Kwaliteitsborging in de Kinderopvang: De HKZ-Norm en Haar Sectorspecifieke Toepassingen
september 5, 2025
De kinderopvang in Nederland heeft de afgelopen jaren aanzienlijke veranderingen doorgemaakt. Zowel het aantal afgenomen uren als de uurtarieven zijn gestegen, terwijl tegelijkertijd uitdagingen bestaan met betrekking tot wachttijden en personeelstekorten. Dit artikel geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de kinderopvang tussen 2017 en 2023, gebaseerd op recente gegevens en onderzoeken.
Uit recent onderzoek, uitgevoerd door Significant Public in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, blijkt dat de wachttijden voor kinderopvang in 2023 wisselend zijn. Het merendeel van de ouders ervaart een wachttijd van nul tot één maand voor een plaats in de kinderopvang. Echter, een aanzienlijk deel van de ouders wacht langer. Aan het einde van 2023 had 15% van de ouders een wachttijd van meer dan drie maanden.
De wachttijden verschillen per type kinderopvang. De gemiddelde wachttijden voor kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang zijn in de loop van 2023 gedaald, terwijl de wachttijden in de gastouderopvang juist zijn toegenomen. Dit suggereert een verschuiving in de beschikbaarheid van verschillende vormen van kinderopvang.
Een specifiek aandachtspunt is de wachttijd voor kinderen met een indicatie voor Voorschoolse Educatie (VE). Ouders van deze kinderen wachten vaker langer dan drie maanden op een plaatsing in een kinderdagverblijf, in vergelijking met ouders van kinderen zonder een VE-indicatie. Het verschil bedraagt 15 procentpunt, wat mogelijk te wijten is aan personeelstekorten in de VE.
Het totale aantal afgenomen uren kinderopvang is de afgelopen jaren toegenomen. In 2023 werden er meer dan 642 miljoen uren aan kinderopvang afgenomen, tegenover ongeveer 425 miljoen uren in 2017. Deze stijging is zichtbaar zowel bij kinderdagverblijven als bij de buitenschoolse opvang. Ook het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind is gestegen. In 2023 werd er gemiddeld 610 uur kinderopvang per kind afgenomen, terwijl dit in 2017 nog 520 uur was. De stijging in het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind lijkt de laatste jaren echter af te vlakken; in 2023 was het gemiddelde aantal uren per kind gelijk aan dat van 2022. De toename van het totale aantal afgenomen uren, ondanks een stabilisatie in het gemiddelde aantal uren per kind, wordt verklaard door een toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang.
Naast de toename van het aantal afgenomen uren, zijn ook de uurtarieven voor kinderopvang gestegen. De maximale uurprijs voor buitenschoolse opvang is gestegen van €6,69 in 2017 naar €7,85 in 2023. Voor kinderdagverblijven steeg de maximale uurprijs van €7,18 in 2017 naar €9,12 in 2023. Ook de gemiddelde uurtarieven zijn gestegen over de tijd, waarbij de uurtarieven voor kinderdagopvang hoger liggen dan die voor buitenschoolse opvang.
Het is belangrijk op te merken dat het gemiddelde werkelijke uurtarief vaak hoger is dan het maximale uurtarief waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd. Ouders kunnen slechts kinderopvangtoeslag aanvragen over het deel van het uurtarief dat tot het maximum bedraagt. Dit betekent dat ouders vaak een deel van de kosten zelf moeten dragen.
De kinderopvangsector kampt met aanzienlijke personeelstekorten. De branche en belangenvereniging voor ouders Boink hebben in het verleden brandbrieven naar het kabinet gestuurd om de aandacht te vestigen op dit probleem. Er wordt geschat dat er een tekort is van ongeveer 4000 medewerkers, en dat dit tekort kan oplopen tot 35.000 in 2025.
De branche heeft in 2021 voor het eerst in twintig jaar gestaakt uit onvrede over de werkdruk. Dit onderstreept de urgentie van het aanpakken van de personeelstekorten en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in de kinderopvang.
De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal afgenomen uren kinderopvang per type opvang, in miljoenen uren:
Jaar | Buitenschoolse Opvang (x 1.000.000) | Kinderdagopvang (x 1.000.000) |
---|---|---|
2017 | 147 | 278,41 |
2019 | 177,44 | 332,4 |
2021 | 196,61 | 376,5 |
2022 | 217,36 | 406,8 |
2023 | 225,33 | 416,69 |
De volgende tabel geeft een overzicht van het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind, per type opvang:
Jaar | Totaal | Buitenschoolse Opvang | Kinderdagverblijf |
---|---|---|---|
2017 | 520 | 350 | 690 |
2019 | 540 | 370 | 710 |
2021 | 580 | 390 | 770 |
2022 | 610 | 420 | 800 |
2023 | 610 | 420 | 810 |
De kinderopvang in Nederland heeft de afgelopen jaren een groeiende vraag ervaren, wat resulteert in een toename van het aantal afgenomen uren. Tegelijkertijd zijn de uurtarieven gestegen en bestaan er uitdagingen met betrekking tot wachttijden en personeelstekorten. De wachttijden variëren per type kinderopvang, waarbij kinderen met een VE-indicatie vaker te maken hebben met langere wachttijden. De personeelstekorten vormen een aanzienlijke bedreiging voor de toegankelijkheid en kwaliteit van de kinderopvang. Het is van belang dat er passende maatregelen worden genomen om de personeelstekorten aan te pakken en de kinderopvang toegankelijk en betaalbaar te houden voor alle ouders.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet