gestimuleerd om een bewuste pedagogische invulling te geven aan de basisgroepen, waarbij grotere en kleinere basisgroepen kunnen ontstaan.
GGD GHOR NL benadrukt het belang van een bekende en vertrouwde omgeving voor kinderen tot 7 jaar. De houder moet in het pedagogisch beleidsplan beschrijven hoe hier zorg voor wordt gedragen. Daarnaast zijn er zorgen geuit over de eisen die gelden bij kindercentrum-overstijgende opvang. Er werd gevreesd dat kindercentrum-overstijgende opvang zonder overeenkomst tussen houder en ouder zou leiden tot een uitholling van de inspraak van houder en ouder.
Om deze zorgen weg te nemen, zijn de eisen in het pedagogisch beleidsplan voor kindercentrum-overstijgende opvang aangescherpt. Het pedagogisch beleidsplan moet nu uitwerken hoe tijdens schoolvrije dagen invulling wordt gegeven aan verantwoorde kinderopvang in het geval van kindercentrum-overstijgende opvang. Ook moet de houder aangeven op welke locaties de opvang plaats kan vinden en hoe kindercentrum-overstijgende opvang van toegevoegde waarde is voor de ontwikkeling van het kind. De oudercommissie heeft het recht om hierover een advies uit te spreken.
Het pedagogisch beleidsplan speelt een cruciale rol in de kwaliteit van de BSO. In dit plan beschrijft de houder de overwegingen die zijn gemaakt bij de inzet van de beroepskrachten en de groepsindeling van de kinderen in basisgroepen. Hierbij wordt ingegaan op de behoeften van het kind, de vormgeving van de basisgroepen en de stabiliteit van de opvang. Het plan moet ook beschrijven hoe de houder zorg draagt voor een bekende en vertrouwde omgeving, met name voor kinderen tot 7 jaar.
Om houders te ondersteunen bij de berekening van de BKR op kindercentrumniveau, wordt er opnieuw een rekentool beschikbaar gesteld via www.1ratio.nl. Deze tool helpt houders om de juiste kindratio te bepalen en te voldoen aan de wettelijke eisen.
De kindratio in de buitenschoolse opvang is een belangrijk aspect van de kwaliteit van zorg en begeleiding. De recente wijzigingen in de wetgeving, met de verschuiving van groepsniveau naar kindercentrumniveau, bieden meer flexibiliteit en mogelijkheden om rekening te houden met de individuele behoeften van kinderen. Met name voor kinderen met extra zorgbehoeften, die opgevangen worden in BSO+, is een lage kindratio essentieel om een veilige en stimulerende omgeving te creëren. Het pedagogisch beleidsplan speelt een cruciale rol in het vastleggen van de pedagogische overwegingen en het waarborgen van de kwaliteit van de opvang.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet