Veilige en Efficiënte Kinderopvang: Het Gebruik van Bakfietsen en Groepsfietsen
september 5, 2025
De inzet van beroepskrachten in opleiding binnen de kinderopvang is een onderwerp dat voortdurend in ontwikkeling is, mede door personeelstekorten en de wens om voldoende gekwalificeerd personeel te behouden. Recente regelgeving en richtlijnen beogen een balans te vinden tussen het bieden van opleidingsmogelijkheden en het waarborgen van de kwaliteit van de opvang. Dit artikel geeft een overzicht van de geldende regels omtrent de formatieve inzetbaarheid van deze professionals, met inbegrip van de salarisschalen, kwalificatie-eisen en de verantwoordelijkheden van de kinderopvangorganisatie.
De formatieve inzetbaarheid van een beroepskracht in opleiding is afhankelijk van de fase van de opleiding. De Cao Kinderopvang onderscheidt vier fases, elk met bijbehorende salarisschalen. In fase 1, overeenkomend met het eerste leerjaar van een BBL- of duale opleiding, geldt salarisnummer 8, schaal 5. De formatieve inzetbaarheid begint hier oplopend van 0% tot 100%, afhankelijk van de voortgang in het leerjaar. In fase 2, het tweede leerjaar, blijft het salarisnummer 9, schaal 5, maar de formatieve inzetbaarheid is niet verder gespecificeerd in de beschikbare documenten. In fase 3, het derde leerjaar, geldt salarisnummer 10, schaal 5, met een formatieve inzetbaarheid van 100%. Ten slotte, in fase 4, na het behalen van het diploma of het vierde leerjaar, is het salarisnummer 11, schaal 6, met eveneens 100% formatieve inzetbaarheid.
Het is belangrijk op te merken dat de vaststelling van de formatieve inzetbaarheid in fase 1 en 2 gebeurt op basis van informatie van de opleidings- en praktijkbegeleider en schriftelijk moet worden vastgelegd.
Pedagogisch professionals die nog bezig zijn met hun babyscholing, mogen onder bepaalde voorwaarden formatief worden ingezet op een groep met 0-jarige kinderen. Deze voorwaarden zijn dat er ten minste één volledig gekwalificeerde beroepskracht voor 0-jarigen op de groep aanwezig moet zijn en dat de medewerker aantoonbaar ingeschreven staat voor de babyscholing. De formatieve inzet is toegestaan vanaf maximaal drie maanden voordat de scholing begint en eindigt maximaal zes maanden nadat de medewerker met de scholing is begonnen. Na deze periode is formatieve inzet alleen mogelijk als de medewerker een bewijs heeft dat de babyscholing succesvol is afgerond.
Voor opleidingen die vanaf augustus 2021 zijn gestart, is werken met 0-jarigen opgenomen in het kwalificatiedossier. Dit benadrukt het belang van praktijkervaring met baby’s voor het leerproces van BBL’ers.
De kwalificatie-eis voor een pedagogisch professional in de dagopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang (BSO) is gebaseerd op het bezit van een relevant diploma van een erkende onderwijsinstelling. Deze instellingen moeten voldoen aan de eisen van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW). Voorbeelden van kwalificerende diploma’s zijn Associate degrees in Childcare, Jeugdwerk, Kinderopvang en Pedagogical Educational Assistant.
GGD GHOR Nederland benadrukt dat de formatieve inzet van een beroepskracht in opleiding gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van de opvang. De houder van de kinderopvangorganisatie blijft verantwoordelijk voor verantwoorde kinderopvang en moet de mogelijke gevolgen van de verruimde inzet van een beroepskracht in opleiding voor de kwaliteit zorgvuldig overwegen. Een recent geïntroduceerde voorwaarde, het begeleidingsplan, dient als extra waarborg voor de kwaliteit. Uit een internetconsultatie bleek dat de reacties op de verlenging van deze maatregel ongeveer gelijk verdeeld waren tussen positief en negatief. Positieve reacties, voornamelijk van houders, zagen de verlenging als een bijdrage aan het oplossen van personeelstekorten en het faciliteren van opleidingen. Negatieve reacties uitten bezorgdheid over de administratieve lasten van het begeleidingsplan, waarna is verduidelijkt dat dit plan onderdeel kan zijn van bestaande documentatie.
Een BBL-student is tijdens de opleiding nog geen gekwalificeerde pedagogisch professional. Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie bepaalt dat uitsluitend gekwalificeerde pedagogisch professionals op een ve-groep mogen werken. Een BBL’er mag dus niet formatief worden ingezet op een ve-groep. Er worden echter wijzigingen verwacht per 1 januari 2026, waarbij BBL-studenten die een opleiding volgen tot beroepskracht ve onder voorwaarden formatief ingezet kunnen worden op een ve-groep. Dit is bedoeld om het combineren van werken en leren te bevorderen en bij te dragen aan het oplossen van het personeelstekort in de sector. De specifieke voorwaarden voor deze inzet worden nog nader uitgewerkt.
Voor het werken met 0-jarige kinderen zijn specifieke vaardigheden vereist. Een pedagogisch professional moet in staat zijn om 0-jarigen op een respectvolle manier te verzorgen, rekening houdend met hun eigen inbreng. Het is belangrijk om contactinitiatieven (verbale en non-verbale) van baby’s te herkennen en hier adequaat op te reageren. Daarnaast is kennis van tiltechnieken, het inspelen op het individuele slaap-waakritme, het stimuleren van interacties tussen baby’s en het beantwoorden van vragen van ouders over ontwikkeling en welbevinden essentieel. Het signaleren, creëren en benutten van kansen om passende activiteiten en ontwikkelingsmaterialen aan te bieden, behoort ook tot de taken.
Een leidinggevende binnen een kinderopvangorganisatie heeft diverse verantwoordelijkheden, waaronder het aansturen van medewerkers, het coördineren van interne bedrijfsvoering en het implementeren en bewaken van beleid. Dit omvat het controleren en coördineren van de dagelijkse werkzaamheden, het begeleiden, instrueren, coachen en motiveren van medewerkers, het maken van dienstroosters, het overleggen van trainingsbehoeften en het uitvoeren van werving- en selectiegesprekken. Het houden van functioneringsgesprekken en het coördineren van administratieve taken en budgetten behoren eveneens tot de taken.
De regels omtrent de formatieve inzetbaarheid van pedagogisch professionals in opleiding in de kinderopvang zijn complex en onderhevig aan verandering. Het is essentieel dat kinderopvangorganisaties op de hoogte zijn van de geldende regelgeving en richtlijnen, met inbegrip van de salarisschalen, kwalificatie-eisen en de verantwoordelijkheden van de houder. Het waarborgen van de kwaliteit van de opvang staat voorop, en het begeleidingsplan dient als een extra waarborg om dit te realiseren. De verwachte wijzigingen per 1 januari 2026 met betrekking tot de inzet van BBL’ers op ve-groepen bieden mogelijkheden om het personeelstekort in de sector aan te pakken, maar vereisen een zorgvuldige implementatie en monitoring.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet